Peter de Jong
Olland is 19 jaar oud als in 1886 de Schaakclub Utrecht wordt opgericht. Ondanks dat er in 1873 een schaakbond is opgericht, leidt het schaakspel in Nederland een kwijnend bestaan. De tijd wordt gevuld met het vervaardigen en oplossen van schaakproblemen. Met de nodige jaloezie wordt gekeken naar Engeland en Duitsland, waar de populariteit van het spel zeer sterk groeit.
Het 1e toernooi dat in Utrecht wordt gehouden, is de jaarlijkse bondswedstrijd van de Nederlandsche Schaakbond in 1886. In de hoofdgroep spelen de Utrechters Prange en Van Foreest mee. Olland wordt ten onrechte ingedeeld in de tweede groep en wint deze met een score van 8 uit 8, maar gelet op de zwakke tegenstand is zelfs dit nauwelijks een prestatie. Een jaar later, Amsterdam 1887, speelt Olland wel mee in de hoofdgroep. Met een score van 5½ uit 9 eindigt hij op een 3e plaats. De jaren hierna is hij niet altijd van de partij. Olland is een verdienstelijk schaker maar grote successen blijven uit.
Rechts zit Olland
In het midden van de jaren tachtig zijn Loman en Van Lennep de beste exponenten van het Nederlandse schaken. Loman heeft zich reeds in de jaren 1880 in Engeland gevestigd en behaalt goede resultaten in Engelse toernooien. Van Lennep wint in 1894 in navolging van Lasker en Tarrasch het Hauptturnier van de Duitse Schaakbond en mag zich de 1e Nederlandse schaakmeester noemen.
In 1895 wint Olland de bondswedstrijd in Arnhem met 6 uit 8 en laat hierbij voor het eerst Loman en Van Foreest achter zich. In een tweetal matches heeft hij Te Kolsté met grote cijfers verslagen.
Toch duurt het tot 1899 voordat Olland weer van zich laat spreken. In Amsterdam wordt het 2e internationale schaaktoernooi van Nederland georganiseerd. De Brit Atkins is ongenaakbaar met een score van 15 uit 15. Tweede is Olland met 11 uit 15.
In 1899 organiseert de Nederlandse Schaakbond de Eerste Internationale Hoofdklassewedstrijd. Hierboven deelnemers en aanhang.
Na het overlijden van Van Lennep en zijn monsterscores in diverse matches met Te Kolsté, Esser en Leussen, bestaat er aan het begin van de 20e eeuw geen twijfel meer wie Nederlands sterkste schaker is.
Over het algemeen wordt aangenomen dat Olland’s definitieve doorbraak heeft plaatsgevonden in 1901 als hij het internationale toernooi in Haarlem wint en aan hem de meestertitel wordt toegekend. Hierbij gaat men ten onrechte voorbij aan het resultaat dat Olland in 1900 behaalt in München waar het 12e congres van de Duitse Schaakbond wordt gehouden van 21 juli tot 21 augustus 1900.
Opvallend veel Nederlanders, waaronder de Utrechters Esser en Leussen, hebben zich ingeschreven voor het toernooi. Dat internationale meestertoernooi wordt gezamenlijk gewonnen door Maroczy, Pillsbury en Schlechter en is samen met het internationale toernooi van Parijs (gewonnen door Lasker vóór Pillsbury en Marshall) de belangrijkste schaakgebeurtenis van 1900.
Na het overlijden van Steinitz in 1900 vormen onder anderen Lasker, Pillsbury, Maroczy, Chigorin, Marshall, Schlechter, Burn, Janowski en Mieses de wereldtop. In Hauptturnier A eindigt Olland met een score van 16 uit 21 op de 2e plaats, goed voor 400 Deutsche Mark. Loman vergelijkt in zijn rubriek in De Amsterdammer van 19 augustus 1900 de prestatie van Olland met die van Van Lennep uit 1894 als deze in Leipzig het Hauptturnier A op zijn naam schrijft.
Vanaf het begin zit Olland goed in het toernooi waarbij het opvalt hoe eenvoudig hij met goed en scherp spel veel van zijn partijen vrij eenvoudig weet te winnen. Een voorbeeld hiervan tegen Dyckhoff.
München Hauptturnier A1.d4 d5 2.c4 e5 3.e3 exd4 4.exd4 Pf6 5.Pf3 Le6 6.cxd5 Lxd5 7.Pc3 Lb4 8.Lg5 O-O 9.Le2 Pc6 10.O-O Lxf3 11.Lxf3 Pxd4 12.Lxb7 Tb8 13.La6 Dd6 14.Le3 c5 15.Lc4 La5 16.Pa4 Tfd8 17.Dc1 Pd5 18.Pc3 Lc7 19.g3 Pf3+ 20.Kh1 Pxc3 21.Dxc3 Dc60-1
München, 1900, met op de onderste rij (5e van rechts) Olland.
Het gaat gelijk op met sterke Duitser Rudolf Swiderski waarbij de onderlinge partij uiteindelijk de doorslag zal geven.
A.G. Olland – R. Swiderski
München 1900
1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Pf6 4.Lg5 Lb4 5.e5 h6 6.Ld2 Lxc3 7.Lxc3 Pe4 8.Ld3 Pxc3 9.bxc3 c5 10.f4 Da5 11.Dd2 Pc6 12.Pf3 O-O 13.O-O cxd4 14.cxd4 Dxd2 15.Pxd2 Pxd4 16.c4 b6 17.cxd5 exd5 18.Tac1 Lb7 19.Tc7 Tab8 20.f5 Tfc8 21.Tfc1 Pc6 22.Txc8+ Txc8 23.Pf3 Pb4 24.Txc8+ Lxc8 25.Lb1 La6 26.Kf2 Ld3 27.Lxd3 Pxd3+ 28.Ke3 Pb4 29.Kd4 Pxa2 30.Kxd5 Pc3+ 31.Kc6 b5 32.Pd4 Kf8 33.Pxb5 Pxb5 34.Kxb5 Ke7 35.g4
In een stelling waarin zwart nagenoeg de gehele partij beter heeft gestaan, ontstaat een pionneneindspel dat remise is. Zwart speelt echter de ongelooflijke zet … g5 en staat meteen verloren.
35…g5?? 36.Ka6 Kd7 37.Kxa7 Kc6 38.Kb8 Kd5 En nu blundert Olland met
39.e6?? Kc7 wint eenvoudig
39…fxe6 40.f6 Kd6 41.Kc8 e5
0-1
.
.
Een triest einde van de partij en hiermee de kans verspeeld om het toernooi op zijn naam te schrijven. Swiderski blijft een punt voor op Olland en wint het toernooi met 17 uit 21.
Swiderski en Olland komen elkaar hierna nog een aantal keren tegen. Het leven van Swiderski kent een triest einde. In 1909 maakt hij door een dubbele zelfmoordpoging een einde aan zijn leven. Hij vergiftigt zichzelf eerst en daarna schiet hij een kogel door zijn hoofd. De reden waarom is nooit helemaal duidelijk geworden. Was hij betrokken in een liefdesschandaal of was hij ernstig ziek en kon hij hier de gevolgen niet meer van overzien?
Links Rudolf Swiderski
De meestertitel wordt aan Olland toegekend na zijn overwinning in het toernooi te Haarlem in 1901. Achteraf gezien is deze prestatie wat overschat. Het toernooi was een veredeld Nederlands Kampioenschap, aangevuld met een paar buitenlandse spelers en Olland had reeds aangetoond Leussen, Esser, Van Foreest en Loman te kunnen verslaan.
.
.
.
En wie in die tijd meester wordt, krijgt van de Nederlandse Schaakbond een mooi diploma. Zie hierboven het bewijs. In 1901 is Olland de tweede Nederlander die de meestertitel krijgt. Norman van Lennep gaat hem daarin voor (door in 1894 het Hauptturnier van Leipzig op zijn naam te schrijven).
Een en ander leidt wel tot een uitnodiging voor het prestigieuze toernooi van Hannover in 1902 waar een groot deel van de wereldtop aanwezig is. Mieses is bij zijn bezoek aan Utrecht in 1900 al door Olland verslagen en dit overkomt ook Janowski in een serieuze partij die in 1901 te Amsterdam wordt gespeeld.
In Hannover gaat Olland zeer voortvarend van start met 5 uit 5 door overwinningen op Süchting, Mason, Wolf, Swiderski en Von Bardeleben en is zelfs in Amerika voorpaginanieuws als hij in de zesde ronde een half punt moet afstaan aan Mieses. Na 5 ronden staat Pillsbury op een achterstand van 2½ punt en Chigorin op 3 punten!
In 7e ronde gaat het mis tegen Pillsbury, die kiest voor een afwikkeling naar een ongelijk lopereindspel.
44…Tg5 45.fxg5 Lxg3 46.c4 Kg6 47.a4 Kxg5 48.Lh3 Lh2 49.Kf2 a5 50.Lf1 Lf4 51.Lh3 Lc1 52.d5 cxd5 53.cxd5 La3 54.Lf1 Lc5+ 55.Ke1 f4 56.Lc4 b6 57.Kd2 f3 58.d6 Lxd6 59.Ke3 Kf5 60.Kf2 Kf4 61.Lb5 e3+
0-1
.
.
In de 8e ronde volgt echter weer een fraaie winst op Marshall.
DSB Hannover, 30 juli 19021.d4 d5 2.c4 e6 3.Pc3 Pf6 4.Pf3 Pbd7 5.Lf4 c6 6.e3 Pe4 7.Ld3 f5 8.Pe5 Pdf6 9.O-O Le7 10.Lxe4 dxe4 11.f3 exf3 12.Dxf3 O-O 13.Kh1 Ld6 14.Tad1 De8 15.c5 Lxe5 16.Lxe5 Pg4 17.Ld6 Tf6 18.h3 Ph6 19.Le5 Tg6 20.e4 Pf7 21.Dd3 Ld7 22.Tf3 Td8 23.Tg3 Lc8 24.Lc7 Td7 25.exf5 exf5 26.Txg6 hxg6 27.Lh2 Te7 28.Dd2 g5 29.Lb8 f4 30.Df2 Te3 31.Lxa7

31…Lxh3 32.gxh3 De6 33.Kg1 Tg3+ 34.Kf1 Dxh3+ 35.Ke1 Tg2 36.Td3 Dh1+ 37.Df1 Tg1 38.Tf3 Dg2 39.Lb8 Ph6 40.Pe2 Txf1+ 41.Txf1 De4 42.Kd2 De3+ 43.Kd1 Pg4 44.Lxf4 gxf4 45.Pxf4 Pf2+0-1
.
.
.
Na vier nederlagen op rij is Olland kansloos voor een topnotering, maar hij eindigt met 8½ uit 17 op een verdienstelijke 8e plaats, waarbij hij heeft bewezen zich met de top te kunnen meten.
Ollands huisartsenpraktijk te Utrecht is de reden dat er geen vervolg gegeven kan worden aan een internationale schaakcarrière. Dit komt pijnlijk aan het licht in het internationale toernooi te Karlsbad 1907 als Olland op een 18e plaats eindigt met een score van 6½ uit 20.
In 1909 behaalt Olland in Leiden de 1e officiële titel van Nederlands kampioen. In de officiële lijst van de KNSB zult u daarom Olland als eerste kampioen van Nederland vinden.
Leiden 1909, het eerste officiële Nederlandse kampioenschap. Van links naar rechts: Esser, winnaar Olland, Loman, Leussen en Speijker.
In 1912 speelt hij in 1912 in een internationaal toernooi te Stockholm. Olland wint in dit toernooi van Spielmann, maar verliest van de 20-jarige Aljechin.
Nordic Congress 5th Stockholm (7), 1912
1-0
In het internationale toernooi te Scheveningen in 1913, ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Nederlandsche Schaakbond, is Olland de enige Nederlander die zich staande kan houden tussen onder ander Aljechin, Chigorin, Breyer en Yates. De hoge klassering van Olland komt overigens voornamelijk tot stond door een 100% score tegen de zes Nederlandse deelnemers.
In 1919 treft Olland Capablanca in het Victory toernooi van Hastings. Het wordt een vrij kansloze nederlaag tegen de aanstaande wereldkampioen.
Hastings Victory Congress (10)1.d4 d5 2.c4 e6 3.Pf3 c5 4.cxd5 exd5 5.Pc3 Pf6 6.g3 Le6 7.Lg2 Pc6 8.O-O Le7 9.dxc5 Lxc5 10.Lg5 Le7 11.Pd4 O-O 12.Tc1 h6 13.Lf4 Dd7 14.Pxe6 fxe6 15.Lh3 g5 16.Ld2 d4 17.Pa4 Pe4 18.Le1 Dd5 19.Lg2 De5 20.Dd3 Pd6 21.Dg6+ Dg7 22.Dxe6+ Kh8 23.Lxc6 bxc6

24.Txc6 Pf5 25.g4 Tf6 26.De4 Txc6 27.Dxc6 Td8 28.gxf5 Ld6 29.De4 Lb8 30.La51-0
Olland tegen Euwe, Nederlands kampioenschap 1933, hetzelfde kampioenschap dat Olland in de laatste ronde achter het bord sterft tegen Hamming.
Het is uitgerekend Lasker die vol lof is over de inmiddels 53-jarige Olland. De partij tegen Euwe vindt hij verreweg de beste partij van het gehele toernooi en in zijn schaakrubriek in De Telegraaf bespreekt hij de zojuist beëindigde match tussen Olland en Reti.
Lasker schrijft:
Dr. Olland is een meester, begiftigd met een grote fantasie en vol ondernemingslust, die de jonge Hollandse meesters in menig opzicht tot voorbeeld kan strekken. Het talent waarmee hij aanvalsplannen weet te ontwerpen, verdient door al degenen bestudeerd te worden, die zich al te zeer op “correct” spel toeleggen en daardoor maar al te dikwijls onpersoonlijk blijven en te droog spelen. Tegen de jonge, moderne meesters, die de kunst verstaan hun tegenstanders eerst langzaam af te matten, alvorens zij hen in een onstuimige aanval te neerslaan, schijnt dr. Olland edoch niet over voldoende weerstandsvermogen te beschikken. Tegen deze meesters moet men of gedurfd of uiterst bedachtzaam en geduldig te werk gaan, vrij zijn van zenuwen, en consequent blijven.
Mooie woorden van Lasker, die waarschijnlijk niet op de hoogte is van eerdere Ollands uitspraken over Lasker zelf, waarin hij vindt dat Lasker reeds op jonge leeftijd een uitgebluste indruk maakt en alleen maar om geld wil spelen. Een geplande match tussen Olland en Lasker wordt om deze reden op het laatste moment afgeblazen.
De Nederlanders vallen opnieuw door de mand in 1923 te Scheveningen. Zij zijn niet opgewassen tegen onder andere Reti, Maroczy, Spielmann en Johner. Olland scoort 2 uit 10.
Ook in de Nederlandse kampioenschappen speelt Olland nauwelijks nog een rol van betekenis. Op het moment dat Olland tijdens het Nederlands kampioenschap in Den Haag in zijn partij tegen Hamming een kwaliteit vóór komt en goede winstkansen heeft, bezwijkt hij achter het bord, juist op het moment dat een tekenaar het portret van Olland voor de laatste keer vastlegt!
De tekenaar vermeldt: “Op het moment dat de tekenaar Hans van Vorden uit Gouda deze tekening gereed had, overlijdt de dr. achter het schaakbord, juli 1933”
.
.
.
.
Olland heeft, weliswaar een korte periode, aan de wereldtop mogen ruiken en heeft zijn krachten meer dan verdienstelijk kunnen meten in serieuze partijen met wereldkampioenen als Capablanca, Aljechin en Euwe. Zijn overwinningen op Mieses, Janowski, Johner, Breyer, Swiderski en Reti zijn het bewijs dat hij zeker tot 1920 een schaakmeester is van internationaal niveau.