Robert Beekman
Meer dan zestig jaar was van Wijngaarden, links in beeld, lid van Schaakclub Utrecht. Gedurende de eerste jaren van zijn schaakcarrière heeft Van Wijngaarden regelmatig meegedaan met het eerste team. Achttien jaren was hij voorzitter, en gedurende al die tijd en ook daarna heeft hij zich als een ware beschermheer van de club getoond. Zelfs in de laatste maanden van zijn leven, toen hij wist dat hij ging sterven, belde hij nog elk weekend op naar het bestuur, om te vragen hoe het die donderdag op de club vergaan was… Een zeldzame vorm van toewijding!
Eén van de wapenfeiten die op zijn naam staan is de feestmaaltijd die bij hem thuis georganiseerd werd na afloop van het kampioenschap van 1946. George van Vloten hem in het jubileumboek daar uitgebreid voor. Ook voor zijn steun gedurende dat gehele kampioensjaar. Eduard Spanjaard roemde zijn steun in het kampioensjaar als volgt:
… als geen ander was van Wijngaarden bereid persoonlijke offers te brengen voor welke schaakmanifestatie dan ook. Insiders weten het maar al te goed: een schaakwedstrijd is nu eenmaal geen kijkspel en trekt daarom weinig toeschouwers.
Daardoor zijn de financiële baten minimaal en is de geldnood permanent. Maar ‘Utrecht’ vond altijd het sluitstuk ter begroting: het royale gebaar van Van Wijngaarden.
Zijn mooiste beloning was het succes, dat het eerste tiental van ‘zijn’ club in 1946 boekte, door het landskampioenschap te behalen. De vorstelijke maaltijd, welke Van Wijngaarden ter ere van dit resultaat te zijnen huize offreerde aan de spelers, zal geen van hen ooit vergeten…
Van links naar rechts: G.H. Bruins (geboren 1873), Jhr. A.E. van Foreest (1863), W. Pijper (1873), Dr. A. Schuckink Kool (1873), en helemaal rechts A.H. van Wijngaarden (1873).