De kunst van het verdedigen
Hans Bouwmeester
Lang, lang geleden toen het leven nog mooi en onbedorven was, deed Utrecht 1 mee voor de koppositie in de hoogste klasse. Het eerste team was ontzettend sterk en werd bevolkt door èchte grootmeesters en èchte meesters. Dit bonte gezelschap broodschakers werd nog een beetje geholpen door enkele autochtonen. Wat was dat een mooie tijd. Zelf speelde ik in die tijd als een jonge god en was gevaarlijk voor iedereen, niet in de laatste plaats voor mijzelf. Er werden heuse trainingskampen georganiseerd. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om. Die eerste trainingen waren uitsluitend toegankelijk voor de elite van onze club. In het kader van de nivellering werden de prutsers ook toegelaten en toen ging het vanzelfsprekend mis.
De laatste centrale training was ergens in de jaren tachtig. Hans Bouwmeester stond voor het demonstratiebord en gaf les in de Pirc. Ik geloof dat het ene meneer Bunge (links in beeld) was die ergens in het midden van het boeiende betoog opmerkte: “Maar meneer Bouwmeester als je zoveel moeite moet doen om e5 te spelen, waarom doe je het dan niet gelijk op de eerste zet?” Het geduld van de leraar werd hier iets te veel op de proef gesteld door de ijzeren logica van deze patser. Het is daarna nooit helemaal meer goed gekomen met onze schaakclub.
.
De formule van deze trainingen was simpel: elke bijeenkomst werd voorbereid door één van de spelers. Een van de beste trainingen uit die tijd werd ingeleid door Ad Driedonks. Hij vond in een boekje The art of the middie game, een prachtig artikel van de hand van Paul Keres. Keres (links op de voorgrond in beeld in het toernooi van Curacao 1962) beschrijft hierin hoe je slechte, of zelfs objectief verloren stellingen moet verdedigen. Hieronder volgt een samenvatting.
In de romantische periode van het schaken was er maar één manier om het schaakspel te spelen: beide partijen gooiden alles op de aanval en besteedden nauwelijks aandacht aan hun verdediging. Dit heeft prachtige partijen opgeleverd. Aan deze nostalgische periode werd een einde gemaakt door Steinitz en Lasker. Zij zagen in dat door het voeren van een goede verdediging menige aanval stukliep. De romantiek verdween een beetje, maar het schaken werd wel naar een hoger niveau getild. Aanvallen is in principe alleen mogelijk als je daarvoor een goede basis legt met gezond positiespel. Pas als je een overheersende stelling hebt opgebouwd is het mogelijk om de aanval te kiezen.
Natuurlijk gaat er in dit proces wel eens wat mis en dan kom je in een nare positie terecht. In dergelijke stellingen zetten veel spelers dan al hun kaarten op die ene wanhoopsaanval of schwindel. Het resultaat van zo’n wanhoopspoging is meestal een totaal geruïneerde stelling. Fout! Ga in zo’n stelling eens rustig nadenken. Bekijk het eens van de andere kant. Hoe kan je tegenstander zijn stelling verder versterken? Hoe kan je het hem daarbij zo moeilijk mogelijk maken? Probeer een spaak in het wiel te steken door je tegenstander telkens voor nieuwe problemen te stellen. De kans bestaat dat de sterkere partij door de vele moeilijkheden die hij ondervindt fouten gaat maken en dat je alsnog het halve of misschien wel het hele punt kunt incasseren! Ik zal proberen dit concept te verduidelijken aan de hand van enkele voorbeelden.
Zie voor het eerste voorbeeld het diagram links. Deze stelling kwam voor in een partij David Janovski – Ossip Bernstein, Sint Petersburg 1914, na de 24e zet van zwart. Er is geen diepgaande studie voor nodig om te concluderen dat zwart uitstekend staat. Zijn stukken nemen actieve posities in en de witte pionnenstructuur is hopeloos zwak. Een poging om de stelling te verdedigen met 25.Tg3 is kansloos vanwege 25… Tfd8. Zwart versterkt zijn positie en zal snel materiaal veroveren. Wat kan wit nog ondernemen om zichzelf te redden? Om deze vraag te beantwoorden gaan we eerst bekijken wat er in de partij gebeurde. 25.e5? Dc6+ 26.Tg2? Tfd8 27.Df2 Td2 28.Dg3 Txg2 29.Dxg2 Dxc3. Hiema is de situatie duidelijk, Janovski probeerde nog: 30.Dg3 Td3 31.Dh4 Td4 32.Dg3 Dc6+ 33.Kg1 h5 34.h3 Te4 35.e6 fxe6 36.fxe6 Dxe6 37.Tf1 Te3 38.Tf3 Te1+ 39.Kg2 Dxa2+ (0-1).
Alles ging volgens plan, nietwaar? Zwart had groot voordeel en wist dit in winst om te zetten. De vraag is echter of wit zich niet beter had kunnen verdedigen. Janovski was een aanvalsspeler pur sang en deed dus wat de natuur hem ingaf: 25.e5? Wanhoopsaanval!
Opdracht:
Probeer voor wit een verdedigingsplan te bedenken dat meer kans van slagen heeft. Hint: toreneindspelen zijn vaak remise ook met een pion minder!