Het analyseren van een tegenstander
Hans Bouwmeester
“Der sportliche Erfolg Capablancas was in New York bekanntlich ein glänzender.”
“Das New Yorker Turnier 1927 wird jedenfalls in die Schachgeschichte als der Ausgangspunkt zu jenem Schauspiel eingeschrieben sein, welches die für unsere Kunst schädliche legende von der menschlichen Schachmaschine endgültig zerstörte.”
Tussen deze beide zinnen schrijft Alexander Aljechin in het toernooiboek van New York 1927 een analyse van de schaakmeester Capablanca en van diens partijen in het genoemde toernooi.
Na New York stond Aljechin, links een opvallende foto van hem, aan de vooravond van zijn match om de wereldtitel met Capablanca, die te Buenos Aires ging plaatsvinden. De Cubaan, die het New Yorker parcours overtuigend met 2 punten voorsprong op Aljechin had gewonnen, stond sterker dan ooit. Hij verloor in het toernooi geen enkele partij en was vrijwel niet in gevaar. De pers omschreef hem als de onfeilbare schaakmachine.
Uit de beschouwing van Aljechin, die destijds veel stof deed opwaaien, komt diens ergernis vrij duidelijk naar buiten. Aljechin nam zijn vak serieus en hij moet zich dientengevolge dikwijls nijdig hebben gemaakt. Over schaakschrijvers die meer uitblinken door poëtisch lofgezang dan door kennis van zaken.
Na New York toog Aljechin aan zijn voorbereidingsarbeid. Hij analyseerde de partijen van Capablanca en hij vond uiteraard onnauwkeurigheden en fouten. De grote Cubaan was een schaakmeester van allure; daar ging niets van af, maar hij was een mens die zijn sterke en zwakke momenten had.
Capablanca (links) was geen openingsspecialist. Hij bestudeerde voor een wedstrijd een klein program, maar werkte dat diep en grondig uit. Met zwart kende hij het Dame-indisch, het Orthodox Damegambiet en de Caro Kann uitstekend, met wit koos hij zowel in de 1.e4 als in de 1.d4-openingen een rustige, veilige opzet. Aljechin kwam tot de conclusie dat Capablanca in de opening niet verslagen kon worden, dat de Cubaan een virtuoos in de op vereenvoudiging toegespitste techniek was en dat hij intuïtief goed reageerde op eventueel theoretische nieuwtjes.
Op grond van zijn intuïtie had Capablanca een enorm zelfvertrouwen; dit was na zijn overwinning nog sterker geworden. Als men hem zàg spelen kreeg men onwillekeurig de indruk dat het hem niet de geringste inspanning kostte. Toch, en daarvan was Aljechin overtuigd, kan men de diep verborgen finesses van bepaalde stellingen slechts ontdekken door er hard voor te werken. Op grond van vele analyses meende Aljechin dat het noodzakelijk was zijn tegenstander in het middenspel niet te geloven, omdat de tacticus Capablanca ver achter lag op de strateeg Capablanca.
Tenslotte onderzocht Aljechin, boven een foto uit 1936, ook Capablanca’s eindspelen. Hierover waren volgens Aljechin vele sprookjes in omloop. Zeker, er was een aantal voortreffelijk behandelde eindspelen van Capablanca bekend, maar verbluffend was het aantal gelegenheden waar deze zijn kansen niet had waargenomen. Aljechin noemde deze gevallen met naam en toenaam. Een eersterangsmeester behoeft Capablanca in het eindspel niet te vrezen, zo luidde Aljechins slotconclusie.
In een interview voor de match toonde Capablanca zich zeer zelfverzekerd. Volgens insiders had hij zich nauwelijks voorbereid en ook tijdens de match nam hij zich weinig in acht. Dikwijls was hij tot diep in de nacht aan de bridgetafel te vinden. Hoe belangrijk deze details in werkelijkheid zijn, valt moeilijk te zeggen. Voor het nageslacht zijn de partijen het meest van belang. In vergelijking met vele andere matches om de wereldtitel kan men zeggen dat de match, die 34 partijen omvatten – het ging om 6 winstpunten – en die aan beide spelers hoge eisen moet hebben gesteld, op een hoog peil stond. De eerste partij was reeds een hard gevecht.
J.R. Capablanca – A. Aljechin
Buenos Aires, eerste matchpartij om wereldtitel van 1927.
1.e4 Deze zet heeft Capablanca in de match niet herhaald. De derde partij werd een Dame-Indiër, de andere tweeëndertig begonnen met het Klassieke Damegambiet, waarbij de Orthodoxe verdediging en de Cambridge-Springsvariant beide voorkwamen.
1…e6 2.d4 d5 3.Pc3 Lb4 4.exd5 Capablanca had geen ervaring met deze moeilijke variant. De theorie ervan was trouwens in die jaren nauwelijks ontwikkeld. Pas in de jaren dertig werd 3… Lb4 populair en werden de consequenties van 4.e5 c5 nader onderzocht en beproefd. De tekstzet vermijdt grote spanningen en leidt tot een rustig spel voor beide partijen.
4…exd5 5.Ld3 In Amsterdam 1964 verraste Larsen zijn tegenstander Portisch met 5.Df3 en na 5…Pc6 6.Lb5 Pge7 7.Lf4 O-O 8.O-O-O kreeg hij een kansrijke positie. Later bleek dat zwart het best kan voortzetten met: 5.Df3 De7+! 6.Pge2 Pc6! 7.Le3 Pf6 8.h3 Lxc3+! 9.bxc3 Pe4 (Keres)
5…Pc6 6.Pge2 Pge7 7.O-O Lf5 8.Lxf5 In een partij Spielmann-Nimzowitsch, Kopenhagen 1923, was gevolgd: 8.Pg3 Lg6 9.Pce2 Dd7 10.f4 f5 met gelijke kansen.
8…Pxf5 9.Dd3 Dd7 10.Pd1 Een gekunstelde manoeuvre die het witte spel niet ten goede komt. Aljechin verwachtte 10.Lf4 en had daarop 10… 0-0-0 willen doen. 11.Pb5 is dan niet gevaarlijk: 10.Lf4 O-O-O 11.Pb5 a6 12.Pxc7 g5!
10…O-O 11.Pe3 Pxe3 12.Lxe3 Tfe8 13.Pf4 Ook hier acht Aljechin 13.Lf4, eventueel gevolgd door c2-c3, aangewezen.
13…Ld6 Aljechin voorziet deze zet van een uitroepteken.
14.Tfe1 Capablanca gaat niet op de uitdaging in en houdt het spel rustig. Aljechin geeft de volgende variant: 14.Pxd5 Lxh2+ 15.Kxh2 Dxd5 16.c4 Dh5+ (16… Pe5 17.Df5) 17.Kg1 Tad8 18.d5 Td6 en hij acht de witte koningsstelling in gevaar. Na 19.Tfe1 kan er echter weinig gebeuren, omdat 19… Pe5 met 20.Lf4 wordt gepareerd. In plaats van 18… Td6 valt 18… Pe5 te proberen. Het juiste antwoord is 19.Dd4, bijvoorbeeld:
– 14.Pxd5 Lxh2+ 15.Kxh2 Dxd5 16.c4 Dh5+ 17.Kg1 Tad8 18.d5 Pe5 19.Dd4 Pf3+ (Of … Pg4 Lf4) 20.gxf3 Td6 21.Tfe1 en de zwarte aanval slaat niet door. Conclusie: wit had zich gerust op 14.Pxd5 kunnen inlaten.
14…Pb4 Deze manoeuvre is minder onschuldig dan Capablanca gedacht moet hebben. Zwart heeft duidelijk het initiatief genomen.
15.Db3 Sterker was: 15.Dd2 Df5 16.Tec1 Aljechin had daarop 16… h5 willen doen. Na
16…h5 17.a3 Pc6 18.Pd3 Te4 19.f3 Th4 20.f4 moet wit zich toch redelijk kunnen handhaven.
15…Df5 Uit de rustige opening is plotseling een kritieke positie tevoorschijn gekomen.
16.Tac1? Vertrouwt Capa op 16… Pxc2 17.Txc2 Lxf4 18.Tc5! met gelijk spel? Aljechin gelooft hem niet – zie de inleiding – en terecht! Volgens Aljechin had wit nu 16.Pd3! moeten doen. Na:
– 16.Pd3 Pxd3 17.Dxd3 Dxd3 18.cxd3 Lb4 19.Tec1 c6 staat zwart inderdaad beter, maar van een beslissend overwicht kan geen sprake zijn. Ook
– 16.Tec1 a5 17.a3 a4 18.Dc3 Pc6 19.Pd3 (Pe2? Lxh2!) 19…Te6 20.Te1 ging misschien nog.
16…Pxc2! 17.Txc2 Er is geen keus.
17…Dxf4! Zulke zaken ziet men werkelijk gemakkelijk over het hoofd!
18.g3 Het beste; na: 18.Dxd5 Dxh2+ 19.Kf1 c6 20.Df3 Dh1+ 21.Ke2 Dh4 staat de witte koning de eigen stukken in de weg.
18…Df5 Volgens Aljechin kwam ook in aanmerking: 18…Df3 19.Dxb7 h5 20.Db5 h4 21.De2 Df5 Maar waarom zou zwart de pluspion teruggeven voor onduidelijke aanvalskansen?
19.Tce2 b6 20.Db5 h5 21.h4 Te4
Dreigt een totale vernietiging door 22… Txh4!
22.Ld2 In een verloren stelling zoekt Capablanca tactische tegenkansen. Passiviteit zou tot een snelle debacle leiden, bijvoorbeeld: 22.Dd3 Df3! Sterker dan het door Aljechin aangegeven 22… Tae8.
23.Tc2 (Anders 23… Txh4) 23…Tae8
22…Txd4 De tekstzet is niet slecht, maar moest goed worden berekend. Aljechin maakte bij deze partij twee analyses. De eerste verscheen in ‘Auf dem Wege zur Welmeisterschaft’ in 1928. Daarin merkt hij op dat het door Capablanca aanbevolen 22… Tae8 wegens 23.Dxe8 zeker niet eenvoudiger was geweest:
– 22…Tae8 23.Dxe8+ De tweede analyse verscheen in 1938 in ‘Mijn beste partijen 1924-1937’ en daarin schrijft Aljechin: “Eenvoudig en overtuigend was 22… Tae8 23…Txe8 24.Txe8+ Kh7 daar zwart nu door zijn geweldig stellingsvoordeel de winst gemakkelijk kan afdwingen.”
23.Lc3 Td3 Minder goed is:
– 23…Tg4 24.Le5!
– 23…Tc4? 24.Te5 Lxe5 (Ook hier maakt Aljechin een kleine analysefout; hij geef 24… Tc5 en ziet over het hoofd dat wit wint met 25.Dxc5!) 25.Dxd5 en het is de vraag of zwart nog kan winnen.
24.Le5 Td8 25.Lxd6 Txd6 Sterker dan: 25…cxd6 26.Dc6!
26.Te5 Df3 27.Txh5 Dxh5 Denk om de röntgenstraal: 27…Te6 28.De8+!
28.Te8+ Kh7 29.Dxd3+ Dg6 30.Dd1 Capablanca ziet geen heil in het toreneindspel. Na: 30.Dxg6+ Kxg6 31.Te7 d4 (Ook 31… Tc6 32.Td7 Tc2 is goed.) 32.Txc7 d3 33.Tc1 Kf5 34.Kf1 Ke4 35.Td1 Kf3 36.Td2 f5 heeft hij niets te hopen.
30…Te6! Zwart geeft de pion terug om de opmars van de d-pion te combineren met de koningsaanval. Minder overtuigend was 30… d4 31.Df3, aldus Aljechin.
31.Ta8 Te5 32.Txa7 c5 33.Td7 Iets meer tegenstand bood: 33.Kg2 d4 34.Ta6 De6 35.Df3 c4 (Aljechin)
33…De6 34.Dd3+ g6 35.Td8 d4 36.a4 Te1+ Goed genoeg, maar sneller won:
– 36…De7 37.Tb8 Dc7 38.Db3 Te6 39.Ta8 Db7! en wint. (Aljechin)
– 36…De7 37.Tb8 Dc7 38.Df3 Dxb8 39.Dxf7+ Kh6 40.Df4+ Kg7 en wint.
37.Kg2 Dc6+ 38.f3 Te3 39.Dd1 De6 40.g4 Te2+ 41.Kh3 De3 42.Dh1 Df4 43.h5 Tf2
0-1
Volgens sommige commentatoren was dit de beslissende partij van de match. Deze mening houdt geen steek. Capablanca won de derde en zevende partij. Aljechin won daarna de elfde, de twaalfde en de tweeëntwintigste; vervolgens won Capablanca de negenentwintigste en na 31 partijen (!) was de stand dus 4-3 voor Aljechin. In de laatste fase ging Capablanca, die toen 38 jaar was, hetgeen voor zuidelijke mensen zwaarder telt, door de knieën en verloor de 32e en de 34e partij.
Aljechin en Capablanca in een onderlinge partij uit 1913.
Aljechin en Capablanca in hun match van 1927.
Aljechin en Capablanca in de laatste partij die ze tegen elkaar speelden: AVRO 1938.
Had Aljechin zijn tegenstander in alle opzichten juist geanalyseerd? In elk geval kon hij zijn meningen poneren toen hij de match al gewonnen had. Capablanca’s capaciteiten komen in deze partij niet goed tot hun recht. Dat hij een groot schaker was, werd ook door Aljechin niet betwist. In 1936 behaalde hij als ex-wereldkampioen nog twee fabelachtige successen. Hij won een sterke, dubbelrondige tienkamp in Moskou met een punt voorsprong op de jonge Botwinnik en deelde met de ze de eerste prijzen in het grote toernooi te Nottingham.