PAM 1961

Opkomst en Ondergang

Het PAM toernooi

Robert Beekman

Eduard Spanjaard regelde het. De Utrechtse leden werd eerst gevraagd zelf in een jubileumfonds te storten, maar dit leverde te weinig op. P.J.G Stuiver, toenmalig voorzitter schreef in het clubblad van juni 1961:

“Aan de leden. Eerst nu ben ik in de gelegenheid U nader in te lichten omtrent hetgeen staat te gebeuren bij de viering van ons 75-jarig jubileum. Ons jubileumfonds stond helaas niet toe in verband met de viering van bedoeld jubileum grootse en kostbare plannen ten uitvoer te brengen.
Daarom mogen wij ons gelukkig prijzen dat, dankzij voor de prijzenswaardige activiteit van onze vice-voorzitter Mr. Ed. Spanjaard, de N.V. Steenkolen Hndels Vereeniging alhier zich bereid heeft verklaard, het voorgenomen grote internationale tournooi ter gelegenheid van ons 75-jarig jubileum, te financieren.”

pamSHVDe Steenkolen Handelsvereeniging (SHV) is een handelsmaatschappij die in 1896 in Nederland ontstond uit een fusie van een aantal belangrijke kolenhandelsbedrijven, waarvan sommige al in de 18e eeuw werkzaam waren. In 1956 veranderde de SHV de divisie die met alle olie-activiteiten te maken had in de naam “Trading”. Die naam sloeg niet echt aan, en later werd deze veranderd in “PAM”. Het was onder andere een benzinemerk. Inmiddels in Europa weer verdwenen, hoewel in Australië nog steeds een bekend merknaam, werd het schaaktoernooi werd aangegrepen om meer bekendheid te geven aan die naam. Vandaar dus de naam “PAM-toernooi”.

pamstationLinks een pompstation van PAM. Met name in Nederland, Duitsland en Oostenrijk waren deze benzinestations onderdeel van het straatbeeld, ongeveer tot aan 1980.

De lokatie van de SHV, op de Rijnkade 1, waar ze nog steeds gehuisvest is, was voor de ogen van de bezoekers uit 1961 in elk geval verpletterend mooi. Net gebouwd in 1959 straalde het een moderniteit en schoonheid uit waaraan het voltallige publiek zich unaniem aan vergaapte. Evert Straat schreef erover het volgende: “Glazen deuren, linoleumvloeren waarop je kunt uitglijden of schaatsenrijden, neonbuizen, stenen trappenhuizen en dan een soort spiegelzaal, die men “kantine” durft te noemen – dat is het wel zeer moderne milieu, waarin gisteren de Schaakclub Utrecht – de club van dr. Olland van de Foreesten en van mr. Spanjaard haar 75-jarig bestaan begon te vieren. Die club heeft ook de tijden gekend van zand op de vloer, zeiltjes in plaats van borden en zeer sporadisch een kelner met slappe koffie. Vooral op zondagmorgen, als er om negen uur of half tien door bijvoorbeeld een Amsterdams tiental bevochten moest worden tegen Piccardt en Schuckink Kool en zovele anderen, van wie ik de naam vergeten ben.”

pampubliek

Een blik in de “kantine” van de SHV. Links en rechts waren er glazen wanden, waardoor een prachtig panoramisch uitzicht verkregen werd over de stad Utrecht.

“Ik heb al in heel wat plaatsen ter wereld geschaakt, maar nog nooit in een zo mooie omgeving als deze.” Aldus sprak onze Hollandse grootmeester Jan Hein Donner toen hij, met splinternieuwe weelderige baard en al gistermiddag prompt op tijd de kantine van de Steenkolen Handels Vereeniging betrad voor de eerste ronde van het PAM-toernooi.

pamgebouw

Het gebouw van de SHV, aan de Rijnkade 1. Heden ten dage (2005) nog steeds de vaste lokatie van de SHV. Het SHV-embleem boven op het gebouw, en ook het PAM-bord rechtsachter, zijn echter verdwenen.

Een eenmalig grootmeestertoernooi

Het was de bedoeling dat dit uit zou groeien tot een jaarlijkse happening. Boze tongen beweerden later dat het aan Jan van de Pol te wijten is dat er nooit een tweede PAM-toernooi is gekomen. Zijn partij in de laatste ronde tegen Kick Langeweg liep onbedaarlijk uit. Kick kon nog net het grootmeesterresultaat halen welke titel hij, gelet op zijn carrière, zo verdiend heeft. Maar daarvoor moest hij wel winnen tegen Jan van de Pol. De topspeler van Schaakclub Utrecht kromde echter zijn rug, en hield gedurende een zeeslang van 105 zetten toch nog 11,5 uur stand. De prijsuitreiking van het PAM-toernooi geschiedde hierdoor om 0.58 uur. In het jubileumboek staat: Hun feestdiner in het honderd laten lopen! Dat pikten de hoge bazen van het sponsor-bedrijf niet, zelfs niet toen Spanjaard in zijn tafelrede gekscherend voorstelde de naam van het evenement om te dopen in ‘eeuwig-schaak-toernooi’.

pamkoningGeruchten zijn echter zelden waar, zeker als ze door boze tongen uitgesproken worden, en zelfs als het in het jubileumboek van Schaakclub Utrecht zo vermeld staat! De SHV was tevreden over het toernooi zelf, was tevreden over de publiciteit die het toernooi met zich meegebracht heeft, en was tevreden over de plezierige samenwerking met Schaakclub Utrecht. Echter, het ging om een eenmalige geste, zoals ook afgesproken was, ter ere van het 75-jarig bestaan van Schaakclub Utrecht. De schakers en gemeente riepen vervolgens dat dit een jaarlijkse traditie moest worden, en Spanjaard heeft achteraf nog wel gesproken over voortzetting van de net ingezette traditie, maar daarvoor leverde de publiciteit toch te weinig waarde voor hun geld, vond de SHV. En zo kwam er een einde aan aan deze kortstondige traditie, en zou het PAM-toernooi een eenmalig ikoon binnen het fleurige spectrum van vele schaaktoernooien blijven.

Misschien kwam het door de onduidelijkheid over de naamgeving. Wat betekende PAM? Menig journalist boog zich over deze vraag. Hoe de symboliek der drie letters te ontsluieren? Spanjaard zag er een woordcombinatie in van PAT (van links naar rechts) en MAT (van rechts naar links). Iemand anders beweerde dat schaakpartijen PAM-PAM-PAM gewonnen worden. Maar al deze hersenspinsels leverden uiteraard niets op. Een aantal keren lees ik in krantenartikelen: “Wat betekenen de drie initialen PAM? Helemaal niets, hoorden wij. Het heeft wel iets met huis- en motorbrandstof te maken; meer konden wij er niet over te weten komen.” Men had navraag gedaan bij de SHV en Schaakclub Utrecht, maar kon kennelijk niet de juiste persoon vinden voor het antwoord. Dan maar een ietwat oneerbiedige verklaring opschrijven. In werkelijkheid is PAM de naam van de vrouw van één van de bestuurders (Fentener van Vlissingen).

En om hoeveel geld ging het dan? Het prijzenfonds bedroeg ƒ 1.500,-. De eerste prijs leverde ƒ 500,- op, daarna daalde de reeks met ƒ 100,- per plaats af. Dat klinkt niet veel; tegenwoordig kan een lokaal rapidzaterdagje voor de provinciale schaakhelden al dat bedrag in de pot hebben. En het klopt ook dat pas tien jaar later Fischer met zijn financiële eisen de tarieven op zou schroeven. Maar het ging niet alleen om het prijzengeld. De hotelkosten van de spelers, de maaltijden, de reiskosten (vanuit verre landen), de taxikosten, publiciteit, werkelijk alles werd betaald door de SHV. Een aantal spelers, waaronder in elk geval Matanovic, kreeg ook nog startgeld. En als je dat allemaal optelt, ging het wel degelijk om een hoog bedrag. Totaal ongeveer 22.000 gulden. Bovendien moet je de prijzen wel zien tegen de waarde van die tijd. Mijn vader kocht bijvoorbeeld in 1960 ons ouderlijk huis voor 3500 gulden, dat op het moment van dit schrijven (2003) 7,5 ton gulden waard is. Door die bril gekeken ontstaat toch een ander licht op de zaak.

In het toernooiboek lees ik dat het prijzengeld niet hoog genoeg was om spelers van wereldklasse naar Utrecht te lokken. En toch … toch! Het had niet veel gescheeld of Botwinnik en Flohr hadden meegedaan. In een krantenknipsel vóór aanvang van het toernooi zegt C.A. Schuckink Kool, kleinzoon van een ander vermaard lid van Schaakclub Utrecht en mede-organisator van het PAM-toernooi:

“Neem nou die Russen. Botwinnik en Flohr zijn uitgenodigd en hebben zich bereid verklaard te komen. Dat is, vooral wat Botwinnik betreft, een hele eer voor ons, want hij doet weinig aan dat soort toernooien mee. Maar ondanks die bereidverklaring is het best mogelijk, dat ze toch niet verschijnen. Ze hebben namelijk meegedeeld niet te weten of ze toestemming zullen krijgen in verband met de diplomatieke moeilijkheden in Nederland. We hebben er zelfs al telefoontjes aan gewaagd, maar er is nog steeds geen beslissing genomen. Daarom hebben we twee reserves op deze ‘grootmeesterplaatsen’.
Komen de Russen op het laatste moment uit een vliegtuig gestapt, en de ervaring is dat zoiets best kan gebeuren, zouden we dus plotseling niet acht maar tien deelnemers hebben. Wat ons betreft geen bezwaar. Als niemand er iets tegen heeft, wordt dan de twee rustdagen gespeeld. Wie die reserves zijn? Dat blijft voorlopig nog een verrassing!”

Dit artikel verscheen luttele dagen voor aanvang van het toernooi. Het was dus al te elfder ure! Tot op het laatste moment werd nog gewacht op een bevrijdend telefoontje, maar uiteindelijk kwam Botwinnik, die rond die tijd net z’n wereldtitel had heroverd op Tal, dus niet. Ze wilden wel, maar hadden geen visum gekregen van de Russische regering. Botwinnik was namelijk geen lid van de Communistische Partij in Rusland. Precies de reden waarom hij weinig mee kon doen aan buitenlandse toernooien. 1961 was een andere tijd. Midden in de koude oorlog. De muur was nog niet gevallen. Wereldkampioen Kasparov, discipel van Botwinnik, zou toen niet dezelfde politieke uitspraken hebben kunnen doen als heden ten dage.

Overigens viel de speelsterkte van het toernooi – voor die tijd althans – best mee. Door de FIDE werd het als een grootmeestertoernooi categorie B geclassificeerd, wat in die tijd helemaal niet slecht was. En in de kranten kan ik hetzelfde lezen. “Sterke bezetting van Utrechts schaaktoernooi”, kopt menig krantenartikel.

FIDE-normen voor meester of grootmeesterresultaten

Uiteraard was er ook in dit toernooi de hoop dat er mooie resultaten geboekt zouden worden. Donner had rond diezelfde tijd een paar prachtige resultaten in grootmeestertoernooien geboekt, en er was de hoop dat hij wellicht in de top zou meestrijden om de overwinning. In het goed bezette toernooi te Bled, kort voor PAM gehouden, stond hij bijvoorbeeld lange tijd bovenaan, om uiteindelijk toch nog de overwinning te delen met Najdorf. In PAM speelde Donner geen oninteressante partijen, maar het kwam er niet uit; teveel remises stonden een hoge eindnotering in de weg. Uiteindelijk zou hij blijven steken op 50 procent, oftewel 4,5 punt.

Langeweg zou misschien een grootmeesterresultaat kunnen boeken. Voor een grootmeesterresultaat gold: 50 procent tegen de grootmeesters; 70 procent tegen de meesters; 80 procent tegen de niet-meesters. Voor een grootmeesterresultaat had Langeweg omgerekend 5,5 punt nodig; hij bleef op 5 steken. Bijna was hij erin geslaagd om binnen één maand IM en GM binnen te halen.

Bij Dick van Geet werd de hoop gekoesterd dat hij wellicht een meesterresultaat zou kunnen behalen. Voor dat resultaat moest hij dan 4 punten behalen, wat de omzetting was van de volgende berekening: 30 procent tegen de grootmeesters; 50 procent tegen de meesters; 70 procent tegen de niet-meesters. Ook Dick was lange tijd op het goede spoor, mede omdat hij zo goed uit de startblokken kwam. Uiteindelijk bleef hij echter hangen op 3 punten.

Ook van Hans Bouwmeester werd het een en ander verwacht. In diezelfde tijd kon Hans zich in een grootmeestertoernooi zeer redelijk handhaven met scores van boven de 50 %. In dit toernooi moest Hans echter heen en weer vliegen tussen zijn werk als wiskundeleraar en de schaaktafel, want amper een ideale omstandigheid genoemd kan worden. Evengoed scoorde hij met 4 punten net onder de vijftig procent, wat, gelet op deze ongelukkig samenvallende (neven)werkzaamheden, toch niet onverdienstelijk is.

Links in het menu alle beschouwingen vooraf, achteraf en per ronde. Hieronder alle resultaten in een toernooitabel op een rij:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 Alberic O’Kelly de Galway * ½ 1 ½ ½ ½ 1 1 ½ 1
2 Karl Robatsch ½ * ½ ½ ½ 1 ½ 1 ½ 1 6
3 Aleksandar Matanovic 0 ½ * ½ ½ ½ ½ 1 1 1
4 Arthur Bisguier ½ ½ ½ * 1 ½ 1 0 0 1 5
5 Kick Langeweg ½ ½ ½ 0 * ½ ½ 1 1 ½ 5
6 Jan Hein Donner ½ 0 ½ ½ ½ * ½ ½ ½ 1
7 Hans Bouwmeester 0 ½ ½ 0 ½ ½ * ½ 1 ½ 4
8 Francisco Perez 0 0 0 1 0 ½ ½ * ½ 1
9 Dick Van Geet ½ ½ 0 1 0 ½ 0 ½ * 0 3
10 Jan van de Pol 0 0 0 0 ½ 0 ½ 0 1 * 2