De opening en voorbeschouwing
Eduard Spanjaard
Boven links Euwe, rechts Spanjaard; toastend bij de opening van het toernooi op een voorspoedig verloop!
Dit zei Dr. Euwe, bij de opening van het PAM-toernooi:
“Het kleine Nederland neemt onder de landen die schaaktoernooien organiseren een eerste plaats in. Behalve aan het jaarlijks terugkerende Hoogoventoernooi, zijn wij in 1961 reeds getuige geweest van drie belangrijke internationale gebeurtenissen; thans staan wij aan de vooravond van een vierde internationale schaakwedstrijd die gedurende een kleine twee weken de Nederlandse schaakharten sneller zal doen kloppen.
Hulde aan het organiserend comité van de Schaakclub Utrecht en hulde vooral ook aan onze royale gastheren, de Steenkolen-Handelsvereeniging N.V., te Utrecht.”
Met recht wordt begonnen met een citaat van Euwe, uitgesproken tijdens de persconferentie vooraf. C.A. Schuckink Kool, van de voorbereidingscommissie van Schaakclub Utrecht: “In dat verband zou ik graag met grote nadruk willen vermelden dat we bijzonder dankbaar zijn voor de enorme steun die we van dr. Euwe ook bij het voorbereidende werk hebben gehad.”
In een persconferentie die aan de opening vooraf ging, had dr. Max Euwe het verheugend genoemd dat de laatste tijd zoveel jongere schakers waren opgekomen nadat ruim tien jaar de samenstelling van het Nederlandse tiental vrijwel constant was gebleven. Hij noemde namen als Langeweg, Tan, Henneberke en ook Van Geet en Van de Pol. Omdat de beste jaren voor de schaker tussen de 35 en 40 liggen, aldus dr. Euwe, is het broodnodig dat er wat jong bloed in de schaaktop komt. We mogen er trots op zijn, zo zei dr. Euwe, dat wat het organiseren van toernooien betreft Nederland aan de top staat, misschien met Zuid-Slavië. Waaraan de Nederlandse grootmeester Donner nog toevoegde: “En Rusland organiseert nooit een toernooi; dat is juist zo schandelijk.”
De spelers
Links de hele groep deelnemers bij de lotingsceremonie.
Het Genesis van een schaaktoernooi – de fascinerendste mengeling van kunst, strijd, wetenschap en zenuwen – is niet het welkomswoord, is niet het plan, is niet meneer X, het is wél het totaal aan schaakkunstenaars, dat zeer onhoffelijk is samengevat onder de kop deelnemerslijst.
Vraag een deelnemer niet waarom hij 9 maal vele uren tot de grens van zijn denken, zijn intuïtie, zijn scheppend vermogen, zijn hardheid en zijn kunnen wil gaan; waarom hij bergen wil verzetten, dromen wil concretiseren, meedogenloze regels tot soepele instrumenten van handeling wil maken; het is een heilig moeten en het is daarom, dat wij dit bulletin – dat hoopt het ééndagsvliegsleven der journalistiek te ontkomen – openen met hun namen.
Niettegenstaande het betrekkelijk geringe aantal deelnemers, is dit toernooi van bijzonder goed gehalte. Het mag een uitzondering heten wanneer in internationale wedstrijden de helft van het aantal deelnemers de grootmeestertitel draagt, en hoewel men tevoren bepaald niet op een dergelijk percentage van hoogste titeldragers heeft gemikt, is dit als vanzelf een feit geworden.
Vijf van de tien deelnemers zijn grootmeesters, voorts twee meesters en drie niet-meesters!
Bij dit laatste dient te worden aangetekend, dat Langeweg weliswaar officieel de meestertitel nog niet bezit, maar in de praktijk toch wel, omdat hij zowel in het IBM-toernooi als in het Peter Stuyvesanttoernooi het vereiste minimum aantal punten heeft overschreden; er kan maar nauwelijks twijfel aan bestaan of de kwalificatie-commissie zal hem op het eerstvolgende FIDE-congres de begeerde titel verlenen.
1. K. Langeweg, Nederland, aspirant-meester.
24 jaar; woonachtig te Amsterdam, studeert psychologie.
Speelt in het Nederlands tiental. Speelde mee om het kampioenschap van Nederland; winnaar VAS-toernooi mei 1961 en behaalde daar een zogenaamd half-meesterresultaat; bereikte in het toernooi te Zevenaar een volledig meesterresultaat; de benoeming tot internationaal meester moet formeel nog geschieden door het FIDE-congres.
2. A. O’Kelly de Galway, België, grootmeester.
50 jaar; woonachtig te Brussel, schaakjournalist.
1950 – benoemd tot internationaal meester; 1956 – benoemd tot internationaal grootmeester.
Speelde diverse malen in het Hoogoventoernooi en onlangs nog in het toernooi te Zevenaar.
3. K. Robatsch, Oostenrijk, grootmeester.
32 jaar; woonachtig te Klagenfurt, studeerde psychologie; werkzaam bij een electriciteitscentrale.
1957 – benoemd tot internationaal meester; 1961 – benoemd tot internationaal grootmeester.
Vertegenwoordigde zijn land bij de Olympiade te Leipzig en speelde in het Clare Benedict toernooi 1961 (1e bord).
4. A. Bisguier, U.S.A., grootmeester.
32 jaar; woonachtig te New York.
1950 – benoemd tot internationaal meester; 1957 – benoemd tot internationaal groot meester.
Speelde onder andere in: Interzonale 1955 te Gotenburg; Olympiade 1961 te Leipzig; Grootmeestertoernooi 1961 te Bled; internationaal toernooi van de Centrale Schaakclub te Moskou 1961.
5. H. Bouwmeester, Nederland, meester.
32 jaar; woonachtig te Utrecht, wiskundeleraar.
Sinds 1951 internationaal meester. Speelt in het Nederlands tiental; neemt regelmatig deel aan onder andere het Hoogoventoernooi, dat hij in 1954 won, en aan het Clare Benedict toernooi. Vertegenwoordigt de Schaakclub Utrecht.
6. J.H. Donner, Nederland, grootmeester.
34 jaar; woonachtig te Amsterdam.
1952 – benoemd tot internationaal meester; 1959 – benoemd tot internationaal grootmeester.
Speelt in het Nederlands tiental; was meermalen kampioen van Nederland; vertegenwoordigde Nederland in diverse toernooien; speelt Olympiades (onder andere Leipzig 1961). Was samen met Dr. Euwe winnaar van het Hoogoventoernooi in 1958.
7. A. Matanovic, Joegoslavië, grootmeester.
31 jaar; woonachtig te Belgrado, studeerde Engels. Thans werkzaam bij de regeringsvoorlichtingsdienst.
1951 – benoemd tot internationaal meester; 1955 – benoemd tot internationaal grootmeester.
Speelde in ons land enige malen in het Hoogoventoernooi en won dit in 1959. Was winnaar van het onlangs gehouden toernooi te Zevenaar.
8. D.D. van Geet, Nederland.
29 jaar; sinds kort woonachtig te Utrecht, afgestudeerd en sociologisch-economisch werkzaam.
Hoofdklasse-speler. Heeft enige internationale ervaring (onder andere Bulgarije).
Speelde in de tweede meestergroep van het Hoogoventoernooi. Vertegenwoordigt de Schaakclub Utrecht.
9. J.H. van de Pol, Nederland.
27 jaar; sinds kort woonachtig te Utrecht, scheikundig ingenieur; biochemicus.
Hoofdklasse-speler; speelt in het Nederlands tiental.
Hij komt thans voor het eerst uit in een internationaal toernooi en vertegenwoordigt de Schaakclub Utrecht.
10. F.J. Perez, Spanje, meester.
40 jaar; woonachtig te Barcelona, schaakjournalist.
1959 – benoemd tot internationaal meester.
Won enige malen het kampioenschap van Spanje; meermalen deelnemer aan het Hoogoventoernooi; vertegenwoordigde zijn land in het Zonetoernooi te Marienbad, augustus 1961.
Wie van hen het beste Kerstrapport zal kunnen tonen? Het antwoord gaf één der grootsten uit het rijk der schaakscribenten, Dr. Tartakower: “Als ik sterk speel ben ik tweede, als ik geluk heb eerste”.
Uiteraard interesseert ons het meest de vraag welke verwachtingen men kan koesteren van de resultaten van de Nederlandse deelnemers. Het is verheugend dat grootmeester Donner van de partij is en het is eveneens verheugend dat deze zich in het laatste halfjaar in een veel betere vorm bevindt dan tevoren. In het toernooi te Bled heeft hij lange tijd op de nominatie gestaan een hoge prijs te winnen en in het eindklassement was hij toch nog gelijk met Najdorf geëindigt. Een eerste prijs van Donner behoort stellig tot de mogelijkheden; de ex-landskampioen behoeft geen van zijn collega grootmeesters als zijn meerdere te erkennen.
Met Kick Langeweg heeft Nederland een tweede ijzer in het vuur. Zijn spel in het Peter Stuyvesanttoernooi, meer nog dan zijn resultaat, heeft de Nederlandse schaakwereld de overtuiging verschaft, dat wij in deze jonge speler een kracht bezitten, die geroepen zal zijn de Nederlandse schaakfaam in de toekomst te handhaven en te versterken.
Uiteraard kan men ook van Bouwmeester grote dingen verwachten, maar deze is, evenals in de voorafgaande wedstrijd, sterk gehandicapt door wat men zou kunnen noemen “bijkomende omstandigheden”. Hij moet namelijk in zijn “vrije” tijd een volledige functie als wiskundeleraar vervullen, en daar bekend is dat Hans Bouwmeester in de eerste plaats zijn “burgerlijke” plicht doet, mag men aannemen, dat zijn taak als deelnemer aan een zo zwaar bezette wedstrijd wel eens in het gedrang kan komen. Zo is het ook begrijpelijk, dat Bouwmeester in het toernooi te Zevenaar een aantal korte remisepartijen heeft gespeeld. Laten wij echter hopen, dat hij voor deze wedstrijd, in zijn eigen woonplaats, juist zoveel meer aandacht zal kunnen opbrengen, dat het noodmiddel ‘salonremise’ ditmaal geen harde noodzaak zal worden.
Van Geet en Van de Pol hebben beide hun sporen in het jeugdschaak verdiend en zijn snel opgeklommen naar de hoogste nationale regionen. Zij hebben nog nimmer in een toernooi van dit gehalte meegespeeld en zij zullen misschien een beetje onwennig staan tegenover de merkwaardige sfeer, die van zo’n toernooi uitgaat. Niettemin mag men verwachten, dat zij hun huid duur zullen verkopen.
Het is opmerkelijk, dat van de vijf Nederlandse deelnemers er drie lid zijn van de Schaakclub hier ter stede: ‘Utrecht’ is sterker dan u denkt. Over de buitenlanders kunnen we kort zijn.
Zij hebben zonder uitzondering grote internationale schaakervaring en zij kennen allen perioden van ups en downs, zodat met geen mogelijkheid te voorspellen valt, wie ditmaal zijn beste beentje zal voorzetten. Misschien Matanovic, die ook in Zevenaar zo’n constante sterke vorm aan de dag legde.
Toernooiprelude
Het PAM-toernooi is formeel begonnen – het formalisme wil, dat we de schaaktijd meten van zet tot zet, van ouverture tot capitulatie. Een volle zaal was er getuige van – het te protocolleren is zaak en plicht – maar achter dit moment, dit nu, greep “Utrechts” woordvoerder Mr. Ed. Spanjaard, boven in beeld, terug op het “nu van gisteren” dat het “nu van morgen” wordt: het schaaktoernooi van Utrechts voorzitter wijlen de heer P.J.G. Stuiver.
Stilstaan héét gedenken; doorgaan is het gedenken belijden. Van dit begrijpen uit is het toernooi een werkelijkheid geworden, niet ondanks het verlies, doch dankzij het vele dat de heer Stuiver overdroeg en doorgaf aan zijn club, aan zijn grote liefde – de schaakkunst.
Ir. J.F. Fock hoofddirecteur van de SVH, boven in beeld, bracht de sfeer van het internationalisme tot werkelijkheid, toen hij in zijn royale en ruime geestdrift de gasten van verre in hun moedertaal een welkom en een thuisgevoel toewenste; hij bracht de dank van de schaakwereld en de organisatoren over door de medewerking van Dr. Max Euwe – deze avond onder meer aan het licht getreden in een prettige, genoeglijke persconferentie – te memoreren; vervolgens sprak hij de hoop uit, dat de pers, de koningin der aarde, het culturele festijn recht zal kunnen doen wedervaren.
Mr. Ed. Spanjaard, waarnemend voorzitter van Schaakclub Utrecht, aanvaardde in een gloedvolle rede het schaaktoernooi uit handen van Ir. Fock, in naam van het jubilerende Utrecht, tenminste van de schaakwereld. Hij kon melding maken van een laatste geste van de heer Stuiver, die zijn gehele schaakbibliotheek heeft overgedragen aan zijn club. De aanwezigheid van een zoon van de heer Stuiver onderlijnde diens verbondenheid met het toernooi op piëteitsvolle wijze.
Utrechts waarnemend voorzitter waardeerde op geestige wijze de hulp, die, in het bijzonder van de zijde van de heer Staal, namens de SHV is ondervonden. Hij noemde het “een gemeenschap van Kolen en Staal”.
Het gemeentebestuur was vertegenwoordigd door wethouder Mr. W.H.J. Derks. Het eerste toernooi was nog niet eens begonnen of hij sprak bij de openingsrede al van het tiende PAM-toernooi. “Maak er hèt toernooi op schaakgebied van”. Dat was de leuze waarmee hij woensdagavond in de kantine van de Steenkolen Handelsvereeniging aan de Rijnkade te Utrecht het internale PAM-schaaktoernooi ten doop hield. De wethouder wenste alle Nederlandse deelnemers “Geesink-mentaliteit”. Geen gemeentebestuur verloochent zijn eigen erf; wij citeren:“Ik spreek hier namens het gemeentebestuur van Utrecht als ik zeg, dat de gemeente Utrecht een schaaktoernooi van enige importantie bijzonder op prijs stelt. Wij hopen op een jaarlijks terugkerend festijn; Utrecht, hart van Nederland, zou dit ook op schaakgebied moeten worden.”
We zeggen er gaarne hartgrondig en hoopvol “ja” op.
Bondsvoorzitter Ir. H.J. van Steenis, boven in beeld, schiep in zijn betoog een drie-eenheid van “organisatie”, “propaganda” en “geld”. Hij vergat – niet geheel onopzettelijk – de spelers en drong er bij de spelers op aan te proberen geen grootmeesterremises te schuiven om ook voor het publiek de wedstrijden zo aantrekkelijk mogelijk te maken. “Dit is voor het publiek onaantrekkelijk en werkt niet mee ons culturele spel populair te maken”. Hij deelde mee, dat in navolging van Vidmars suggesties het volgend jaar een regeling tot stand zal komen die in bepaalde wedstrijden remises vóór bijvoorbeeld de dertigste zet verbiedt. Ook geraakte hij in een woord en wederwoord met zijn beste vijand Hans Bouwmeester. Beiden bedankt, het hoort er inmiddels bij…
Een hoogtepunt van elke opening heet loting. Deze ceremonie bepaalde in dit geval wie “vier of vijf maal” wit zou hebben, het maakte tevens aan de spanning van “wie contra wie in de eerste ronde” een einde. Links ziet u hoe Hans Bouwmeester zijn lotingsnummer uit de PAM-bus vist.
Tja, en daar waren er velen en velen; schaakmeesters, officials, genodigden, toernooirotten, bestuurders, Kiebitzers en kellners. De laatsten zijn niet de onbelangrijksten bij een schaakpreludium; ze speelden tot een vroeg uur een hoofdrol en deden enkelen de laatste trein missen; hetgeen eigenlijk niet meer te bewijzen viel.
Een laatste woord aan ons tehuis gewijd, de toernooizaal. Want alle waardering ten spijt, de bloemen, de glazen wanden en het mooi besneeuwde Utrecht werden vergeten.
De speler weet hoezeer een sfeer kan worden versterkt. We geloven dat die sfeer is geschapen en dat wedstrijdleider C. Orbaan een periode van creatieve stilte zal inluiden als hij morgenmiddag om 4 uur de klokken aanzet.
75 jaar Schaakclub Utrecht
Gaarne wil ik als waarnemend voorzitter van Schaakclub Utrecht een inleidend woord schrijven bij het begin van het PAM-toernooi. Immers, in de 75 jaren van haar bestaan heeft deze vereniging nimmer een toernooi kunnen organiseren dat qua belang ook maar enigermate in de schaduw kan staan van het nu komende.
Bij mijn weten heeft onze stad nog nooit vijf schakende grootmeesters tegelijk binnen haar muren aan het werk gezien. Dat dit thans mogelijk is geworden, danken wij in de eerste plaats aan een aanzienlijke materiële en immateriële steun die onze club mocht ondervinden van de Steenkolen-Handelsvereeniging N.V.
Maar ook van andere zijden ondervonden wij veel sympathie; ik denk onder meer aan onze landgenoot en oud-wereldkampioen Dr. M. Euwe, die bereid werd gevonden de persconferentie van hedenavond te leiden. Voorts aan het gemeentebestuur, dat onder meer een fraaie zaal beschikbaar stelde voor onze jaarlijkse tweedaagse Van Foreest-wedstrijd en dat aanstaande vrijdag de deelnemers van het PAM-toernooi ten stadhuize zal ontvangen. Aan het Utrechts Nieuwsblad dat ons twee permanente wisselbekers schonk en aan nog zo veel en velen meer.
Er viel ook een schaduw over het komende, voor Utrecht unieke schaakgebeuren. Onze voorzitter, de heer P.J.G. Stuiver, overleed juist vóórdat de onder zijn leiding ontwikkelde plannen waren voltooid. Een tweede tegenslag, gelukkig niet van blijvende aard, was het uitvallen van de heer H. Hofsommer, de voorzitter van het organisatie-comité. Op medisch advies vertoeft hij thans in een ziekenhuis, maar dit zal slechts tijdelijk zijn. Wellicht kan hij nog een deel van de strijd persoonlijk meemaken.
Hulde aan de overige leden van het comité, die, ijverig improviserend, Hofsommers taak voltooiden.
Maar bovenal hulde aan de heren Staal en Fernhout van de S.H.V. die met hun intelligente voortvarendheid puntjes op alle organisatie-i’s zetten, zodat de voortekenen er nauwelijks twijfel aan laten bestaan of de Nederlandse schakers in het algemeen en de Utrechtse in het bijzonder staat een onvergetelijk toernooi te wachten.
Ik memoreer dat “Utrecht” éénmaal clubkampioen van Nederland is geweest en jarenlang de toenmalige landskampioen Dr. Olland onder haar leden telde. De huidige bondsvoorzitter Ir. E.J. van Steenis zette zijn eerste schreden op het wankele schaakpad in ons clublokaal en strijdt tot heden toe onder onze vanen. De roep van onze vereniging was in den lande goed genoeg om topspelers van elders, zoals Bouwmeester uit Amsterdam, Van Geet uit Rotterdam en Van de Pol uit Den Haag, tot ons te trekken, toen zij zich onlangs in Utrecht vestigden. Mede dank zij hen beweegt “Utrecht” zich thans in sterk stijgende lijn en trekt het meer dan ooit de jonge spelers aan. Wij wensen onze drie cracks veel succes in de komende strijd. Zij zullen het zwaar krijgen; vijf grootmeesters en twee internationale meesters zijn niet mis als tegenstanders!
De namen van de deelnemers garanderen felle gevechten op hoog niveau. Van de wijze waarop de schakende sportgemeenschap op dit gebeuren reageert, zal het kunnen afhangen of de door wethouder Mr. W.H.J. Derks en H.J. van Steenis uitgesproken wens zal kunnen worden verwerkelijkt, namelijk van het heden begonnen toernooi een periodiek terugkerende schaakmanifestatie te maken.
Het woord is thans aan de meesters, maar evenzeer aan u, schakers van Utrecht en Nederland.
In grote getale op naar de prachtige S.H.V.-kantine, als medelevende bijdrage aan het PAM-toernooi!
Mr. Ed. Spanjaard waarnemend voorzitter van Schaakclub Utrecht.
Het Ere-comité
Het Ere-comité van het PAM-toernooi onderstreept wel in sterke mate het gewicht dat in brede kring aan deze culturele manifestatie wordt gehecht.
De navolgende personen verklaarden zich bereid zitting te nemen:
Jhr. Mr. C.J.A. de Ranitz, Burgemeester van Utrecht, Voorzitter.
Ir. J.W. Bartelds, Directeur van de Provinciale Utrechtsche Electriciteits Maatschappij N.V.
Mr. Dr. J.H.O. Graaf van den Bosch, Directeur van De Nederlandsche Bank N.V.
Mr. W.H.J. Derks, Wethouder van Utrecht.
Dr. M. Euwe, Oud-Wereldkampioen Schaken.
J.M. Fentener van Vlissingen, President-Directeur van de Steenkolen Handelsvereeniging N.V.
Drs. J.H.D. van der Kwast, Directeur van de Koninklijke Nederlandsche Jaarbeurs.
Ir. J. Lohmann, President-Directeur van de N.V. Nederlandsche Spoorwegen.
Drs. E.H. Scherks, Secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Utrecht en Omstreken.
Ir. H.J. van Steenis, Voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond.
J.P.E. Teding van Berkhout, Rector Senatus Veteranorum van het Utrechtsch Studenten Corps.
H. van der Vlist, Wethouder van Utrecht.
Prof. Dr. H.G.K. Westenbrink, Rector Magnificus der Rijksuniversiteit te Utrecht
De organisatie
Het was een drukke tijd voor Schaakclub Utrecht. Eerst was er op donderdagavond 30 november de massakamp tegen het Bussums Schaakgenootschap. Dat werd een strijd aan zo’n 60 borden. Direct erna volgde op 2 en 3 december het traditionele Van Foreest-toernooi. En dan volgde van 7 tot 17 december dit PAM-grootmeestertoernooi. De vrijwilligers draaiden overuren!
De Arbitrage Commissie
Dr. M. Euwe
A. O’Kelly de Galway
Mr. Ed. Spanjaard
Wedstrijdleider
Drs. C. Orbaan, Internationaal Arbiter FIDE
Persdienst
B.J. Withuis
Mej. Ineke Bakker
B. Kieboom
T. de Ruiter
Organisatie
Jubileum Commissie van de Schaakclub Utrecht, te weten:
G.J.M. Hofsommer (voorzitter)
P.W. Boorman
L.A. Meijer
C.A. Schuckink Kool
C.H. de Voogd