1800 - 1918

A.J.A. Prange

A.J.A. Prange (1863 – 1916)

Prange is één van de vier oprichters van Schaakclub Utrecht geweest – volgens Olland de belangrijkste. Hij woonde in Utrecht en haalde de Schaakvereeniging Utrecht over om lid te worden van de landelijke schaakbond. Ter gelegenheid daarvan is de naam veranderd in Schaakclub Utrecht. Dat was zeggen en schrijven oktober 1886. Bij zijn dood heeft Olland een In Memoriam geschreven het tijdschrift De Amsterdammer. Dit In Memoriam verscheen op 2 september 1916 en is hieronder overgenomen, mede omdat het een belangrijk document is over de geschiedenis van Schaakclub Utrecht. Daaronder een artikel van Erik Olof uit ons clubblad; daaronder nog twee latere artikelen van Robert Beekman.

In Memoriam A.J.A. Prange

Dr. A. G. Olland

Te Soerabaya overleed eenige weken geleden op 53-jarigen leeftijd dr. A.J.A. Prange, directeur der Rijks H.B.S. aldaar. Het is reeds bijna 25 jaar geleden, dat Prange zich uit het Nederlandsche schaakleven terugtrok, maar hetgeen hij van 1885-1893 voor den opbloei van het schaakleven in Nederland, in het bizonder voor den Ned. Schaakbond gedaan heeft, is voorzeker door de ouderen niet vergeten, maar moge ook voor de jongeren aansporing zijn om zijn naam steeds in dankbare herinnering te bewaren.

In 1885, we wezen er in deze rubriek reeds vroeger op, verkeerde het schaakleven in ons land in kwijnenden staat, ondanks het feit, dat de Ned. Schaakbond reeds bijna zijn koperen feest vierde. Weliswaar waren de eerste symptomen van een ontwaken uit de zoete sluimering reeds opgemerkt, Loman en de Foreesten hadden door hun enthousiasme en hun succes op de wedstrijden reeds de aandacht getrokken, maar eerst toen in bovengenoemd jaar Prange, destijds student in de philosophie te Utrecht, zich met hart en ziel op het schaakspel wierp en door een gelukkig toeval te Utrecht kennis maakte met verschillende personen, die allen bewondering gevoelden voor het koninklijke spel: den geestdriftigen schaakpropagandist Wennekendonk, de gebroeders Olland, Hogewind en Baudet, toen tegelijkertijd in Amsterdam de heer Pinedo, wellicht de grootste bewonderaar van het schaakspel, die ooit geleefd heeft, de jongeren door zijn vurigen taal bezielde, toen begon er een onweerstaanbare drang te komen tot reorganisatie van den Ned. Schaakbond.

Zoo machtig was echter de sleur waarin gedurende zooveel jaren de leden van den Bond geleefd hadden, dat de eerste pogingen van Prangen c.s. om den Bond een nieuw leven in te blazen schipbreuk leden. In het Jaarboekje van 1890, dus nadat reeds eenige jaren van strijd voorbijgegaan waren lezen we: “Na uitvoerig debat werden de plannen tot uitbreiding van den Bond verworpen daar de meerderheid vreesde, dat uitvoering van die plannen slechts uitputting zouden veroorzaken.”

Indien men nu bedenkt, dat deze plannen hierin bestonden, dat men een tijdschrift, orgaan van den Bond, wilde oprichten en de contributie verlagen, om het lidmaatschap in het bereik van iedereen te brengen, dan werpt boven gememoreerd besluit wel een eigenaardig licht op de voortvarendheid onzer voorvaderen!

Prange, inmiddels vice-voorzitter van den Bond geworden, flink terzijde gestaan door Heemskerk, die tot secretaris benoemd was, rustte evenwel niet en gesteund door den wil der jongeren slaagde hij er in te Amsterdam in 1892 op de algemeene vergadering het ontwerp-reglement te doen aannemen, waarbij een nieuw tijdperk voor den Bond werd ingeleid.

In plaats van Art. 1 van het oude reglement, dat aldus luidde: Art. 1. “De Nederlandsche Schaakbond stelt zicht ten doel de schaakkunst in Nederland te bevorderen door de spelers der verschillende plaatsen meer onderling in aanraking te brengen,” kwam nu Hoofdstuk I in het nieuwe reglement, waarin doel en werkkring van den Bond als volgt omschreven werden:

  1. Art. 1. “Het doel van den Nederl. Schaakbond is de beoefening van het schaakspel in Nederland in stand te houden, uit te breiden en te ontwikkelen.”
  2. Art. 2. “Tot bereiking van dat doel geeft de Bond een tijdschrift uit, houdt wedstrijden, zoowel in het praktische spel als in het maken en oplossen van problemen en houdt bijeenkomsten tot simultaan- en blindspel en tot verschillende besprekingen.”

Den 1en Januari 1893 verscheen No. 1 van het tijdschrift van den Ned. Schaakbond onder redactie van J.F. Heemskerk, H.J. den Hertog en dr. A.J.A. Prange en thans in 1916 heeft het reeds bijna den 25sten jaargang bereikt, volkomen beantwoordende aan het doel, dat in 1892 gesteld werd, nl. den band hechter te maken, die alle Nederlandsche schakers aan elkaar verbindt.

Alsof Prange nu zijn taak als volbracht beschouwde, reeds zeer spoedig zien we hem aftreden als vice-president van den Bond en zich ontrekken aan het openbare schaakleven, waarin hij zoo vele jaren met alle energie had meegeleefd.

Als schaker heeft Prange in de tournooien niet bizonder uitgeblonken. Ofschoon hij een goede hoofdklasse-speler was, zooals moge blijken uit de partij hieronder, maakte zijn levendig temperament hem ongeschikt voor tournooispeler. Vaak, vooral door zijn theoretische kennis, bereikte hij in het middenspel gewonnen stelling, om ten slotte toch nog door gebrek aan ‘Ausdauer’ te verliezen.

Persoonlijk hebben we de aangenaamste herinneringen aan de genoegelijke avonden, doorgebracht op de schaakclub Utrecht, mede door Prange opgericht, waar hij, voortreffelijk pianist als hij was, niet zelden na de genietingen op het geruite veld zijn medeleden in verrukking bracht door zijn phantaseeren op het klavier.

Al is Prange ook later in ons land niet meer als schaker op den voorgrond getreden, in Indië, waarheen zijn werkkring hem geroepen heeft, heeft hij zonder twijfel veel bijgedragen om bij anderen de liefde voor het schaakspel op te wekken en te onderhouden.

Prange, 125 jaar geleden geboren

Erik Olof, clubblad SCU 1988

Eigenlijk heb ik nu wel genoeg gespit in het schaakverleden. Wat ik gevonden heb is gepubliceerd, het is welletjes. Nu weer serieus aan de arbeid. Maar dan, een interview in Vrij Nederland, van Igor Cornelissen met een mevrouw Prange. Geen alledaagse naam, ik begon het te lezen. Haar vader bleek een befaamd kunstcriticus te zin geweest voor Het Parool. Nooit geweten. Mijn kennis vertoont opvallend veel leemtes. Dan: “zijn vader was naar Nederlandsch-Indië vertrokken, aldaar directeur van een HBS.”

Hoe zo’n moment te beschrijven? Een cliché: als door de bliksem getroffen. De geïnterviewde mevrouw Prange is dus de kleindochter van onze Prange, een van de oprichters van onze schaakclub, in 1886, en organisator van het Nederlands schaakleven. Nu een vergeten naam waarschijnlijk, maar ten onrechte. Mevrouw Prange, kunstenares, werd door Igor Cornelissen beschreven als zeer vriendelijk, met een zachte stem, dus voordat ik er erg in had stond ik met de telefoon in mijn hand en de afspraak bleek snel gemaakt.

Jammer, jammer, allemaal te laat voor ons jubileumboek, maar de tweede druk zal een schat aan aanvullend materiaal. Het was mij bijvoorbeeld niet eens bekend hoe onze Prange er uit geeft gezien. Voor het jubileumboek heb ik wel contact gehad met familie van Olland, want het is bekend, dat er nog steeds een fabriek bestaat van weegschaalinstrumenten, uitgebreid met koffie-automaten, van Olland, eerst nog in de Bilt, nu verplaatst naar Nieuwegein; het pand in de Bilt is nog een tijdje gekraakt geweest en omgedoopt tot “d’olijke Olaland”, een gebruikelijke krakerallitteratie, maar inhoudelijk minder juist. Het geslacht Olland is afkomstig uit Groningen en daar zijn ze nou niet bepaald olijk. Zo ook net de nazaat Olland, oud-directeur van de fabriek, een vitale 89-er, oomzegger tegen onze schaker, die mij bars maar toch ook welwillend uitgebreid te woord stond. Als ik nu koffie krijg van zo’n automaat van Olland in de bibliotheek van Zeist prevel ik dus beleeft even ‘dank-u-wel’, want ik zie er nog een beetje de schaker Olland in.

Prange dus. Eindelijk een foto van hem. Een veelzijdig mens. Kunstzinnig begaafd, organisator. Als schaker blonk hij niet echt uit, maar Olland geeft zijn vriend alle eer, in het In Memoriam, 1916: “Ofschoon hij een goede hoofdklassespeler was, maakte zijn levendig temperament hem ongeschikt voor toernooispeler. Vaak, vooral door zijn theoretische kennis, bereikte hij in het middenspel een gewonnen stelling, om ten slotte toch nog door gebrek aan ‘Ausdauer’ te verliezen.”

Ik hoeft niet alle wapenfeiten op organisatorisch terrein te herhalen – men leze het jubileumboek – maar hier wil ik wel even noemen het tijdschrift van de schaakbond, dat nu nog altijd bestaan, onder de huidige naam ‘Schakend Nederland’. Dat is tegenwoordig ook niet meer zo bekend. Voor mij blijft het beeld zeer levendig van Prange als secretaris van de schaakbond, die in zijn jaarverslag van 1887 geen blad voor de mond neemt. Als er een lichte terugval te constateren is, vaart Prange uit: “misschien is het niet ondienstig hier op den reden dier achteruitgang te wijzen. Die reden dan is dezelfde die in ons land zo vele goede en nuttige zaken tegenhoudt, de onverschillige Jan-Saliegeest. Zelfs zij, die lid van de Bond zijn, schijnen over het algemeen niet te willen begrijpen dat het bondslidmaatschap niet alleen rechten schenkt (want die kent men wel), maar ook verplichtingen oplegt.”

Prachtig vind ik het. Waarom horen we tegenwoordig niet meer zulke taal van een KSNB-bestuurder?

In de Universiteitsbibliotheek heb ik nog even opgezocht waar het proefschrift van Prange over gaat. Gelukkig is het in een boekje op te zoeken, zodat ik niet aan een beeldscherm hoef. Dan voel ik me zo onthand. P.. Pr .. Prang, Helmut: ‘Die romantische ironie’, hm, lijkt me ook wel wat, dan: Alberg Jan Antonie Prange, ‘Bijdrage tot de kennis van het zilver’, R.U. 1890, wis- en natuurkunde. Ik meen te weten dat hij ook filosofie heeft gestudeerd. Kortom, een veelzijdig mens, deze Prange.

Met dank aan mevr. Greet Last-Prange, te Haarlem.

Prange, 150 jaar geleden geboren

Robert Beekman, 2011

Niemand van u kent hem. Behalve Peter de Jong en een paar andere schaakhistorici. A.J.A. Prange is de naam van degene die aan de bakermat stond van de oprichting van onze club. De Utrechtsche Schaakvereeniging was in die tijd (1885) net ter ziele gegaan. Prange had contact met de Nederlandse Schaakbond ten tijde van het onofficieuze NK van 1886, waaraan hij zelf ook deelnam. Prange wierp zich op als degene die in Utrecht, waar hij student was, een schaakclub zou opzetten. Iemand gaf als tip mee eens contact op te nemen met A.G.O., een Utrechter die altijd goede inzendingen bij de schaakpuzzels instuurde. Prange vond Adolf Georg Olland en samen met hem en diens broer richtte hij Schaakclub Utrecht op. Dat gebeurde bij de start van het Nederlands kampioenschap, waarvan Prange afgedongen had dat deze het jaar erop wel in Utrecht zou moeten plaatsvinden. Wat is immers een beter PR-instrument dan een NK dat de aandacht van alle media op zich gevestigd krijgt?

Prange was degene die het idee had. Prange was degene die het idee tot uitvoering bracht. Prange haalde vervolgens het NK naar Utrecht. Prange plaatste stukjes tekst in de krant om schaakleden te werven. Maar niet alleen dat. Samen met de broer van Olland was hij degene die in de beginjaren de club levend hield door telkens contact met mensen op te nemen om de thuisblijvers vooral naar de club te laten komen.

ollandjongOlland, links in beeld, viervoudig kampioen van Nederland, was natuurlijk de grote man in de eerste 40 jaar van onze club, die van onschatbare betekenis is geweest voor ons. Maar Prange was de sleutelfiguur bij de oprichting van onze club.

Nu weten velen van jullie al dat ik samen met Peter de Jong met het jubileumboek 125 jaar Schaakclub Utrecht bezig ben. Graag wil ik Prange daarin de aandacht geven die hij verdient, maar hoe kan een foto van deze man gevonden worden? Lang gezocht, niets gevonden.

Maar dan vind in ineens een artikel van Erik Olof, uit ons clubblad van eind jaren ’80. Erik Olof was de veelschrijver van die tijd. Als een kluizenaar trok hij zich terug in de Koninklijke Bibliotheek om daar zo ongeveer drie kwart van het Jubileumboek Eeuwig Schaak, ter ere van ons 100-jarig bestaan, te schrijven. Ik lees zijn relaas in ons clubblad, een paar jaar n´ het verschijnen van het Jubileumboek 100 jaar SCU:

Eigenlijk heb ik nu wel genoeg gespit in het schaakverleden. Wat ik gevonden heb is gepubliceerd, het is welletjes. Nu weer serieus aan de arbeid. Maar dan, een interview in Vrij Nederland, van Igor Cornelissen met een mevrouw Prange. Geen alledaagse naam, ik begon het te lezen. Haar vader bleek een befaamd kunstcriticus te zin geweest voor Het Parool. Nooit geweten. Mijn kennis vertoont opvallend veel leemtes. Dan: zijn vader was naar Nederlandsch-Indië vertrokken, aldaar directeur van een HBS.
Hoe zo’n moment te beschrijven? Een cliché: als door de bliksem getroffen.

Precies! Als door de bliksem getroffen! Ik weet precies wat Erik bedoelt!

De geënterviewde mevrouw Prange is dus de kleindochter van onze Prange, een van de oprichters van onze schaakclub, in 1886, en organisator van het Nederlands schaakleven. Nu een vergeten naam waarschijnlijk, maar ten onrechte. Mevrouw Prange, kunstenares, werd door Igor Cornelissen beschreven als zeer vriendelijk, met een zachte stem, dus voordat ik er erg in had stond ik met de telefoon in mijn hand en de afspraak bleek snel gemaakt.
Jammer, jammer, allemaal te laat voor ons jubileumboek, maar de tweede druk zal een schat aan aanvullend materiaal bevatten. Het was mij bijvoorbeeld niet eens bekend hoe onze Prange er uit geeft gezien.

En weet Erik misschien ook nog wat de voornamen van Prange waren? Ook dat is een mysterie dat ik in geen enkel document heb kunnen terughalen. Jazeker wel! Met dank aan mevrouw Greet Last-Prange, te Haarlem. Alberg Jan Antonie Prange.

prange

Alberg Jan Antonie Prange. Een scan van de kopie van de foto. Ik heb Erik nog gemaild of hij misschien nog de originele foto had, want kopiën in een clubblad slaan de foto zo tweedimensionaal plat. Helaas, die had-ie niet meer.

A.J.A. Prange

Robert Beekman, 2011

1886 is het jaar waarin Schaakclub Utrecht opgericht wordt. A.J.A. Prange is de naam van degene die aan de bakermat staat. Prange legt in 1885 contact met de Nederlandse Schaakbond ten tijde van het onofficieuze NK van 1885, waaraan hij zelf ook deelneemt. Hij werpt zich op als degene die in Utrecht, waar hij student is, een schaakclub kan opzetten. Jhr. Arnold van Foreest (later erelid van Schaakclub Utrecht maar op dat moment woont hij nog in Amsterdam) geeft als tip mee contact op te nemen met A.G.O., een Utrechter die altijd goede inzendingen bij de schaakpuzzels instuurt. Prange gaat op zoek, vindt A.G. Olland en samen met hem en diens broer richt hij september 1885 een Utrechtse afdeling van de Nederlandse Schaakbond op. In april 1886 wordt hier Schaakclub Utrecht van gemaakt.

Adolf Georg Olland, zijn broer Eduard Lodewijk Olland, Petrus Alexander Wennekendonk en Alberg Jan Antonie Prange zijn de vier sleutelfiguren bij de oprichting van onze club. Prange is van hen de grote initiator. Opnieuw Prange!

Prange is ook degene die in de eerste jaren van de club telkens weer de leden opbelt en inspireert om naar de club te komen. Samen met Eduard Olland. Die eerste jaren ná 1886 zijn moeilijke jaren voor Schaakclub Utrecht. De opkomst is niet hoog en Prange realiseert zich maar al te goed dat het belangrijk is er hard aan te trekken. En dat doet hij. Volgens de grote Adolf Georg Olland helpt hij daarmee de club te overleven.

Diezelfde Olland over Prange: “En wanneer het middernachtelijk uur reeds lang voorbij is (één uur is sluitingstijd), zet Dr. Prange, niet minder bedreven in het piano- dan in het schaakspel, zich aan het klavier en doet hij ons tot besluit van den gezelligen avond genieten van zijn virtuositeit. En wanneer hij dan zijn phantasie laat gaan, dan kost het moeite van Café Hollman-Groyen te scheiden.”

birdDat waren nog eens tijden! Olland kan er maar niet over uitgesproken raken. Lyrisch blikt hij in 1923 terug op die eerste periode van na de oprichting: “De vurige Amsterdamsche schaakijveraar, Pinedo (op de linkerfoto speelt hij aan de rechterkant tegen Bird; Loman kijkt toe; foto uit 1880), onvergetelijk voor de oudere schakers in ons land, bezocht nu en dan in gezelschap van Jhr. A.E. van Foreest onze club, waarbij dan, terwijl Van Foreest simultaan speelde, Pinedo wondermooie verhalen deed over Morphy en Andersen en over het succes dat hij, Pinedo, op schaakwedstrijden in Duitschland behaald had. Alleen medelijden was oorzaak geweest dat hij niet meer punten maakte. Immers, de tegenstanders, beroepsspelers, smeekten Pinedo hen te laten winnen omdat het hun brood was.” Als eerst Pinedo zijn “wondermooie verhalen doet” en daarna Prange zijn “virtuositeit en phantasie laat gaan op de klavier”, kan de avond uiteraard niet meer stuk.

De goede contacten met de Nederlandse Schaakbond is Prange nooit kwijtgeraakt. Naast zijn bestuurlijke verplichtingen bij Schaakclub Utrecht (secretaris-thesauriër), is hij ook secretaris van de Schaakbond, die probeert Leiden, Nijmegen en Haarlem bij de Bond te betrekken. Stad en land reist hij af, zonder veel succes. Hij ontvangt er in 1988 het erelidmaatschap van de Nederlandsche Schaakbond voor. In 1891 wordt hij vice-voorzitter van de Bond.

Tijdschrift Prange

Op 1 januari 1893 verschijnt Nummer 1 van de Eerste Jaargang van het “Tijdschrift van de Nederlandsche Schaakbond”. Prange is initiatiefnemer van dit huisblad van onze nationale schaakbond. Gelijk gaat hij in de redactie zitten. In dat eerste nummer wordt Prange als penningmeester en redactielid vermeld.

In 1890 promoveert Prange in de wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Alberg Jan Antonie Prange: “Bijdrage tot de kennis van het zilver” luidt zijn proefschrift. Hij wordt assistent in de scheikunde bij de Rijksuniversiteit en verhuist in 1893 naar Amersfoort, waar hij leraar scheikunde wordt.

prange2Hij vertrekt gelijk bij Schaakclub Utrecht. Niet veel later verhuist hij naar Nederlands-Indië, waar hij eerst leraar en later directeur van een HBS te Soerabaja wordt. In 1916 overlijdt hij daar op 53 jarige leeftijd. In Nederland is men Prange allang weer vergeten. Maar Olland is Prange niet vergeten. Die weet nog heel goed wat Prange betekent heeft voor Schaakclub Utrecht. In de krant looft hij vooral Pranges vermogen om bruggen te slaan en de Nederlandse schaakwereld bij elkaar te brengen.

Links: Alberg Jan Antonie Prange, op de kennismakingsbijeenkomst van de Indologen Vereniging te Leiden van 1915.