schaakgeschiedenis

A Chess Multibiography: vier grote Russische schaaksterren uit de jaren ‘6o

Een boekentip. De nieuwe Andrew Soltis over Tal, Petrosian, Spassky and Korchnoi. De vier schakers die vanaf de jaren ’50 tot eind van de jaren ’60 de wereldranglijst en titel domineerden. Tal, Petrosian en Spassky werden wereldkampioen, Korchnoi net niet. Met 12 gewonnen kandidatenmatches is hij onbetwist de grootste daarin. Tot ver in de 80 jaar bleef hij actief. Vier topspelers met elk een compleet verschillende stijl. Tal de opportunist die met zijn onberekenbare offers zijn tegenstanders de stuipen op het lijf joeg. Spassky, volgens sommige lui, kwam pas laat tot grote hoogte. Petrosian, de sluipmoordenaar die (te) vaak genoegen nam met korte remises. En dan de harde werken Korchnoi.

            Soltis geeft mooie verhalen. Maar ook stukken over de harde werkelijkheid van topspelers die door de overheidsambtenaren en KGB klein gehouden werden. Als straf, geen buitenlandse toernooien en minder inkomen. Korchnoi zou in 1974 naar het Westen vluchten. Spassky werd zijn nederlaag tegen Fischer (de eerste sinds Max Euwe in 1935 – 1937) zwaar aangerekend. Hij zou met een Franse trouwen en in 1974 naar Frankrijk verhuizen. Tal vocht altijd tegen zijn gezondheid en zijn liefde voor vrouwen.

            In 207 partijen wordt ook inhoudelijk naar stijl en mooie partijen gekeken. Ik heb de boekenreeks van Kasparov over de wereldkampioenen er lekker naast gelegd. Leuk om te zien daarin is dat Kasparov een erg kort hoofdstuk over Tal heeft (zo tot en met zijn wereldkampioenschap in 1963), terwijl deze nog in 1967, 1970 en 1979 op de top van zijn kunnen was (en de Fide ranglijst aanvoer).

            Het hoofdstuk over Korchnoi (geen wereldkampioen dus) gaat ook in hoge mate over de Leonid Stein. Hij won een paar zeer grote toernooien (naast een paar Russische kampioenschappen) zoals het grote 50 jaar Sovjet toernooi in Moskou in 1971 en het Alekhine Memorial in 1971 (samen met Karpov). Hij overleed alleen op jonge leeftijd in 1973. Andere uitdagers, maar net een maatje minder, in de jaren waren Efim Geller, Mark Taimanov en Lev Polugajevski. (Stein is de enige topspeler uit deze periode waar ik een bio van heb bewaard.)

            Vanaf begin jaren ’60 kwam de angst om die ene Amerikaan er nog bij, Bobby Fischer. Al in 1962 in Curacao werden de Russische schakers gemobiliseerd tegen deze natuurkracht. In 1967 stond Fischer op nummer 1 van de Fide-lijst, gevolgd door 9 Russen. Hij werd ook niet uitgenodigd voor het grote herdenkingstoernooi omdat niemand van de topspelers kon garanderen dat Fischer niet kon winnen.  In 1972 sloeg hij (na een winst in de finale van kandidatenmatches tegen Petrosian) zijn slag. Daarna kwam Karpov en Kasparov en was het weer jaren rustig in het Kremlin.

            Een fraai boek, mooie portretten en verhalen van vriendschappen die zelfs, ondanks de concurrentie op het schaakbord, decennia duurden.  

Vraag: wie vind jij de “beste” van deze vier en waarom? Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar Korchnoi.

Eén reactie

  • Jaap van der Tuuk

    De beste van deze vier is niet aan te wijzen. Spasski hoort met Aljechin en Keres tot de beste aanvallers van de 20e eeuw. Niet Tal!, die briljant rotzooi kon schoppen. En de koningsaanvallen van Petrosjan zijn zeldzaam, maar uiterst origineel. Kortschnoi kon alles.