Dame-indisch
Robert Beekman
Het dame-indisch, samen met de Meraner één van de betrouwbaarste verdedigingen tegen d4. Het dame-indisch ontstaat doorgaans als wit 1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 speelt, waarop zwart met b6 begint aan het fianchetteren van de dameloper. En wie dame-indisch speelt zal doorgaans ook het nimzo-indisch op het repertoire hebben staan, dat na 1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pc3 Lb4 op het bord komt.
Links de startstelling, die ontstaat na 1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 b6 4.Pc3 Lb4 5.Lg5 Lb7 6.e3 h6 7.Lh4 g5 8.Lg3 Pe4 9.Dc2 Lxc3 10.bxc3.
De beginstelling van de eerste ronde in het thema-toernooi, links in beeld, lijkt een soort van tussenvorm tussen dame-indisch en nimzo-indisch te zijn. De zwartveldige loper is afgeruild tegen het paard op c3, en het eerste kenmerk van deze stelling is de dubbelpion op c3. Het is een verzwakking op lange termijn, en mocht er ooit een eindspel ontstaan, is de kans niet ondenkbeeldig dat zwart de meest gunstige papieren heeft. Maar ook in het middenspel kan wit met name de verzwakte pion op c4 opbreken. En in het enige eindspel dat in deze ronde gespeeld wordt (Bor tegen van der Wiel), zien we dat zwart ook de zwakke pion op a2 onder vuur neemt.
De stelling is onder meer bekend uit enkele partijen tussen Gary Kasparov en Jan Timman, in hun match van 1985, een jaar voor het thematoernooi. Daarin kwamen enkele stukoffers voor van wit.
De toeschouwers zagen slechts één keer zo’n stukoffer in de beginfase. Meindert van der Linde bereikte hiermee een prachtige stelling tegen clubgenoot Hans Duistermaat, die na veel spanning in remise eindigde.
Het sleutelveld e4
Wetende dat wit reeds vroegtijdig een belangrijke verzwakking heeft, waarbij het loperpaar in deze gesloten stelling eerder nadelig voor hem is (en bovendien het paard op e4 altijd de loper op g3 nog kan slaan), komen we vanzelf bij een cruciale vraag: waaruit bestaat de compensatie voor wit?
Welnu, als u iets nauwkeuriger naar de stelling kijkt, zal het u ook opvallen dat wit een lichte ontwikkelingsvoorsprong heeft. Deze ontwikkelingsvoorsprong dient wit te gebruiken om allereerst de strijd om veld e4 te winnen. Het veld e4 is niet alleen in dame-indisch maar ook in het nimzo-indisch een cruciaal veld.
Was het niet Nimzowitsch zelf, onze grote leermeester die links in beeld is, die in zijn eigen visie op deze opening uitgebreid uitgelegd heeft dat 1… Pf6 na 1.d4 Pf6 en 3… Lb4 na 1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pc3 Lb4 allebei prophylaxis zijn om e4 van wit te verhinderen? Met b6 en Lb7 wordt de strijd op e4 voortgezet, en ook in de startstelling van deze eerste ronde, zal zwart de opening goed doorkomen als hij de tijd krijgt om met f5, d6, Pd7 en Pdf6 het paard op e4 te borgen.
De hoofdplannen van wit beginnen daarom met Ld3 en/of Pd2, de eerste poging om het paard op e4 te ondermijnen. Alle partijen in dit thema-toernooi laten de strijd om e4 zien die ook zo kenmerkend is voor dit type stellingen. En na bijvoorbeeld 10… d6 11.Ld3 f5 12.d5 (vanuit de startstelling) zien we dat wit bereid is om het veld e4 ten koste van offers en strijd te bemachtigen.
Maar als wit die strijd om het veld e4 dan wint; wat dan nog, zult u zich misschien afvragen. Op zich heeft u daar gelijk in. Het veroveren van het veld e4 is inderdaad geen doel, maar een middel. Het doel is het openen van het centrum, waar wit, zo hoopt hij, beter voor geprepareerd is dan zwart. Het openen van het centrum kan dan de eerste stap zijn om de zwaktes op de zwarte koningsvleugel bijvoorbeeld uit te buiten, of anders ruimte te geven aan het witte loperpaar, of om de stukkenmeerderheid op de koningsvleugel te gebruiken om daar een ander voordeel binnen te halen.
In elk geval verkrijgt zwart, als wit de zwarte pionnenphalanx onaangetast laat, een bevredigende stelling. Ook in ons thema-toernooi zien we dan mooie voorbeelden van een zwarte pionnenstorm op de koningsvleugel.
Waar gaat de koning heen?
Een kardinale vraag in de startstelling is: waar gaat de koning heen? Zowel wit als zwart kunnen op damevleugel en koningsvleugel een veilig heenkomen vinden. Bij rocheren op tegenovergestelde vleugels zal het spel, en dat voelt u natuurlijk ook op uw klompen aan, aanzienlijk verscherpen met wederzijdse koningsaanvallen.
De partijen
Terug naar de diagramstelling, waar alle negen partijen van de eerste ronde mee begonnen.
In deze linker uitgangspositie heeft zwart twee mogelijkheden: 10… d6 en 10… Pxg3. Met 10… d6 probeert zwart zo snel mogelijk de positie van het paard op e4 te versterken; met 10… Pxg3 wordt de strijd om e4 tijdig opgegeven om zich voor te bereiden op de strijd die erna komt.
In dit thema-toernooi is slechts één keer iets anders gespeeld, namelijk 10… h5. “Een foutieve blufzet”, zo staat in het toernooiboek. Het is inderdaad niet voor te stellen dat zwart zich dit tempoverlies kan permitteren. Al helemaal niet voor te stellen is dat een Utrechter zich met zwart zo kunnen standhouden tegen een grootmeester. Zie de volgende partij.
John Nunn – André Schenk
De loper op g3 wordt bedreigd, maar dat is een illusie. John Nunn – André Schenk vervolgde met 10… h5 11.Ld3 Valt het paard aan en dus geen tijd voor h4. 11… f5 12.d5 d6 Eerst moet veld e5 aan de loper ontnomen worden. En nu is de linkerdiagram ontstaan. Als wit nu 13.h4 speelt, heeft hij na 13… g4 14.Pd4 een vol tempo meer in de hoofdvariant. Ook 13.Pd4 belooft voordeel; na 13… Pc5 14.h4, en na 13… h4 14.Pxe6 De7 15.f3 hxg3 16.fxe4 Txh2 17.Tf1 en het witte voordeel is onberispelijk.
Nunn vervolgde echter met 13.Lxe4 fxe4 14.Dxe4 Df6 15.Pd4 Pa6. In deze stelling is 16.h4 Pc5 17.hxg5 Dxg5 18.Df3 exd5 minder aantrekkelijk, levert 16.Dxe6 Dxe6 17.Pxe6 h4 18.Pxc7 Pxc7 19.Lxd6 wit vier pionnen voor een stuk, maar wel een stelling op die eerder gunstig voor zwart is. In de partij werd het na 16.Pxe6 Dxc3 17.Ke2 Db2 18.Kf3 Df6 remise. Eeuwig schaak valt niet meer goed te vermijden.
Jaap van der Tuuk – Pieter Nieuwenhuis
Jaap van der Tuuk (boven rechts in beeld) speelde tegen Pieter Nieuwenhuis (links in beeld) 10…d6 11.Pd2 Pxd2, en won een prachtige aanvalspartij.
Pieter Nieuwenhuis – Jaap van der Tuuk
Commentaar Jaap van der Tuuk
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 b6 4.Pc3 Lb4 5.Lg5 Lb7 6.e3 h6 7.Lh4 g5 8.Lg3 Pe4 9.Dc2 Lxc3+ 10.bxc3 d6 11.Pd2 Eerste ronde, tien seconden gespeeld en nu al een verrassing voor me. Dat belooft wat!
11…Pxd2 In Miles-Etmans werd op g3 geslagen, hetgeen ik onvoorbereid griezelig vond.
12.Dxd2 Pd7 13.f3 Het meest bezorgd was ik hoe ik op 13.h4 g4 14.h5 met de bedoeling Lh4 moest reageren. 15 Dg5 lijkt het geschiktst.
13…De7 Om 14.e4 met f5 te beantwoorden. Op 14.h4 volgt nu gewoon 14… 0-0-0.
14.Ld3 f5 15.O-O O-O-O
16.e4? Nu kan zwart de stelling in het centrum gunstig sluiten. Beter is de koningsaanval onmiddellijk in te zetten: 16.a4 a5 17.De2 met het mogelijke pionoffer c4-c5 gevolgd door La6 in gedachten.
16…f4 17.Lf2 e5 18.a4 a5 Opeens stokt de witte aanval. Weer was 19.De2 met voornoemd plan het kansrijkst. Ik zeg niet dat zwart ondertussen stil zit.
19.Tfb1 Nu is de witte stelling onhoudbaar.
19…h5 20.Tb5 Ten koste van alles c4-c5. Wit zag de bui al hangen.
20…g4 21.c5 dxc5 22.dxc5 g3! 23.hxg3 fxg3 24.Le3 24.Lxg3 Pxc5 enz.; de slechte positie van de witte dame op de d-lijn is overigens in de hele partij wits ongeluk.
24…Dh4 25.cxb6 Pxb6 26.De2 Wit mag zijn zwartveldige loper niet kwijt raken, want na 26.Lxb6 cxb6 staat hij machteloos tegenover Dh2, Dh1 en Dxg2. Ondertussen dreigt 26… Pc4.
26…Txd3! 27.Dxd3 Td8 28.De2 Veld c4 moet onder controle staan. 28.Td5 Txd5! 29.exd5 Dh2+ 30.Kf1 Dh1+ anders Df5 en Dh3 31.Lg1 Lxd5 met winnende aanval.
28…Lxe4! Dreigt 29… Dh2 en 30… Ld3.
29.Td1 Er is niets anders. Op 30.fxe4 volgt Tf8!
29…Txd1+ 30.Dxd1 Pc4 Als nu de loper wijkt (30.La7) wint zwart de dame met 30… Dh2 31.Kf1 Dh1 32.Lg1 Pe3.
31.De2 Pieter zal het me wel niet kwalijk nemen dat ik dit heen en weer pesten van de dame naar e2 zeer leuk vond. De grap 31.Tb8+ Kxb8 32.Db3+ gaat niet op omdat na 32…Lb7 het paard gedekt is.
31…Dh2+ 32.Kf1 Pxe3+ 33.Dxe3 Dh1+ De laatste pointe.
34.Ke2 34.Dg1 faalt op 34…Ld3+
34…Dxg2+ 35.Ke1 Dh1+ 36.Kd2 Dh2+ 37.De2 Voor de laatste keer.
37…Lxf3 Wit geeft op.
0-1
Anthony Miles – Maarten Etmans
Maarten Etmans speelde tegen Tony Miles, (links wederom de stelling na 11.Pd2) in antwoord op 11.Pd2: 11… Pxg3 12.hxg3 Pd7.
Maarten liet vervolgens zien dat zwart, als wit hem vrijlaat zijn partijopbouw te voltooien, met zijn flexibele pionnenketen weinig te vrezen heeft van deze opzet. Integendeel, hij kwam zelfs beter te staan! Na het derangeren van zijn paard werd de pionnenopmars op de koningsvleugel echter onvoldoende ondersteund. Het was voor Miles hard werken. Hij had niet veel bereikt na de opening, maar Etmans bezweek uiteindelijk onder de grootmeesterlijke druk.
Anthony Miles – Maarten Etmans
(Commentaar Maarten Etmans)
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 b6 4.Pc3 Lb4 5.Lg5 Lb7 6.e3 h6 7.Lh4 g5 8.Lg3 Pe4 9.Dc2 Lxc3+ 10.bxc3 d6 11.Pd2 Wijkt direct af. Jammer voor de zwartspeler, die erg veel tijd in de stelling had gestoken. Meestal speelt Miles de hoofdvariant, zoals twee weken eerder in Oostende en twee weken later in Tilburg.
11…Pxg3 12.hxg3 Pd7 13.Th2 Een nieuw idee: wit gaat ontwikkelen via Le2 en Lf3 Bekend was tot nu toe slechts 13.f3 De7 13… Kf8 was minder in Svesjnikov – Vladimirov, USSR 1981. 14.Ld3 O-O-O met goed spel voor zwart, Keres – Smyslov. Pärnu 1947.
13…De7 14.Le2 O-O-O 15.Lf3 f5 16.a4 a5 17.Tb1
17…Lxf3 Onjuist volgens Miles, die 17… g4 beter vond, maar dan komt 17…g4 18.Lxb7+ Kxb7 19.Pb3 Na 19… Ka7 20.d5 en Pd4; na 19… Kc8 20.d5 of 20.c5; 19… Ta8 is misschien wel het beste.
18.gxf3 h5 19.Ke2 h4 20.g4 Dh7 Hier heeft de dame buiten de tijdelijke dreiging 21… fxg4 geen functie. Beter 20…. Df7 om langs de f-lijn tot spel te komen. Op 20…Df7 21.gxf5 exf5 moet dan de mogelijkheid … g4 serieus genomen worden.
21.gxf5 exf5 22.Dd3 Dreigt 23.c5.
.
.
22…Pb8? Zet het paard langdurig buitenspel. En dat was niet nodig. Er was niets tegen 22… g4. Als wit met 22…g4 23.c5 dxc5 24.Da6+ Kb8 25.Dxa5 (bijvoorbeeld) de damevleugel wil aanvallen, komt zwart met de tegenstoot 25…f4! De witte dame staat hopeloos buitenspel terwijl het centrum voor de witte koning geopend wordt.
23.Tb5 Thf8 24.Th1 Td7 25.Db1 Df7 26.Dg1 Df6 27.Dg2 g4? Probeert aan te vallen, maar verliest alleen maar een pion. Als zwart zich passief opstelt, is het de vraag of wit iets heeft. De zwarte pionnen zijn niet aan te tasten. De thematische opstoot c4-c5 is tegengegaan en als wit meer stukken op de damevleugel richt kan zwart als nog op de koningsvleugel gaan aanvallen.
28.fxg4 fxg4 29.Pe4 Df7 30.Kd3 Dh7 31.Dxg4 Txf2 32.Txh4 Ook na 32.Th5 Tg2 had zwart zijn toren gered. De zwarte stelling is echter desondanks hopeloos.
32…Tg2 33.Dh3 Dg7 34.Thh5 Mist een directe winst via 34.Txb6! cxb6 35.Pxd6+ Kd8 36.Th8+ Kc7 37.Pe8+
34…Kb7 35.Tbg5 Txg5 36.Txg5 Df7 37.Tf5 Dg6 38.Tf8 Dg1 39.Ke2 En hier won 39.De6 met de dreiging De8, sneller.
39…Dg7 Er dreigde 40.Txb8.
40.Df3 Ka7 41.Tf5 Te7 42.Pf6 Dh8 43.Pd5 Th7 44.Kd3 Th3 45.De4 Th4 Met 45…Dh7 had zwart wat langer weerstand kunnen bieden.
46.De7 Th7 47.Tf7 Txf7 48.Dxf7 Pa6 49.Pxc7 Pxc7 50.Dxc7+ Ka6 51.c5 dxc5 52.dxc5
1-0
Zsuzsa Polgar – Arie Schwartz
Vanuit de startstelling links, is 10…d6 11.Pd2 dus weinig kritiek voor zwart. De hoofdvariant gaat en ging ook in 1986 verder met 11.Ld3. Een belangrijk plan is dat wit probeert de stelling open te breken met f4. Ook in het thematoernooi van 1986 is dit plan drie keer aan de orde geweest.
Polgar kwam met wit heel goed te staan, maar in tijdnood hield Arie Schwartz het hoofd het koelst.
.
.
.
Zsuzsa Polgar – Arie Schwartz
(Commentaar van Arie Schwartz)
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 b6 4.Pc3 Lb4 5.Lg5 Lb7 6.e3 h6 7.Lh4 g5 8.Lg3 Pe4 9.Dc2 Lxc3+ 10.bxc3 d6 11.Ld3 f5 12.d5 Pc5 13.Pd4 Df6
14.f4 gxf4 15.exf4 Pba6 16.O-O-O Andere zetten zijn onvoldoende, men zie:
– 16.Pxe6 Pxe6 17.dxe6 O-O 18.O-O Pc5 en zwart staat prima. Vaganian – Ribli, Londen 1984.
– 16.O-O? Pb4 en zwart wint.
– 16.dxe6 Pxd3+ 17.Dxd3 O-O en zwart staat goed.
16…O-O-O Beter 16…O-O 17.The1 Tae8 18.Lf2 exd5 als in Agzamow – Tukmakow, kamp. USSR 1985.
17.Pxe6 Pxd3+ Behoudt de f-pion. Nu zou wit na 17…Pxe6 18.Lxf5 Pac5 19.The1 Tde8 20.Te3 beter komen te staan. Wit heeft het loperpaar, een goede grip op het centrum, en ook nog een mooie pionnenmeerderheid op de koningsvleugel.
18.Txd3 Tde8 Dreigt 19… Txe6.
19.Te1 Pc5 Zwart kan niet langer wachten. Na bv 19… Te7 komt met 20.Df2 de dubbele dreiging Dd4 en Lh4.
20.Pxc5 Txe1+ 21.Lxe1 bxc5 22.Te3 Kb8
Ook in deze stelling staat wit echter beter: een mooie grip op de enige open lijn in deze stelling, en ook kansen om binnen te vallen.
23.Da4 Verhindert La6 en Te8, en dreigt binnen te vallen op d7. In sommige varianten kan wit ook nog switchen naar een aanval op de damevleugel met Te2 (als de zwarte loper naar c8 gaat is dat bijvoorbeeld een overweging).
23…Dg6 24.Lg3 Een moeilijke keus (reeds in tijdnood). Ook
– 24.Te2 Dg4 of
– 24.Tg3 De8 levert niets op.
– Beter was wellicht het lelijke 24.g3 Dh5 25.h4
24…h5 25.Te2 a6 25… h4 kon niet, omdat wit dan switcht naar de damevleugel: 26.Tb2! en zowel
– 25…h4 26.Tb2! De8 27.Dxe8+ Txe8 28.Lxh4 als
– 25…h4 26.Tb2! Ka8 27.Db5 Tb8 28.Lxh4 verliezen een pion.
26.Dd7 Df6 En nu verliest 26… h4 wegens 26…h4 27.Lxh4 Txh4 28.Te7
27.Le1 Tc8 28.Te6 Dh8
29.Kd2 Wit wil de koning centraliseren en de f-pion dekken. In tijdnood van beide kanten loopt dit mis. Wit gaat zetherhaling uit de weg. In deze stelling was Te7 de duidelijkste weg naar de winst geweest. Zwart zit helemaal vast, en wit kan op zijn gemak de pionnen op de koningsvleugel veroveren.
29…Dg8 30.Te2 Dg4 31.Ke3 Dg6 32.Kd3 Dg4 33.Ld2 h4 34.h3 Dg3+ 35.Le3 Wit blijft echter de hele tijd duidelijk beter staan; hier had 35.Kc2 Dg6 36.Le1 Dh5 37.Te7 Dg6 38.Tg7 wit teruggebracht op de gecentraliseerde winstweg.
35…Tf8 36.Tb2 En hier begint het definitief mis te gaan. Nog altijd was 36.Kc2 Lc8 37.De7 beter geweest voor wit, maar niet meer zo gewonnen als eerst.
36…De1 37.De7 Na 39.Dc6 moet zwart remise houden met 37.Dc6 Df1+ 38.Kc2 Dxg2+ 39.Ld2 De4+ 40.Kd1 en eeuwig schaak.
37…Dd1+ 37… Tg8 was nog sterker.
38.Ld2 Wit laatste kans op remise was Td2.
38…Tg8 39.Dxh4 Txg2 De dreiging De2 en Dxd2 is nu niet te verhinderen, behalve door:
40.De1 Dxe1 41.Txb7+ Kxb7 42.Lxe1 Txa2 43.h4 Th2 44.Ke3 a5 45.Kf3 a4 46.Lg3 Th3
0-1
Bas van Gaalen – Jan Veerman
In Bas van Gaalen (links) – Jan Veerman (rechts) opnieuw een stelling waarin wit f4 deed. Hier ving Veerman alles koelbloedig op en won hij in de uitvluggerfase een lastig eindspel.
Bas van Gaalen – Jan Veerman
(Commentaar Bas van Gaalen)
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 b6 4.Pc3 Lb4 5.Lg5 Lb7 6.e3 h6 7.Lh4 g5 8.Lg3 Pe4 9.Dc2 Lxc3+ 10.bxc3 d6 11.Ld3 f5 12.d5 Pc5 13.Pd4 Df6 14.O-O Pba6 15.f4 gxf4 Vooral niet 15…Pxd3 16.fxg5 hxg5 17.Pxe6 Pdc5 18.Txf5 De7 19.Taf1 en wit heeft een sterke aanval (Psachis in Informator 40). In de hoofdklasse-partij Peek-Hoeksema bleek de witspeler twee weken voor het thematoernooi zijn lesje te kennen. Er volgde: 19…Pxe6 20.Tf7 Dxf7 21.Txf7 Kxf7 22.Df5+ Kg8 23.Dxe6+ Kg7 24.Dg4 Kf6 25.e4 Lc8 26.e5+ dxe5 27.Lxe5+ Kxe5 28.Dd4+ Kf5 29.g4+ Kg6 30.Dxh8 Lb7 31.Dh5+ Kf6 32.Dh6+ Kf7 33.Dh7+ Kf8 34.Df5+ Kg7 35.Dxg5+ Kh7 36.De7+ Kh8 37.d6 1 – 0.
16.Txf4
Aangegeven in Informator 40 (Aanbeveling Psachis).
16…Pxd3 17.Dxd3 Pc5 18.Df1 Sterker is 18.Dc2 (ook 18.De2 is een mogelijkheid): 0-0 19.Taf1 Dg6 20.Th4! Tae8 21.Lf4 e5 22.Txh6 Df7 23.Tf3 exf4 24.Tfh3 Dg7 25.Pxf5
18…O-O 19.Lh4 Na 19.dxe6 Pxe6 na 19… Le4 20.Lh4 Dg6 21.e7 Tf7 22.Td1 staat wit iets beter
20.Txf5 Dg6 heeft zwart compensatie voor de pion.
19…Dg6 19…De5 20.Te1 en zwart staat voor zijn eigen pion die hij zo graag wil opspelen.
20.Te1 Raakt de draad kwijt. Na 20.dxe6 Pxe6 21.Pxf5 Kh8 22.Tf2 zal zwart ook compensatie hebben voor zijn pion, maar mag hij dat nog bewijzen.
20…Tae8 Gespeeld met de bedoeling 21… e5; op meteen 20… e5 volgt natuurlijk 21.Pxf5 met winst.
21.Tf3 Kh7 22.e4 f4
Deze zet had wit overzien.
23.Th3 Wanhoop.
23…e5 24.Pb5 Want 24.Pf5 Lc8
24…Lc8 25.Tf3 Lg4 26.Pxc7 26.Tf2 Pxe4 is ook niets.
26…Lxf3 27.Dxf3 Tc8 28.Pb5 a6 28… Tf7 en 29… a6 wint eenvoudig.
29.Pa7 Tc7 30.Pc6 Tff7 31.h3 Tg7 32.Te2 Tb7 33.Pd8 Tbd7 34.Pc6 b5 35.Lf2 Df6 35…Pa4 had zwart op de goede weg naar de winst gehouden. Nu wordt het moeilijker.
36.cxb5 axb5 37.Lxc5 37.Tb2 is beter.
37…dxc5 38.Dh5 Geeft zwart weer een gewonnen stelling.
38…f3 39.Tf2 Txg2+ 40.Kf1 Tg5 40…Dxc6 had in één klap gewonnen.
41.Dxf3 Dxf3 42.Txf3 Tdg7 Na de tijdcontrole de balans opmakend, heeft wit aardige compensatie gecreëerd voor de kwaliteitsachterstand.
43.Ke2 Kg8 44.Ke3 Interessant was hier 44.d6 met dreiging Pe7 en d7. Na 44.d6 Td7 45.Tf6 Kg7 46.Te6 heeft wit zwart even in de houdgreep. Maar na 44.d6 Tg2+ 45.Ke3 Ke1 Txa2 en Ta8
45…Td7 46.Tf6 Tg3+ en nu na Kf2 Txc3 en na Kd2 Txh3. In beide gevallen speelt zwart na Pxe5 Ta7 mat via a2 en de onderste rij. Zwart krijgt zo alsnog een toren achter de d-pion, wat in combinatie met matdreigingen voldoende moet zijn voor de winst.
44…Tf7 45.h4 Tg2 Na 45…Th5? 46.d6! Td7 46… Txf3 47.Kxf3 Txh4 48.d7 of 46… Txh4 47.Pe7
47.Pe7+ Kg7 48.Pf5+ Kg6 49.Kf2 staat zwart praktisch pat.
46.Txf7 Kxf7 47.Pxe5+ Ke7 48.Pc6+ Kd6 49.Pa7 Zwart staat gewonnen.
49…Tb2 50.a3 c4 51.Kf4 Tf2+ 52.Ke3 Tb2 53.Kf4 Kc5 54.Ke5 Tb3 55.d6 Txc3 56.Ke6 Td3 57.e5 c3 58.Pc8 c2 59.Pe7 c1=D 60.d7 Dd2 61.Pf5
0-1
Tom de Jong – Jan Timman
Tom de Jong (rechts) – Jan Timman (links) was de laatste partij met f4. Hier bleek f4 in het geheel niet effectief te zijn omdat zwart al e5 gespeeld had. Timman, die voor het eerst sinds maanden weer achter de schaakstukken was gaan zitten, kreeg na pionverlies goede compensatie, doch raakte de draad kwijt in tijdnood en blunderde een toren weg.
Tom de Jong – Jan Timman
(Commentaar van Tom de Jong)
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 b6 4.Pc3 Lb4 5.Lg5 Lb7 6.e3 h6 7.Lh4 g5 8.Lg3 Pe4 9.Dc2 Lxc3+ 10.bxc3 d6 11.Ld3 f5 12.d5 Pc5 13.Pd4 Df6 14.O-O Pxd3 Een nieuwtje. (RB: En naar de stand van zaken in de theorie anno 2000 een slecht nieuwtje.) Zwart ruilt een van zijn beste stukken af en versnelt de witte kansen bij het openen van het centrum.
15.Dxd3 e5
16.Pb5 Beter is 16.Pxf5 waarna de stelling uit de 6e matchpartij Timman – Kasparov ontstaat met het verschil dat er geen h4 van wit en g4 van zwart is ingelast. Timman was voor deze versie van het stukoffer meer bevreesd dan voor de versie van Kasparov.
16…Pa6 17.f4 Eén van de witte standaardplannen in het openen van het centrum.
17…O-O Zwart is dit keer goed voorbereid op het openen van het centrum. Er komt een paard op c5, de dametoren gaat naar e8 en het witte paard komt buitenspel te staan.
18.fxe5 dxe5 19.Tad1 Pc5 Een onnauwkeurige zetvolgorde. Door eerst 19…Tf7 te spelen kon zwart het witte tegenspel sterk beperken.
20.Dc2 Tf7
21.Pxc7! Tc8 Timman gebruikte hier veel tijd om de stelling te taxeren. Na aannemen van het stukoffer levert wit een gewonnen stelling op. Na 21…Txc7 22.Txf5 Dg6 23.Lxe5 Tf7 24.Txf7 Dxc2 25.Tg7+ Kf8 26.Tf1+ Ke8 27.Ld6 en zwart groot materiaal teruggeven om mat te verhinderen. Wit blijft actief staan en zelfs eeuwig schaakmogelijkheden zitten er voor zwart niet in.
22.Pb5 In de commentaarzaal suggereerde Böhm 22.d6. Na 22.d6 Le4 23.De2 Td7 offert wit een kwaliteit met 24.Td5 Lxd5 pion e5 was niet meer te verdedigen en na 24… f4 25.exf4 wordt de witte loper weer zeer actief via het veld d4 25.Pxd5 Dxd6 26.Txf5 Tf7 27.Txf7 Kxf7 28.Dh5+ Kg7 29.h4 en de zwarte stelling begint te kraken.
RB: Allemaal zeer interessant, maar na 22.d6 Pe4 heeft wit weinig beter dan alsnog 23.Pb5, en dan heeft wit ook nog een zwakke pion op d6.
22…a6 23.Pa3 Pe4
24.Db3
Na deze zet heeft wit een positioneel verloren stelling. Beter was 24.Dxe4 fxe4 25.Txf6 Txf6 26.Lxe5 waarna een interessante stelling ontstaat met zeker geen mindere kansen voor wit. De gedekte vrijpion van d5 is zeer lastig, en de ongelijke lopers zijn hier in het voordeel van wit. De belangrijkste pointe is dat wit na 26…Tf5 27.Ld4 b5 ofwel 28.d6 (bxc4 29.d7 Td8 30.Lb6) ofwel 28.g4 kan proberen, met vrijpionnen op de damevleugel.
24…h5 25.Le1 Dd6 26.Ld2 h4 27.Lc1 Dc5 28.Db4 Pd6 Een zet waar Timman achteraf erg ontevreden over was. Door met Kg8-g7-g6 zijn pionnen op de koningsvleugel te gaan “überdecken” kon zwart zijn stelling versterken terwijl alle witte stukken passief blijven staan. Door 28… Pd6 in combinatie met zwarts volgende zet verkrijgt wit tegenspel.
29.Tf2 b5 29…Pe4
30.cxb5 axb5 31.Pb1 Db6 Het eindspel na 31…Pe4 32.Tff1 Dxb4 33.cxb4 Tc2 moet redelijk gunstig voor zwart zijn, wegens zijn actieve stukken. De pion achterstand is van weinig waarde; zwart kan hem zo weer terugveroveren.
32.Pd2 32.Db3 is beter.
32…Tfc7 Er was niets mis met 32…Lxd5 Als het paard weggaat, kan zwart verdedigen met 33… Tc4 34.Da3 Ta7. Na 32… Lxd5 heeft zwart wederom minimaal een gelijke stelling.
33.a4 33.La3 Td8 34.c4 had weer een duidelijk betere stelling voor wit opgeleverd.
33…Txc3 Wederom was er niets mis met 33… Lxd5. Nu lijkt het wederom dat een vertrekkend paard de loper en het paard op de d-lijn onder vuur neemt, maar opnieuw is na een paardzet 34… Tc4 35.Da3? Txa4 reddend.
34.La3 Net als op de vorige zet sterk.
34…T8c5 In de stelling na wits 34e zet had wit nog enkele minuten terwijl zwart inmiddels minder dan een minuut over had. Het was ook een zeer lastige, complexe partij geweest, en hier gaat zwart definitief de mist in. Ook
– 34…T3c5 35.a5 Dd8 36.e4 had een duidelijk betere stelling opgeleverd voor wit.
– Terwijl 34…T3c5 35.Db1 Txd5 36.Lxd6 net zo veelbelovend is.
– 34…Pf7 laat de pion op f5 ongedekt, en wie de stelling nader onder de loep neemt, zal vanzelf ontdekken dat wit in alle varianten beter staat.
35.Pb3 Txd5 In tijdnood gaat een volle toren de mist in. Beter 35.T5c4 waarna wit met 35…T5c4 36.Dxd6 Dxd6 37.Lxd6 Txb3 38.axb5 Txb5 39.Txf5 echter een gewonnen eindspel overhoudt.
36.Txd5 Lxd5 37.Dxc3 bxa4 38.Pd2 Pf7 39.Txf5
1-0
De stelling openbreken met een stukoffer
Hoe veelbelovend f4 ook lijkt te zijn, en zeer goed past bij het witte plan om de stelling in het centrum open te breken, toch blijkt zwart met goed spel heel redelijk stand te kunnen houden. Anno 2000 is ook duidelijk geworden dat de meest gevaarlijke en veelbelovende strijdwijze tegen de zwarte opening een stukoffer is.
Een jaar tevoren (in 1985) begon Kasparov in zijn match tegen Timman met stukoffers de zwarte stelling te bestoken.
Vanuit de linkerdiagram zijn twee typen stukoffers mogelijk, beide door Kasparov gespeeld. In de zesde matchpartij te Hilversum (1985) volgde 15.0-0 Pxd3 16.Dxd3 e5 17.Pxf5 Lc8 18.Pd4 (na 18.e4 Lxf5 exf5 staat zwart beter omdat hij een goed paard tegen slechte loper heeft; een groot gevaar voor in dit type stellingen). In de vierde matchpartij volgde 15… Pba6 16.Pxe6 Pxe6 17.Lxf5 Pg7.
Beide mogelijkheden leiden tot messcherpe stellingen, en anno 2000 is duidelijk geworden dat Kasparov toentertijd het niet alleen leuk vond het bord in vuur en vlam te zetten, maar ook voor de sterkste voortzettingen gekozen had. Er volgde nog een aantal testen, maar toen was duidelijk dat wit met het stukoffer voordeel bereikt. Wit krijgt maar een paar pionnen voor het stuk, maar belangrijker is dat de zwarte stukken op de damevleugel te laat de koningsvleugel te hulp kunnen schieten.
Meindert van der Linde – Hans Duistermaat
Evengoed, zo simpel is het allemaal nog niet! Er ontstaan waanzinnig complexe stellingen! Meindert van der Linde (links) en Hans Duistermaat (rechts) kopieerden heel wat zetjes van één van de partijen tussen Kasparov en Timman, voordat Meindert met een nieuwtje kwam, aanbevolen door de wereldkampioen zelf.
Meindert verkreeg winnend voordeel, maar secure verdediging van Hans en tijdnood droegen bij tot de deling van het punt.
Meindert van der Linde – Hans Duistermaat
(Commentaar redactie)
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 b6 4.Pc3 Lb4 5.Lg5 Lb7 6.e3 h6 7.Lh4 g5 8.Lg3 Pe4 9.Dc2 Lxc3+ 10.bxc3 d6 11.Ld3 f5 12.d5 Pc5 13.h4 g4 14.Pd4 Df6
15.O-O Andere zetten zijn onvoldoende:
– 15.Pxe6 Pxe6 16.dxe6 Lxg2 17.Tg1 Lf3 18.Lxf5 Pc6
– 15.h5 O-O 16.Lh4 De5
15…Pba6 16.Pxe6 Pxe6 17.Lxf5 Pg7 18.Lg6+ Kd7 19.f3 Taf8 20.fxg4 De7 21.e4 Kc8 22.Dd2
.
.
.
.
.
22…Kb8 Allemaal bekend uit Kasparov – Timman. Zoals Meindert in deze partij speelt, leidt het naar voordeel voor wit. Daarom is dit een belangrijk moment waarop naar alternatieven gezocht moet worden. Een aantal Utrechters nam bij de voorbereiding 22… Pc5 onder de loep. Na 22…Pc5 23.Txf8+ Txf8 24.Dxh6 La6 25.Dd2 Lxc4 26.h5 Pe8 27.Dd4 krijgen we vergelijkbare varianten als in de partij.
Anderen hadden gekeken naar 22…Pc5 23.Txf8+ Txf8 24.Dxh6 Df6 wat enkele weken na dit thematoernooi in Tilburg gespeeld werd tussen Miles en Timman. Er volgde 25.Lf5+ Pxf5 26.Dxf6 Txf6 27.exf5 La6 28.Lf2 Lxc4 29.Ld4 Tf7 30.f6 En na Th7 verloor Timman snel. Er is nog een poging gedaan om, op voorstel van Timman met 30… Pd7 een reanimatiepoging te doen van het zwarte spel, waarbij in sommige varianten zwart langs afgronden zich nog kon redden. Allemaal niet relevant; na 28.h5 (in plaats van Lh4) Lxc4 29.Lh4 levert wit een extra tempowinst op in vergelijking tot de partij. Vier vrijpionnen op de koningsvleugel, met zwarte stukken die nog omgespeeld moeten worden en een zwarte toren die hopeloos verkeerd VOOR de pionnen staat; dat moet voldoende zijn. Niet voor niets zou deze variant later uit de gratie raken en zwart zijn heil zoeken in 10… Pxg3.
23.Dd4 Voorgesteld naar aanleiding van Kasparov – Timman, 4e partij, waarin zwakker 23.Txf8+ Txf8 24.Dxh6 Lc8 werd gespeeld.
23…Pe8 24.e5 Kasparov heeft hier 24.Txf8 Txf8 25.Tf1 voorgesteld, vanuit de gedachte dat het afruilen van stukken op de koningszijde de witte vrijpionnen sterker maken.
Een andere mogelijkheid is 24.Tf7. In Salov – Timman, match Saint John 1988, wist zwart zich na
24.Tf7 Txf7 25.Dxh8 Tf8 26.Dxh6 uiteindelijk staande te houden. Meindert kiest voor een gezond concept: hij versterkt eerst zijn positie in het centrum, voordat hij de vrijpionnen in beweging brengt.
24…dxe5
25.Lxe5 Veel beter dan de aanbeveling 25.Dxe5 van Timman in New in Chess. Daarop had Duistermaat 25.Dxe5 Dd8 gedaan en dan staan de witte stukken veel minder goed dan in de partij.
25…Thg8 26.h5 Pd6 Eerst 26…Txf1+ 27.Txf1 Pd6 28.Lf4 komt op hetzelfde neer. Ook eerst 26…Pc5 komt in aanmerking.
27.Txf8+ Txf8 28.Lg7 Tg8 29.Lxh6 In vergelijking tot andere partijen blijft de dame nu centraal op d4 staan, in plaats van buitenspel op h6.
29…Pc5 30.Tf1 La6 31.Lf4 Een alternatief is 31.Df6. Dameruil is heel gunstig voor wit; er staan teveel lichte stukken van zwart om de damevleugel om de vooruitgeschoven witte pionnen op de koningsvleugel tegen te houden. Het nadeel is echter dat de zwarte loper na 31.Df6 Dxf6 32.Txf6 Lxc4 33.Lf4 Lxd5 weer in het spel komt. 34.h6 kan dan niet wegens Pd7 en kwaliteitswinst.
31…Pxc4 Nu kan 31… Lxc4 natuurlijk niet wegens 31…Lxc4 32.Lxd6 De zwarte loper kan voorlopig nog niet in het spel gebracht worden.
32.g5 Pd6 33.Tb1 Deze zet verraste zwart volkomen. Hij dacht dat alle grappen tegen zijn koning er nu wel uit waren; het paard op c5 hangt. Zwart moet overigens nu direct met zijn stukken naar de koningsvleugel om wat aan de gevaarlijke vrijpionnen te doen.
33…Pd7 34.Df2 Wil de toren naar e1 spelen. Ook 24.Ld2 (met hetzelfde idee van Te1) is niet mis.
34…Lc4 35.Te1 Dg7
36.Lxd6 36.Dg3 is winnend. De dame ondersteunt de witte pionnen, dekt pion c3 en dreigt 37.Lxd6. 36… Lxd5 is dus niet mogelijk. De tekstzet ruilt een aantal cruciale verdedigingsstukken en maakt het heel lastig voor zwart, maar er is nog een ultieme reddingsmogelijkheid. Wit bevond zich hier overigens in grote tijdnood.
36…cxd6 37.Df7 Dxf7 38.Lxf7 Txg5 39.h6 Pf6 40.Te6 Ph7 De enige verdedigingskans was hier 40…Tf5 41.g4 Tf4 42.g5 Pe4 heeft zwart een eeuwig schaakmechanisme: Tf2-f1-f2-f1. Indien de witte koning naar h3 gaat: Lf1-e2-f1-e2. Indien 43.Txe4 Txe4 44.g6 dan kan zwart nog maar net met bv
44…Ld3 45.h7 Th4 en Txh7 remise houden.
41.Lg6 Eerst 41.Txd6 had wit weer goede winstkansen gegeven.
41…Lxd5 42.Te8+ Kc7 43.Lxh7 Txg2+ 44.Kf1 Th2 45.Te7+ Kc6 Een blunder na zeer enerverende strijd. Na 45…Kd8 46.Txa7 Txh6 kan het weinig anders dan remise worden.
46.Lg6 En hier gaf wit remise wegens tijdnood. Hij staat gewonnen wegens de dreiging 47.Le8 Kc5 48.Tc7.
1/2-1/2
De juiste verdediging voor zwart: Pxg3
Niet lang na het thematoernooi werd het stukoffer meermalen gespeeld, en toen een paar jaar later duidelijk werd hoe moeilijk de verdediging voor zwart was, bekeerden de grootmeesters zich massaal tot 10… Pxg3 (ook Timman!) En dan met name als vervanging voor 10… d6. Zwart geeft vroegtijdig en tijdig zijn positie op e4 op (die toch onhoudbaar is), om zich vervolgens voor te bereiden op de strijd die erna komt. De reden waarom 10… Pxg3 beter is dan 10… d6 11.Ld3 Pxg3, is gelegen in het feit dat zwart, zodra wit met de f-pion terugslaat op g3, beter kan kiezen voor een variant zonder … d6 en met … Pc6. En als wit met de h-pion terugslaat, moet zwart alsnog … d6 en … Pd7 spelen.
In eerste instantie sloegen de witspelers op geheel natuurlijke wijze met de h-pion terug, maar die speelwijze bleek weinig voordeel op te leveren tegen de flexibele zwarte pionnenstructuur, zie bijvoorbeeld de partij tussen Miles en Etmans hierboven. Maar toen kwam iemand op het ludieke idee met de f-pion terug te slaan. Na 10… Pxg3 11.fxg3 g4 12.Ph4, ontstaat de linkerdiagram en zijn de pionnen op de koningsvleugel geblokkeerd. Evengoed vraagt u zich ongetwijfeld af waar wit toch in godsnaam mee bezig is. Het witte paard op h4 kan namelijk nooit meer in het spel gebracht worden.
Maar dat valt mee. Wit vergroot de druk op de f-lijn door de zware stukken te tripleren, en Timman, die in één van zijn partijen wit had in dezelfde opening en deze partij besprak in een boek van hem, zei hierover dat het paard inderdaad buitenspel staat, maar ooit weer tot leven zal komen, desnoods met een stukoffer op g6. Als hij zo’n 25 zetten later inderdaad met dat (winnende) stukoffer komt, verwijst hij nog eens subtiel naar het commentaar van 25 zetten eerder.
Philip du Chattel – Vlastimil Hort
De balans is echter nog niet verstoord. In Philip du Chattel (links) tegen Vlastimil Hort (rechts) werd wit wederom overspeeld door een zware koningsaanval, één van zwarts grote troeven. De Utrechter kreeg geen vaste voet aan de grond.
Horts zetje 13… c6 leek vreemd, maar bleek niet slecht uit te vallen. Snel rolde Hort zijn tegenstander op.
Philip du Chattel – Vlastimil Hort
(Commentaar Phillip du Chattel)
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 b6 4.Pc3 Lb4 5.Lg5 Lb7 6.e3 h6 7.Lh4 g5 8.Lg3 Pe4 9.Dc2 Lxc3+ 10.bxc3 d6 11.Ld3 Pxg3 12.fxg3 Pd7 13.Le4 c6
Hort zei dat hij hier wel eens mee geëxperimenteerd had. Waarom het hem niet beviel zien we later. Het alternatief is hier … d5.
14.O-O De7 Hort was na 14… Dc7 bang voor 15.Lg6. Directe winst zit er dan niet in: 14…Dc7 15.Lg6 Pf8 16.Lxf7+? Dxf7 17.Pe5 Dh7 en zwart wint. Maar na 16.Lh5 O-O-O 17.Pd2 staat wit toch wel goed.
15.Tae1 Om over de e-lijn te kunnen ingrijpen. Het is echter te traag. Hort gaf 15.Da4 aan: 15.Da4 d5 16.cxd5 cxd5 17.Ld3 (17.Pe5 f5 18.Ld3 is nog overtuigender.) 17…O-O 18.Lb5 Tfd8 19.Lxd7 Dxd7 20.Dxd7 Txd7 21.Pe5 Tc7 22.Tf6 met wit voordeel.
Dus: 15.Da4 d5 16.cxd5 exd5 17.Lf5 O-O 18.Lxd7 Dxd7 19.Pe5 De6 20.Dc2 La6 21.Tf2 met wellicht een voordeeltje voor wit.
15…O-O-O 16.Pd2 Consequent doorgaan had wellicht geen kwaad gekund (16.Ld3). Bovendien is Da4 een nuttige zet na de lange rochade: 16… d5 17. cxd5 opent alvast wat lijnen naar de zwarte koning, en dus is 16… Kc7 aangewezen.
16…h5
Nu rolt het in één keer over me heen.
17.Pb3 f5 18.Ld3 h4 19.gxh4 Txh4 20.e4 f4 21.c5 dxc5 22.e5 Tdh8 23.h3 g4 24.Txf4 gxh3 25.Df2 Txf4 26.Dxf4 hxg2 27.Te2 c4
0-1
.
.
.
.
Willem Bor – John van der Wiel
In Willem Bor (links) – John van der Wiel (rechts) kwam zwart met een nieuwtje, namelijk … h5, dat in het toernooiboek het predikaat ‘sterk’ meekreeg. Na 10… Pxg3 11.fxg3 g4 12.Ph4 Dg5 13.Dd2 d6 14.Ld3 Pd7 15.0-0 h5 16.Tf4 Th6 17.Df2 Tf6 18.Tf1 Ke7 19.e4 Th8 ontstond de linkerdiagram. Het idee van zwart is gewoon de zware stukken af te ruilen en het eindspel te winnen. De kwetsbaarheid van de pionnen op c4 en a2 spelen hierbij andermaal een rol.
Hoe veelbelovend dit nieuwe plan er ook uit moge zien, mei 1991 liet Valery Salov tegen dezelfde John van der Wiel zien hoe het (vanuit de diagram linksboven) wel moest: 20.c5 bxc5 21.Lb5 c6 22.Ld3 Lc8 23.Kh1 Thh6 24.e5 dxe5 25.dxe5 Dxe5 26.Pf5 en wit wint ofwel de kwaliteit ofwel een dame tegen toren en paard, hetwelk eindspel Salov straf wist te winnen.
Willem Bor wist dit achter het bord niet te vinden, en verloor het eindspel, dat duidelijk maakt hoe gunstig het eindspel voor zwart kan zijn, en dat op zichzelf instructief genoeg is om na te spelen. De verdere zetten in Bor – Van der Wiel waren: 20.Te1 Tg8 21.Tf1 Txf4 22.gxf4 g3 23.fxg5 gxf2+ 24.Txf2 Txg5 25.Pf3 Ta5 26.Tc2 Pf6 27.Pd2 Tg5 28.Tc1 h4 29.Tf1 h3 30.g3 Ta5 31.Ta1 c5 32.d5 Ta3 33.Pb1 Ta4 34.Pd2 Pg4 35.Lc2 Ta3 36.Lb3 Pe5 37.Tf1 a6 38.Tb1 Lc8 39.Kf2 b5 40.cxb5 axb5 41. c4 La6 42.cxb5 Lxb5 43.dxe6 fxe6 44.Lxe6 Kxe6 45.Txb5 Txa2 46.Ke1 c4 47. Kd1 c3 48.Pb3 Txh2 49.Pd4+ Kf6 50.Td5 Td2+ 51.Kc1 h2 52.Txd6+ Kg5 0-1.