Schaken tegen de dood
Robert Beekman
Een wereldberoemde film is die van Ingmar Bergman uit 1957: The Seventh Seal. Daarin keert een ridder terug van een missie die hem doet twijfelen aan het bestaan van God. Op een verlaten strand komt hij de Dood tegen, die hem vertelt dat zijn tijd gekomen is. Maar de witte ridder blijkt ontdekt te hebben dat de Dood verslaafd aan schaken is. En dus stelt de ridder een schaakpartij voor. Inzet: langer leven dan nu het geval is. De Dood stemt toe. Zeker als de ridder beweert béter te kunnen schaken dan hij. En de schaakpartij begint.
Hierboven tossen ze om de kleur. Uiteraard loot de Dood zwart. En hij laat direct merken dat hij daar blij mee is: “Dat past goed bij mij”.
God zou liever wit gehad hebben. Zo eind negentiende eeuw geraakte Steinitz, de eerste wereldkampioen schaken, in een psychiatrische instelling. Hij probeerde een schaakpartij te arrangeren tegen God en stuurde daartoe vele brieven met uitnodiging de deur uit. Legendarisch is de volgende stellingname: met zwart zouden we het niet zeker weten, maar met wit lukt het vast wel om remise tegen God te bereiken.
Witte stukken, omdat God licht is. Sinds Johannes in zijn Openbaringen beschreven heeft hoe na het Laatste Oordeel God in het Hemelse Jeruzalem neerdaalt op aarde, is licht één van de verschijningsvormen Gods. Niet voor niets begint The Seventh Seal met een citaat uit diezelfde Openbaringen.
“En toen de lam de Zevende Zegel opende
Was het stil in de hemel voor ongeveer een half uur
En de zeven engelen die zeven trompetten hadden
Bereidden zich voor om zich te laten horen.”
Het openen van de Zevende Zegel leidt in het visioen van Johannes het Laatste Oordeel in, waarna God zal neerdalen op aarde, en waarna geen lijden, geen ziekte en geen dood meer zal zijn.
Geen dood meer! Ziedaar de betekenis van de titel dezer film.
Zou Steinitz gehoopt hebben dat God zich niet helemaal vertrouwt voelt met de zwarte stukken? De Dood kan-ie anders maar beter wel wit geven. Die is juist blij met zwart. Steinitz overleed kort na het schrijven van de brieven aan God. Misschien heeft God zijn brief wel degelijk ontvangen en toen de Dood gestuurd. Steinitz claimde wit (een kapitale fout!) en de Dood stemde glimlachend toe.
Hoe goed zou de Dood spelen, overigens? Héél sterk, waarschijnlijk. Er zijn niet veel schakers die hem overleefd hebben. Tal had een zeer beroerde gezondheid en toch leefde hij onvoorstelbaar ongezond. Hij rookte als een ketter en dronk zich helemaal bezopen. Hij overleed op 56-jarige leeftijd aan nierfalen en gelet op zijn gesteldheid en leefstijl was dat een wonder.
Zou hij tussentijds de Dood beschwindeld hebben? Wie weet. Vlak voor zijn dood versloeg hij Gary Kasparov in een snelschaaktoernooi – de enige verliespartij van Kasparov. Onoverwinnelijk was Tal dus.
Michael Tal – Gary Kasparov
Snelschaaktoernooi van Moskou, 28 mei 1992
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.Lb5+ Pd7 4.d4 Pgf6 5.O-O a6 6.Lxd7+ Pxd7 7.Pc3 e6 8.Lg5 Dc7 9.Te1 cxd4 10.Pxd4 Pe5 11.f4 h6 Dit is een theoretische verbetering. Voorheen was 11… Pc4 gespeeld, waarna wit beter komt te staan.
12.Lh4 g5 13.fxe5 gxh4 14.exd6 Lxd6 Zwart staat prima maar wit probeert te profiteren van de ontwikkelingsvoorsprong en komt nu met een stukoffer.
15.Pd5 exd5 16.exd5+ Kf8 17.Df3 Tot hier is de partij bekend. Kasparov heeft de zetten erna niet laten zien. Wit heeft onvoldoende compensatie, maar het kostte Kasparov wel veel tijd om de goede zetten te vinden. Tal volgde rustig zijn intuïtie en speelde bedaard zijn zetjes. Uiteindelijk overschreed Kasparov in gewonnen stelling de tijd.
1-0
.
.
.
Uiteindelijk stierf Tal toch. De Dood was toch te sterk voor hem. En niet alleen voor hem, zoals uit het volgende lijstje van vroegtijdig overleden schakers blijkt:
- Adolf Georg Olland, hartaanval gedurende schaakpartij, 1933.
- Johann Zukertort, beroerte gedurende schaakpartij, 1919.
- Paul Leonhardt, hartaanval gedurende schaakpartij, 1934.
- Efim Bogoljubov stierf aan een hartaanval terwijl hij een schaaksimultaan gaf (1952).
- Gideon Stahlberg, stierf gedurende het 1967 Leningrad International tournament.
- Vladimir Simagin stierf aan een hartaanval achter het bord in een toernooi van Kislovodsk in 1968.
- De Roemeense schaakmeester Stefan Szabo kreeg een hartverlamming bij de analyse van een spannende partij, die vijf uur had geduurd (1975).
- Vladimar Bagirov had een hartaanval achter het bord in een schaaktoernooi in Finland (2000).
- Aivars Gipslis had een beroerte toen hij schaakte in Berlijn (2000).
- Howard Staunton stierf aan een hartaanval in een stoel terwijl hij een schaakboek schreef (1874).
- Capablanca stierf aan een hartaanval bij de Manhattan Chess Club terwijl hij een schaakpartij analyseerde (1942).
- Frank Marshall stierf aan een hartaanval toen hij net een schaaktoernooi verlaten had (1944).
- Alexander Aljechin is gestikt in een stuk vlees terwijl hij een schaak studeerde (1946).
- Leonid Stein, stierf aan een hartaanval op 38-jarige leeftijd – te jong – (1973).
- Paul Keres, stierf aan een hartaanval toen hij naar huis terugkeerde van een schaaktoernooi in Vancouver (1975).
- Alex Suetin, stierf aan een hartaanval na afloop van een schaaktoernooi (2001).
Schaken is een gevaarlijke bezigheid! Met name het aantal hartaanvallen in bovenstaande lijst zal u niet ontgaan zijn. En dan is het lijstje hierboven ook nog eens bezaaid met relatief bekende schakers. Onbekende schakers staan er niet eens op. Zoals Eduard Spanjaard, die bij ons op de club achter het schaakbord overleed.
In het lijstje staat wel Adolf Georg Olland, viervoudig Nederlands kampioen, oprichter van onze club en vele jaren het boegbeeld van Schaakclub Utrecht. Ook hij stierf achter het schaakbord. Op het Nederlands kampioenschap van 1933. Max Euwe en Johannes van den Bosch gaven van de schrik gelijk remise. Sämisch was er ook bij, als toeschouwer. Hij zei: “Wat een geweldig mooie dood! Zo zou ik zelf ook graag willen sterven!”
Zou de witte ridder dat ook gedacht hebben? Wil hij op een mooie manier doodgaan? Of wil hij nóg eerder kan sterven dan met de komst van de Dood al waarschijnlijk is?!? Ik vrees van niet, want hij wil juist lánger leven.
Hoe spéélt de Dood eigenlijk? De film laat er weinig over uit. Hij gaat per slot vooral om de dialogen. Maar ik stel me zo voor dat God onberispelijk mooie positionele partijen op het bord zet. Met name achter de witte stukken. De Dood, daarentegen, speelt ongetwijfeld foeilelijk en antipositioneel, maar slaagt erin, met dank aan zijn tactisch vernuft, aan het einde toch nog zijn tegenstander te trucen. Onrechtvaardig – maar zo is de dood nu eenmaal.
En ondertussen gaat het gesprek tussen de witte ridder en de zwarte Dood verder.
De witte ridder: Ik wil graag met je praten, maar mijn hart is leeg.
De Dood antwoordt niet.
De witte ridder: De leegte is als een spiegel voor mijn gezicht. Ik kan mijzelf erin zien, vervuld van angst en walging.
De Dood antwoordt niet.
De witte ridder: Ik ben onverschillig geraakt, geïsoleerd van andere mensen. Ik ben gevangen in mijn dromen en fantasieën.
De Dood: En toch wil je niet sterven. Wat zoek je?
De witte ridder: Waarom kan ik de God in mij niet doden? Waarom kwelt hij mij met deze pijnlijke en vernederende wereld? Ik zoek antwoorden. Ik wil dat God mij antwoord geeft.
De Dood: Maar hij is stil.
De witte ridder: Ik roep hem, maar het lijkt alsof niemand er is.
De Dood: Misschien is er wel niemand.
De witte ridder: Dan is het leven een wrede verschrikking. Niemand kan leven en wachten op de dood, wetend dat er niets is.
De Dood: De meeste mensen denken anders helemaal niet na over de dood of de zinloosheid van het leven.
En uiteindelijk verliest de ridder. Niet alleen de dialoog; ook de schaakpartij. Hoe kan het ook anders. Alleen met PocketFritz in zijn broekzak en een WC om de hoek had hij het misschien nog gered. En zelfs dat valt nog te betwijfelen. De film eindigt met de Dans van de Dood, die bij alle stervelingen het tijdelijke voor het eeuwige verwisselt.
De dans van de dood aan het einde van de film.