Mens en computer
Robert Beekman
In het 46ste kampioenschap van de oude Sovjet-Unie, speelde de toen vijftienjarige Kasparov tegen Bagirov. Met wit kreeg Kasparov de Caro-Kann voorgeschoteld en koerste hij op een offer op e6 af. Hij bereidde het keurig netjes voor, maar toen het er op aankwam, deed-ie het toch niet. Hij twijfelde. Maar waarom toch? Alles was naar dit ene hoogtepunt toe geleid. De Grote Kasparov twijfelde en wikkelde af naar een eindspel. De partij eindigde daarop snel in remise.
Maar dan komt de post-mortem analyse. Al gauw krijgt de partij flink wat belangstelling van collega grootmeesters. Kasparov legde uit dat hij Pxe6 wilde spelen, maar dat hij het toch niet aandurfde. Samen met de collega grootmeesters gaat hij op nader onderzoek uit. Nu iedereen wat door elkaar roept blijkt het stukoffer kansrijk uit te pakken, en uiteindelijk ontstaat er het algemene gevoel van: waarom heb je het eigenlijk niet gedaan?! Kasparov voelt zich in het nauw gedreven, en roept dan op een gegeven moment uit: “Ik heb niet alles tot het einde kunnen doorrekenen!!” Waarop Tal droog opmerkt: “Wen er maar aan, Gary: eerst offeren, dan rekenen!”
En ik weet niet of Kasparov zich dat advies ter harte genomen heeft, maar ik weet wel dat ook Kasparov zich er in zijn latere carrière bewust van was dat niet al zijn offers correct waren. Soms probeerde hij het gewoon, in de hoop dat de tegenstander de draad kwijt zou raken.
Links is die stelling. Kasparov – Bagirov, 1978. Hoe goed is Pxe6? In de praktijk speelde Kasparov Lb3 b5 c4 bxc4 Dxc4 Dxc4 Lxc4, en dit eindspel werd remise, hoewel wit wel licht beter staat. Maar had hij Pxe6 moeten spelen?
Een mens kan misschien wel hoopvol zijn op de goede afloop, maar de computer snapt er niets van. Om dit diagram namelijk te maken, moet ik het schaakprogramma gebruiken, en loop ik gelijk een aantal mogelijkheden langs. Wat ik ook doe, wit heeft geen enkele kans op remise. Het probleem is namelijk dat de zwarte stukken ook mooi gecentraliseerd staan. Nog vervelender is dat torens snel afgeruild kunnen worden. Ook Lxf3 slaat een potentiële aanvaller van het bord. En de manoeuvre Ph4-g6 blijkt weinig op te leveren. De aanval slaat gewoon niet door. Na Pxe6 staat zwart gewonnen.
Links Gary Kasparov.
Kennelijk bedroog zijn schaakgevoel hem dus toch niet.
Had hij tegen Bagirov, een doorgewinterde grootmeester, met dat offer gewonnen? Ik waag dat echt te betwijfelen.
Het doet me denken aan de wijze lessen van Botwinnik.
Botwinnik sprak op strenge toon tegen zijn leerlingen. Beroemde uitspraken van hem zijn: “Je moet alles gezien hebben!” Of: “Eerst denken en dan pas een zet doen!” Vooral Kasparov, zijn beroemdste en beste leerling, moest het ontgelden. Regelmatig kreeg deze te horen: “Gary, als je niet oppast wordt je een nieuwe Larsen of Taimanov”(!!) Ja! Dit verschrikkelijke vooruitzicht heeft op de jonge Gary een heilzame werking gehad. Kei- en keihard werken. Allemaal om te verhinderen dat hij zou afglijden naar een Larsen of Taimanov. Kasparov zou in zijn jonge jaren namelijk te impulsief zijn geweest – volgens Botwinnik.
Meester Botwinnik en leerling Kasparov.
De noodzaak om alles te moeten zien is alleen weggelegd voor de allergrootsten der aarde. Zelfs Karpov zei dat het onvermijdelijk was dat hij fouten in een schaakpartij maakte.
De eenvoud van het leven
En die strategie om alles gezien te hebben, heeft Kasparov uiteindelijk geen windeieren gelegd.
Ooit dacht een jonge meester, zijn naam kan ik niet meer uit mijn herinneringen terughalen, na over hoe hij Kasparov, zijn tegenstander van de volgende dag, tegemoet moest treden. Na enige overpeinzingen nam hij het volgende besluit: iemand als Kasparov moet je met zijn eigen middelen bestrijden! Zo gedacht, zo gedaan. De volgende dag kwam er al snel een messcherpe variant op het bord. De jonge meester offerde een pion. In de demonstratiezaal verschoof de aandacht naar de partij waar Kasparov achter de zwarte stukken zat. Is dit pionoffer speelbaar? Het ziet er anders gevaarlijk genoeg uit. De jonge meester offerde een tweede pion! Het rumoer in de zaal was daar niet meer te houden. Het fundament van de zwarte stelling werd daar aan flarden geslagen! De handen vlogen daar over het bord en er waren al heel wat winstvarianten voor wit gevonden. En toen offerde de jonge meester een paard!! De witte stukken zouden binnenkort de vijandelijke linies binnendringen! En toen …, toen … , toen …, stond de jonge meester verloren. Twee zetten later gaf hij op.