1960 - 2016

Bert Kieboom

In 1950 komt Bert Kieboom bij Schaakclub Utrecht. Hij gaat kijken bij de wedstrijd Argentinië – Utrecht. Max Euwe speelt dan namens Utrecht tegen Bolbochan. Vijftien jaar oud is hij dan. Op dat moment besluit hij lid te worden van Schaakclub Utrecht.

kieboom2

Rechts speelt Euwe en direct achter Euwe kijkt een jongen (derde van rechts) geïnteresseerd toe. Dat is Bert Kieboom! Overigens kunt u helemaal links, zittend achter het tweede schaakbord, nog net het gezicht van Eduard Spanjaard zien.

In november 1952 klimt hij op tot bord 8 van het vierde tiental en in december wint hij de tweede prijs in de tweede groep snelschaken. Daarna gaat het crescendo; in januari 1953 wordt hij, als invaller, opgesteld tegen Denk en Zet 1 aan bord 10 van het tweede. En hij wint. In de winterwedstrijd 1953-1954 scoort hij 9 uit 10. November 1954 vast in het tweede. Het jaar erna in het eerste. Daar zal hij bijna 20 jaar in spelen.

Begin 1997 stelt Arie Luca hem deze vraag als startpunt voor een artikel in ons clubblad. In antwoord daarop schrijft Bert de volgende column.

Waarom schaak ik eigenlijk?

Bert Kieboom

Goeie vraag, Arie en – dat ben ik met je eens – een goed boek waaraan die vraag refereert. Een toch wel serieus antwoord mijnerzijds. Ik schaak al heel lang, Arie. Te lang? Och, waarom?

De eerste en tweede fasen waren vóór de zwart-wittelevisie en uit de overlevering van geheel seniele voorvaderen, om bij jouw woorden te blijven.

Ik heb het spel geleerd in het Groningse dorp Scheemda, waar ik in de laatste oorlogsjaren als evacué was ondergebracht bij een rechtschapen landbouwersgezin. ‘s Avonds kwamen daar wel eens bord en stukken op tafel voor een, door mij eerbiedig gadegeslagen potje schaak. Weer thuis, activeerde ik mijn vriendjes om, niet gehinderd door enige theoretische kennis, onze krachten te meten. Een partij begon bijvoorbeeld met 1.a3 2.b4 3.c3 4.d4 5.e3 6.f4 7.g3 en 8.h4, door zwart in sneltreinvaart beantwoord met symmetrische pionzetten. Daarna probeerden we er nog wat van te maken. Pas later drong tot ons door dat er meer en leukere mogelijkheden waren. We speelden meestal bij mij thuis in de gang, omdat er elders in het arbeidershuisje nauwelijks plaats was. Maar dat hinderde niet. Het schaken was toen één grote ontdekkingsreis en daar deed je het voor.

simultaan1977kieboom2Links Bert Kieboom

Deze empirische fase werd gevolgd door een soort studiefase, met als hulpmiddel honderd van Aljechins beste partijen, die mijn (niet schakende, maar wel toegewijde) vader had opgedoken op de rommelmarkt. Ik heb het boek van voor naar achteren, terug en nog eens, ettelijke keren doorgewerkt, vaak genoeg om te besluiten lid van een schaakclub te worden. Het werd Utrecht, na de wedstrijd Utrecht – Argentinië.

De derde fase begon bij voorzitter Ed Spanjaard, met wie ik in het eerste tiental en de toenmalige hoofdklasse speelde. Ik schaakte toen fanatiek en speelde om de ontlading in felle snelschaaktoernooitjes en om de punten.

Pas in de daarop volgende fase werd jouw vraag, Arie, een aantal keren acuut. Waarom schaakte ik eigenlijk? Niet meer om alles eigenhandig te ontdekken, want dat ging veel sneller uit de boekjes. Niet meer om wereldkampioen te worden, want dat zat er niet in. Voor de punten en het ego (later vervangen door elo) nog wel, maar steeds minder in de loop der jaren. Om de schaakvrienden wellicht? Ik heb in mijn leven zeer veel goede kennissen gekregen onder schakers, eerlijk gezegd vaker elders.

In 1981 brak vermoedelijk de laatste fase aan, toen ik na de dood van Spanjaard diens schaakrubriek overnam. Ik kwam in contact met het legioen van beroepsschakers, keek veel naar mooie partijen en leerde vooral de schoonheid van het spel waarderen. Dat esthetische aspect en de wonderbaarlijke schaakwereld vol verhalen werden mijn grootste inspiratiebron, vooral toen ik met mijn gewone journalistieke werk was gestopt.

Tegenwoordig schaak ik nog voornamelijk om scherp te blijven voor de analyses die ik moet maken. Soms begin ik met tegenzin aan een partij, maar bijna altijd komt er toch weer een moment dat de stelling me volledig absorbeert, door de telkens opduikende verrassingen, die het spel zo ongemeen boeiend maken.

En lukt het dan weer om eruit te halen wat erin zit, dan geeft dat zo’n overweldigend goed gevoel, dat alle mislukkingen vervagen en je beseft: hier moet ik mee doorgaan!”

Fragmenten

Eén keer is Kieboom kampioen van de SGS geworden. Hieronder een partij met magneetoffers (SGS-kampioenschap van 1980):

diakiebtolkB. Kieboom – P. Tolk
SGS kampioenschap 1980

1.Pxf7! Kxf7 2.Lxe6+! Kxe6 2…Ke8 3.Lxd7+ Kxd7 4.e6+
3.Dg4+ Ke7 4.Dxg7+ Ke6 5.Dg4+ Ke7 6.Lg5+ Kf8 7.Df5+ Kg7 8.Dxd7+ Kg6 9.De6+! Kxg5 10.h4+! Kxh4 11.Dh6+ Kg4 12.f3+ Kg3 13.Dg5#

1-0

Kieboom: “Twee keer het magneetmotief: dat zie je niet vaak. Tolk liet het me helemaal uitspelen. De schat!”

.

diakiebdrieAd Driedonks – Bert Kieboom
Interne SCU 1988

Wit heeft net Ld3-f5 gespeeld.
1…Pd4! Met de (hernieuwde) dreiging 2… Pe1 3.Kg1 Pf3 met damewinst.
2.Df2? In het variantenspel geeft het paard van g2 nog drie andere aftrekschaaks:
– 2.Dxd4 Pf4+ 3.Kg1 Pe2+
– 2.Lg4 Ph4+ 3.Kg1 Phf3+
– 2.Da5 Pe3+ 3.Kg1 Pdxf5 en zwart wint
2…Te1+ 3.Dxe1 Pxe1+

0-1

Hieronder Kieboom – Postma, externe SCU (1993). Zijn meest spectaculaire partij!

diakiebpostKieboom – Postma
Externe SCU 1993
(Commentaar Bert Kieboom)

12…Dxg5?! 13.Dxf7+ Kd8 14.Dxb7 h4 15.Dxa8 Ld6 16.Pe4 Df5 17.Ld3 h3 18.Ld2 h2 19.O-O-O hxg1=D 20.Txg1 Th1 21.Pxd6

.

.

.

.

diakiebpost221…Txg1+? Zwart houdt remise met 21…Dxd3! 22.Dxb8+ Kd7 23.De8+ Kxd6 24.Lb4+ Kd5 25.Df7+ Ke4 26.Df4+ Kd5 27.Df7+ en eeuwig schaak.
22.Kc2 Kd7 23.Dxb8 Ke7 24.Pxf5+ Kf7 25.Dh8! Tc1+ 26.Lxc1 Pxe3+ 27.Lxe3 g1=D 28.Lc4+ Kf6 29.Df8+ Kg6 30.Pe7+ Zwart gaat door zijn vlag. Maar anders is het mat na 30… Kh5 31.Dh8 Kg4 32.Le2.

1-0