bouwmeester

Willemze – Bouwmeester (2004)

Over schaakboeken, schaakschrijvers, schaaktheorie en een partij op de club

Hans Bouwmeester

Zelfs de beste analyticus kan een bepaald percentage aan fouten niet vermijden!
J. Averbach

Over de boeken, die Kasparov schrijft over zijn grote voorgangers, zijn zowel lovende als zeer kritische commentaren losgekomen. Onlangs ging de eindspelcomponist Jan van Reek in ons onvolprezen bondsorgaan nogal tekeer over het enorme karwei dat de grootste schaakspeler van onze tijd ter hand heeft genomen. Hij beroept zich op zijn samenwerking met Spasski, noemt zichzelf evenals Hübner een kamergeleerde en komt tot de conclusie dat Kasparov als ‘baas’ veel aan de ‘knecht’ Plisetsky heeft overgelaten.

Persoonlijk geniet ik zeer van de boeken van Kasparov; er zijn er thans vier verschenen en in het vijfde deel zullen Karpov en Korchnoi wel aan de orde komen. Ik kan er naar verlangen. Op het betoog van Van Reek wil ik niet ingaan. Hij zal een paar dingen wel goed gezien hebben. Maar dat Kasparov niet sterk betrokken zou zijn bij het werk kan ik niet geloven.

Analyseren is moeilijk en met de uitspraak van Averbach in het achterhoofd ben ik geneigd de analyticus mild te beoordelen. Ondanks de hulp van het ‘silicon monster’ blijken fouten onvermijdelijk.

Het maken van een mooi schaakboek is een omvangrijk en lastig karwei. Het is bijna onmogelijk om alles alleen te doen. Noch auteurs, noch uitgevers worden er rijk van. Het overgrote deel van deze mensen doet het werk, zoals Paul Keres eens zei, ‘aus Liebe für die Sache’.

In deel 4 van de genoemde serie bespreekt Kasparov partijen van Fine, Reshevsky, Najdorf, Larsen, Portisch en Fischer. De grote schakers buiten de Sovjet Unie dus. De opening van de partij Najdorf – Tal uit Belgrado 1970 trok mijn aandacht omdat ik er in de jaren zeventig eens een artikel over heb geschreven.

Een enkele keer speel ik op de club nog wel eens een partij met de jonge mensen. Ze spelen goed, de jonge talenten van nu. Vaak moet ik het afleggen. Het oude hoofd werkt niet meer zo goed als vroeger. In de opening wreekt zich het zwakker wordend geheugen en in het derde en vierde speeluur treden duidelijk concentratiefouten aan het licht Maar… soms lukt er nog wel eens iets.

Thomas Willemze – Hans Bouwmeester
Interne Schaakclub Utrecht, 2004

1.e4 c6 2.c4 d5 3.exd5 cxd5 4.cxd5 Pf6 5.Pc3 Pxd5 Half Klassiek Damegambiet. Een andere speelbare methode is 5… g6.
6.Pf3 Pc6 7.Lc4 e6 8.O-O Le7 9.d4 O-O 10.Te1 Een overbekende stelling. Het beroemdste voorbeeld is Botwinnik – Aljechin, AVRO 1938. De laatste zette toen met 10… b6 voort en kwam na 11.Pxd5 exd5 12.Lb5! minder te staan. Botwinnik won de partij door superieure eindspeltechniek.
10…Pxc3 11.bxc3 b6 12.Ld3 Lb7 13.h4 Tijdens de partij kon ik me mijn bovengenoemd artikel niet meer herinneren. Wie het interesseert zou het in de jaargangen van de jaren zeventig in ons bondstijdschrift kunnen opzoeken. De ambitieuze tekstzet was mij bekend. Najdorf speelde in 1970 tegen Tal 13.Dc2 g6 13.Lh6 Te8 14.Dd2, maar bereikte geen voordeel
diabouwwillemze113…Tc8 Natuurlijk is 13…Lxh4 14.Pxh4 Dxh4 15.Te3 riskant voor zwart, maar misschien is zijn stelling toch wel te verdedigen. Ik ken geen voorbeelden uit de praktijk maar beheerders van databases kunnen wellicht partijen vinden. De tekstzet komt in mijn bronnen niet voor.
In een partij Razuvaev – Farago, Dubna 1979, volgde 13…Pa5 14.Pg5 h6 15.Dh5 Ld5? (Deze zet lijkt mij foutief. Zoals de partij en de analyses leren moet veld d5 voor de koningin open blijven. 15… Tc8 leidt tot dezelfde stelling als in de onderhavige partij.) 16.Ph7 Te8 17.Lxh6! gxh6 18.Dxh6 f5 (Er dreigde 19.Pf6+! en mat in enkele zetten.) 19.Te3 Lxh4 20.Tg3+! Lxg3 21.Dg6+ Kh8 22.Pf6 Lh2+ 23.Kh1! en wit won snel. Deze partij is van belang voor het begrip van de variant.
Kasparov geeft in zijn deel 4 hier 13…Lf6 14.Pg5 g6 15.Dg4 aan en meent dat het witte initiatief niet zo gevaarlijk is.
14.Pg5 h6 15.Dh5 Pa5 Deze stelling had Farago kunnen krijgen als hij i.p.v 15… Ld5 hier 15… Tc8 had gespeeld.
diabouwwillemze216.Ph7? Vermoedelijk heeft de witspeler de partij van Razuvaev en Farago in gedachte gehad. Maar hier zijn de omstandigheden anders en zoiets heeft soms beslissende betekenis.
– Tijdens de partij was ik bevreesd voor 16.Lh7+ Kh8 17.Lb1 De8 18.Pxe6!? 18.Ph7 f5! (18…fxe6 19.Lg6 Dc6 20.f3 Dit lijkt slecht voor zwart maar waarschijnlijk is zijn stelling na 20…Tf6 21.Lxh6 Txg6 nog wel speelbaar.)
– 16.Lh7+ Kh8 17.Pxf7+ Dit kan wit ook proberen, bv. 17…Txf7 18.Dxf7 Kxh7 19.Lxh6 Df8! en vermoedelijk heeft zwart toch wel de betere kansen.
– Na 16.Lh7+ Kh8 17.Pxf7+ 17…Txf7 18.Lg6 heeft zwart de fantastische finesse 18…Txf2!! 19.Kxf2 (niet 19.Lxh6 Txg2+ 20.Kf1 Txg6! 21.Lf4 Th6 22.Lxh6 Df8+ 23.Lf4+ Kg8 24.Dg4 Ld5 en zwart wint.) 19… Lxh4+ 20.Ke2 (of 20.g3 Lxg3+!) 20… Lxe1 21.Lxh6 Dh4 eveneens met winst voor zwart.
16…Txc3 Ook 16… Te8 lijkt mogelijk omdat zwart na 17.Lxh6 Dd5! ter beschikking heeft. (18.Dg4 Dxg2+!) Hier blijkt mooi het verschil met de positie van Farago.
17.Pxf8 Txd3 18.Pxe6 fxe6 19.Dg6 Hij had beter 19. Txe6 kunnen proberen, maar zijn positie blijft verloren.
19…Dd5! 20.Txe6 Nu gaat het hard.
20…Td1+ 21.Kh2 Dxd4 22.Lg5 Dxf2 23.De8+ Lf8 24.Te2 Dg1+ 25.Kg3 Td3+ Wit geeft het op. Zouden mijn analyses correct zijn? Ik hoop het, want dan is de onderhavige variant voor zwart gerehabiliteerd. Mij ontbreekt de vaardigheid met de computer. Misschien een aardig karweitje voor Jan van Reek.

0-1

bouwmeester09

Hans Bouwmeester

thomas05

Links Thomas Willemze