Het positionele pionoffer
Robert Beekman
De kracht van het loperpaar is bijna spreekwoordelijk, hoewel niet iedereen de juiste techniek laat zien om het netjes tot de winst te voeren.
Soms is het loperpaar zelfs een volle pion waard, wordt nog wel eens beweerd. Misschien is dat wel zo, maar nauwkeuriger lijkt de formulering dat het bezit van het loperpaar een prima basis is voor een positioneel pionoffer.
Ooit las ik ergens een definitie van een positioneel offer dat mij nog altijd aanspreekt: bij een positioneel offer is de ene speler wel in staat zijn / haar stelling te versterken en de ander niet.
Het mooiste voorbeeld hiervan is en blijft de Wolga. Zwart heeft een ontwikkelingsachterstand en offert daar zomaar een pion. Dat kan toch niet? Zwarts compensatie bestaat er echter uit dat hij geleidelijk aan de druk op de witte damevleugel kan opvoeren. Wits plan daarentegen is minder duidelijk. Het enige dat reëel is, is e5 doorzetten, maar dat is vaak net niet mogelijk of te optimistisch.
Welnu, het loperpaar bezit dezelfde veerkracht. Geleidelijk aan wordt de druk opgevoerd, de stelling versterkt en de tegenstander uitgemanoeuvreerd. Het vermogen van het loperpaar om de stelling systematisch te versterken en de tegenstander terug te drijven, is een op het eerste gezicht grotendeels verborgen dynamiek.
Links Svidler – Kasparov, 1999. Zwart heeft hiervoor d5 en na e5 Pe4 gespeeld. Wit sloeg met z’n paard op c3 het paard op e4, ruilde de dames op d8, en speelde Pf3-d4. Zwarts laatste zet was nu Lc6-d8. Wit gaat nu pion e4 winnen. Althans: zwart heeft een pion geofferd.
Op het eerste gezicht staat wit helemaal niet zo slecht. Of het te winnen is, is nog een tweede. Echter, de werkelijkheid leert anders. De enige die kan winnen is zwart. In deze partij tussen twee grootmeesters van wereldklasse heeft wit zelfs geen schijn van kans. Zwarts lopers, torens en pionnen staan op de achterste rijen, maar wit wordt onwaarschijnlijk snel opgerold.
Svidler – Kasparov
Linares 1999
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.d4 cxd4 4.Dxd4 Een zijvariant om de theorie te vermijden. Svidler speelt het vaker.
4…Pc6 5.Lb5 Ld7 6.Lxc6 Lxc6 7.Pc3 Pf6 8.Lg5 e6 9.O-O-O Le7 10.The1 O-O 11.Kb1 h6 12.Lh4 Te8 13.Lg3 d5 14.e5 Pe4 15.Pxe4 dxe4 16.Dxd8 En dan dames ruilen! Moet een geschikte manier naar remise zijn. Eindspel en straks pion voor. Moet voldoende voor remise zijn! Dacht Svidler.
16…Texd8 17.Pd4 Le8 18.c3 Tac8 19.Kc2
Al zwarts stukken staan nog op de onderste rij. Maar dat zal spoedig veranderen! En let eens op hoe snel zwart gewonnen staat.
19…b5 20.Txe4 b4 21.Te3 a5 22.Pe2 Lc6 23.f3 Txd1 24.Kxd1 Lc5 25.Td3 Lb5 26.Td2 Le3 27.Td6 bxc3 28.Pxc3 Lf1
.
.
.
.
Tien zetten later. Het verlies van pion g2 betekent dat wit te veel zwakten in de eigen stelling heeft. Hier staat wit in hogere zin al verloren.
29.Lh4 g5 30.Le1 Lxg2 31.Ke2 Lf4 32.Lg3 Lc1 33.Pa4 h5 34.Td1 h4 35.Le1 Lf4 36.Lc3 Kg7 37.Pb6 Th8 38.Kf2 h3 39.Ld2 Lxh2 40.Pd7 Kg6 41.Le3 g4 42.fxg4 Lc6
0-1
Heel veel indruk heeft deze partij op mij gemaakt. Zelf dacht ik dat Svidler graag remise wilde maken. Nou, met pion voorsprong en actievere stelling zal dat vast wel lukken. Ook die dameruil kwam Svidler vast goed van pas; dan kan Kasparov zijn gevreesde aanval niet meer uitvoeren. Om dan mee te maken dat zo’n goede speler als Svidler zo snel verliest – de tijd voor hertaxatie van dit soort stellingen is aangebroken!
Peter Svidler.