J. Muilwijk
Herinneringen aan Schaakclub Utrecht vóór en na de tweede wereldoorlog. Vooral schaakherinneringen, bijvoorbeeld aan Spanjaard. J. Muilwijk: de man die tot de ‘vijf musketiers’ behoorde toen Schaakclub Utrecht in 1946 het Nederlands kampioenschap veroverde.
Drieënvijftig jaar geleden begon ik, op de aanvallige leeftijd van zestien jaar, aan de studie wis- en natuurkunde. In 1936 werd ik lid van de Schaakclub Utrecht en na de oorlog achtereenvolgens van Kralingen, DD en Staunton. Hebt u enig idee van het leven vóór de oorlog? Mannelijke studenten droegen destijds dassen; acties, bezettingen en demonstraties waren er niet bij. Er werd ook niet gekraakt, een kamer kostte een paar tientjes en werkende of werkloze jongeren woonden hij hun ouders.
Nederland telde in die tijd één grootmeester, (ex-)wereldkampioen M. Euwe, en twee actieve meesters: S. Landau en H. Kmoch. Sterke hoofdklassespelers waren toen onder anderen Th. D. van Scheltinga, A.D. de Groot, N. Cortlever, L. Prins, Jhr. (later graaf) J.H.0. van den Bosch, H. Kramer, W. Mühring en E. Spanjaard – over hem later meer. Ik wist in mijn Utrechtse tijd de top-twintig te bereiken; nu behoor ik nog tot de top-200 (rating ruim 2000).
Ontegenzeggelijk was de speelsterkte van de Nederlandse top toen lager dan tegenwoordig; de openingskennis van veel hoofdklassers liet te wensen over. Mede daardoor kon ik snel opklimmen: kampioen van de Stichts-Gooise Schaakbond in 1938, deelname aan de wedstrijd om het landskampioenschap in 1938 (gedeeld tiende met 3 uit 11), gedeeld eerste met Kramer in de Maasbokaalwedstrijd (1939) en studentenkampioen in 1943.
Als ik een notatiebiljet geloven mag, behaalde ik in 1941 het kampioenschap van de Schaakclub Utrecht; ik zeg erbij dat mijn documentatie duidelijk onvolledig is. Dat is niet zo mooi voor iemand wiens leeropdracht in Groningen Toegepaste statistiek zou worden!
Amsterdam was destijds sterker dan de rest van Nederland: het leverde acht van de twaalf deelnemers aan het kampioenschap in 1938 en telde twee clubs in de hoofdklasse. Niettemin was Utrecht relatief sterk; de stad Eindhoven bijvoorbeeld werd in dat jaar verpletterd met 84,5 – 30,5; aan dit resultaat droegen 31 spelers van de Schaakclub Utrecht 22,3 punt hij.
Ik won in die wedstrijd aan het derde bord reeds op de vijfde zet een stuk:
1.e2-e4 e7-e6 2.d2-d4 d7-d5 3.Pb1-c3 Lf8-b4 4.Lf1-d3 c7-c5 5.Pg1-e2? c5-c4.
In mijn partijenverzameling staat het record van een snelle beslissende fout echter op naam van een sterk lid van ‘Utrecht’, A. den Hartoog. (Wit: J. Muilwijk, mei 1941): 1.e2-e4 e7-e5 2.Pg1-f3 d7-d6 3.d2-d4 Pb8-d7 4.Lf1-c4 Lf8-e7?, waarop volgde: 5.d4xe5 Pd7xe5 (5… dxe5? 6.Dd5 en wint) 6.Pf3xe5 d6xe5 7.Dd1-h5 g7-g6 8.Dh5xe5 Pg8-f6 9.Lc1-h6 Dd8-d6 10.De5xd6 c7xd6. Wit won op de 75e zet.
Nog een illustratie van het niveau in deze periode levert mijn partij uit de wedstrijd Utrecht-DD, januari 1939 (Zwart: A.W. Hamming, later hoogleraar in de Domstad). 1.e2-e4 e7-e5 2.Pg1-f3 f7-f6 3.Lf1-c4 b7-b5 (staat niet in de Encyclopaedia of Chess Openings) 4.Lc4xb5 Lc8-b7 5.Dd1-e2 c7-c6 6.Lb5-a4 Lf8-c5 7.c2-c3 Pg8-e7 8.b2-b4 Lc5-b6 9.c3-c4 a7-a5?! 10.b4-b5 0-0? 11.c4-c5 c6xb5 12.La4-b3+enz.
Professor Hamming zou later voor Utrecht gaan spelen. En weer later voor Kralingen. In de vierstedenwedstrijd van 1950, zou ik opnieuw van Hamming winnen, nu voor Kralingen spelend. Dit keer mocht ik het zelf presteren.
Muilwijk – Hamming, 1950. Vanuit de linkerdiagram: 1… Lf6? Beter fxe4, fxe4 Lf6 2.exd5 Lxd4+ 3.Lxd4 Dxd4+ 4.Kh1 Dxd5 exd5 dan Lxf5 Dxd1, Txd1 Tfd8, Txd5 met pionwinst en beter spel 5.Pxf5! Tf7 Beter Dc5; fout is:
a) 5… exf5? 6.Lc4! enz;
b) 5… Txf5 6.Lxf5 Dxd1 7.Lxe6+ en Txd1 met winst van Pd7 of nog een kwaliteit;
c) 5… Txf5 6.Lxf5 Dxf5 7.Dxd7
6. Pd6! Tc3 7. Lc4 Dxd1 8. Taxd1 Pdc5 Te7 dan Pf5! enz 9. Lxe6! Pxe6 10. Pxf7 Tc2 Kxf7 Td7+ 11. Pd8 Pf4 12. Tfe1 h6 13. Tc1 Txa2 14. Ta1 Txg2? 15. Pe6 Txb2 16. Pxf4 En wint.
Op een hoger peil stonden mijn overwinningen tegen VAS op Cortlever in 1938 (Spanjaard won toen van Landau) en mijn partij, hier genoteerd, in de match Utrecht – Philidor.
Muilwijk – Kramer
Utrecht – Philidor, maart 1942
1.d4 Pf6 2.c4 g6 3.g3 Lg7 4.Lg2 O-O 5.e4 d6 6.Pe2 e5 7.O-O c6 8.Pbc3 Pbd7 9.b3 Da5 exd4!? 10.d5 cxd5 11.cxd5 b5?
12.b4!? Dxb4 12…Da6 13.Dd3 Tb8 14.a4 bxa4 15.Dxa6 en Txa4.
13.Tb1 Dc4?! 14.La3 Pc5 15.Tb4 Dd3 16.Dxd3 Pxd3 17.Txb5 Ld7 18.Ta5 Tfc8 …Pe8 19.Td1 Pc5 20.Lxc5.
19.Lxd6 Lh6 20.Ta3 Pg4 Leidt tot groot nadeel, maar anders heeft zwart geen compensatie voor de pion.
21.h3 Pgxf2 …Pf6 22.Le7 Kg7 23.f4 verliest ook.
22.Txf2 Le3 23.Pd1 Pxf2 24.Pxe3 Pxh3+ 25.Kh2 Pg5 26.Le7 Lxe5?! Te8.
26…h6 27.Pc3 Ph7 28.d6 Tc5 29.Pcd5 a5 30.Lh3 Lxh3 31.Kxh3 Pf8? Verliest direct, maar …Pg5 32.Kg4 Pe6 33. Pb6 Ta6 34.d7 of 33….Te8 34.Pd7 redt de partij evenmin.
32.Pf6+ Kg7 33.d7 Pe6 34.Lxc5 Pxc5 35.Txa5
1-0
Iets verschrikkelijks overkwam mij in mijn partij tegen de Kralinger Ten Kate (mei 1939). Ik had een dame tegen een toren en liet mijn tegenstander ontsnappen. Bovendien leidde het ontbrekende halve punt tot degradatie van ‘Utrecht’.
Intern speelde ik in het algemeen met succes, behalve tegen mijn ‘bête noire’, notaris A. ten Noever de Brauw uit Wijk bij Duurstede en mijn boezemvijand Spanjaard. In 1937 versloeg ik de kampioen, de toen 74-jarige Jhr. A. E. van Foreest.
Een uitzonderlijke aanval kwam tegen van Santen op het bord, in oktober 1940. De loper offerde zich drie maal en at de hele pionnenketen van wit op!
J.J. van Santen – J. Muilwijk
Interne Schaakclub Utrecht, oktober 1940
29.Kf1 Na 29… Dxg4? loopt de aanval dood, bijv. 30.f3 Dg3 31.Df2. Er volgde echter:
29…Lxd4! 30.Pxe6 Pxe6 31.Lf5 Dh1+ 32.Ke2 Dxg2 33.Tf1 Wat anders? Na 33.Lxe6 Txe6 34. Kd3 De4 gaat Kd2 niet wegens Lxe3 enz.; 35. Ke2 Dxg4 36.Kd2 Kf8 37.Tg1 Df3 leidt tot nadeel. Verder verliest 33.Tg1 Dh2 34.Th1? Pf4 of 34.Lxe6 Txe6 35.Kd3 Lxe3! 36.fxe3? Txe3 snel.
33…Th3 34.Kd3 Ke1? Lxe3 enz.; behalve vier zwarte stukken gaat nu ook nog een pion aan de aanval deelnemen.
34..c5 35.Dd2 Er dreigde weer Pf4, terwijl na 35.Lxe6 fxe6 36.Tbc1 De4 37.Kd2? opnieuw op Lxe3 faalt.
35…c4+ 36.Kc2 c3 37.De1
.
37…Lxe3? Txe3!? had tot groot voordeel geleid, bijv. 38.Tg1 Txe1 39.Txg2 Te2 40.Kb3 c2! 41.Tc1 Le3 42.Txc2 Pd4, of 40.Kd1 Pf4 41.Th2 Lxf2 enz.
38.Dxc3 Lxf2 De nu ontstane positie was wel verleidelijk; de loper heeft de keten d4-e3-f2 – in die volgorde – gesloopt.
39.Dd2 Na 39.Dc8 Kg7 dreigt Ld4.
39…Th2 Na Pd4 Kb2 dreigt wit eeuwig schaak.
40.Tbd1 Df3 Dg3!? 41.Dxd5? Dd3 bood remisekansen.
41…Ld4+ Wit geeft op.
0-1
.
In 1938 organiseerde de club een dubbelrondige vierkamp tussen Hans Kmoch (links in beeld), Spanjaard, Den Hartoog en mij. De sympathieke ex-Weense meester won met 5 uit 6, Spanjaard scoorde 4 punten, Den Hartoog en ik 1,5. Utrecht heeft één perfecte speler: Spanjaard, aldus Kmoch na afloop.
In de vierkamp verloor ik beide malen van Spanjaard. De partij waarin ik wit had, haalde de Encyclopedie.
.
.
.
.
.
J. Muilwijk – E. Spanjaard
Dubbelrondige vierkamp, 1938
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pc3 Lb4 4.a3 De moeilijkste variant van het Nimzo-Indisch.
4…Lxc3+ 5.bxc3 d6 6.f3 c5 7.e4 Pc6 8.Le3 b6 9.Ld3 O-O 10.Pe2 La6 11.Pg3 Tc8 12.dxc5 Ruïneert de stelling. Beter was 12.De2 Pa5 13.Tc1 Dd7 14.0-0 Da4 15.Lg5!? met gelijk spel; als zwart Lxf6 en Ph5 wil verhinderen, moet hij na Pd7 de zet Le7 toelaten.
12…dxc5 13.f4? Het vraagteken staat niet in noot 71 van E24; beter was m.i. 13.De2 Pe5 14.Td1 Pxd3 15.Dxd3, wat pion c4 kost. Vergelijk 15.Txd3?! De8 6.Da2? Da4.
13…Tc7!? 14.De2 Pg4
Alles “ragfijn” en “ijzersterk” gespeeld, of kortweg “ragsterk”. De Encyclopedie besluit hier met een teken dat “beter voor zwart” aangeeft.
15.Lg1? Evenmin goed was 13.Dxg4? Dxd3 16.Ld2 Td8 17.De2 Tcd7 18.Dxd3 Txd3 19.Td1 Pa5 enz., of 17.Td1 Dc2 en nu 18.Ph5 f5 19.Pf6 Kh8 20.Dh4 gxf6 dan wel 18.De2 Tcd7 19.Pf1 Pa5 en wint. Het beste was nog 15.0-0 Dh4 16.h3 Pxe3 17.Dxe3 f6!? en Pa5.
15…Df6 16.Dd2 Td8 17.e5 Pcxe5 18.fxe5 Dxe5+ Wit geeft op; na 19.Pe2 Lxc4 20.Lxc4 Txd2 21.Kxd2 Td7 en De4 stort zijn stelling ineen.
1/2-1/2
In tegenstelling tot de meeste andere leden van de Schaakclub Utrecht was Spanjaard goed thuis in de openingstheorie, zoals ook uit de voorafgaande overwinning blijkt. En als hij een enkele keer slecht uit de opening kwam, ontpopte hij zich vaak als specialist in de verdediging. Een voorbeeld uit de wedstrijd Utrecht – Kralingen in 1950, waarin ik zwart had.
E. Spanjaard – J. Muilwijk
Utrecht – Kralingen, 1950
Wit staat verloren.
18.Tb1 Met 18.La3!? had hij misschien kunnen proberen in troebel water te vissen:
– 18.La3 Pxf2?! 19.Tf1! Lxf1 20.Txf1 Lh6 (20… Pg4 21.Pxf7 0-0 22.Ld5) 21.h4 f6 22.Txf2 fxg5 23.hxg5 Lxg5+ 24.Kd3 met compensatie.
– 18.La3 b4? 19.Lf1! Pxf2 (dreigt Pxh1, bxa3 en Lh6) 20.Lxc4 Txc4 (20… bxa3? 21.Lxf7) 21.Tc1 Txc1 22.Lxc1 en wit kan nog vechten.
– 18.La3 f6!? 19.exf6 Lxf6 20.Pf3 O-O benevens Pxf2 of b4.
18…Pxf2 19.La3 Er dreigde Pd3 en Lh6.
19…f6 20.Ke3?! Leidt uiteindelijk tot succes, maar daarvoor was mijn medewerking nodig. Niet beter was:
– 20.Pe4? Lh6+ 21.Ke1 Pd3+ 22.Kd1 fxe5
– Iets beter was echter: 20.exf6 Lxf6 21.Pf3
20…Pg4+ 21.Kf4 Pxh2 22.exf6 Lxf6 23.Th1 Lxg5+? 23…h6 24.Pe4 g5+ 25.Kf5 Lxd4 26.Te1 (26.Tad1? leidt na 26… 0-0 tot mat) 26…Tf8+ 27.Kg6 Pg4
24.Kxg5 h6+ 24…O-O? 25.Txh2 Tf5+ 26.Kh6 en wit wint.
25.Kh4 Le6!? 26.Txh2 g5+ 27.Kh5 Lf7+ 28.Kg4 Tc3 29.Lc5 Remise op voorstel van zwart, die niet beter heeft dan 29… Le6 30.Kh5 Lf7, immers 30… Txg3 verliest na 31.Kg6.
1/2-1/2
Ik boekte nog een enkel positief resultaat. Van de twaalf wedstrijdpartijen met Spanjaard was er één remise, terwijl ik tweemaal won. In totaal scoorde ik dus 25 procent. De winstpartij uit 1941 was een knappe.
E. Spanjaard – J. Muilwijk
1941
19.La2 19.Lf1!?
19…Dh4 20.f3 Wit wilde Pg4 met dameruil voorkomen, maar verzwakt zijn stelling enigszins. In aanmerking kwam: 20.Pb5
20…La6 21.Ted1 Tfd8 22.b4? Merkwaardigerwijze komt wit na deze verdere verzwakking in het nadeel. Hij wilde La6 uitschakelen, maar zover komt het niet; nu gaat ook wits loper in sommige varianten gevaar lopen. Juist was: 22.Txc8
22…Txc1 23.Dxc1 23.Txc1 Txd4! 24.Dxd4 Pxf3+ 25.gxf3 Dg5+ 26.Kf2 Dxc1 kost een pion.
23…Df6!?
.
24.Da1 Geen mooie zet, maar de keus was al moeilijk:
– 24.b5 Txd4 25.bxa6 Dg5!
– 24.De3 Pc6 25.e5 Dxe5
– 24.Dc3?! Ld3 25.Kh1 Lxe4! 26.fxe4 Pg4 27.Kg1 Df2+ 28.Kh1 Dh4 29.h3 (Of 29.Kg1 Dxh2 30.Kf1 Dh1 31.Ke2 Dxg2 en winst van loper a2.) 29…Pf2+
– 24.Pb3 Tc8 25.Da1 Pxf3+! en zwart krijgt eveneens drie pionnen voor zijn paard.
– 24.Pb3 Tc8 25.Dd2 Pc4 26.Dd7 Db2 27.b5 Dxa2 28.bxa6 Tf8 29.Dd3 Pxa3! 30.Ta1 Dc2
24…Df4 25.Dc3
– 25.b5 faalt op 25…De3+ 26.Kh1 Pd3
– 25.Pc2 Td2! (wat ook Pxf3 dreigt) 26.Txd2 Dxd2 27.Db1 (27.Dxe5 Dc1 met stukwinst.) 27…Pd3
25…Pd3! Wit geeft op. Er dreigt De3 en Txd4; 26.Txd3 Lxd3 27.Dxd3 kost de kwaliteit en 26.Pc2 leidt na 26… Tc8 27.Dd2 Txc2! ten minste tot stukverlies.
1-0
Bijna de schoonheidsprijs
Robert Beekman
In 1938 wordt het Nederlands kampioenschap opnieuw overtuigend gewonnen door Euwe. 9 uit 11 haalt hij. In de periode 1920 tot 1954 is hij onoverwinnelijk. In 1936 mag Landau winnen omdat Euwe met het wereldkampioenschap bezig is. In 1954 wordt hij onttroond door Donner, die later iedereen beledigt behalve Euwe, voor wie hij altijd groot respect heeft gehad. Donner noemt Euwe ‘Grandmaitre’, vergelijkt hem met God en heeft hem achter het schaakbord nooit verslagen.
In datzelfde jaar 1938 doet Muilwijk mee aan het Nederlands kampioenschap. De schoonheidsprijs wordt vergeven aan de partij Landau – Prins, maar Spanjaard vestigt de aandacht op Prins – Muilwijk, “termeer omdat de hierin door zwart gedemonstreerde aanval door middel van meerdere offers zeer suggestief is en het naspelen dubbel en dwars waard loont”.
L. Prins – J. Muilwijk
NK 1938
1.d4 Pf6 2.Pf3 d5 3.e3 Lf5 4.c4 c6 5.Ph4 Spanjaard: “Een zonderlinge zet in zoo’n vroeg stadium. Van Prins moet men echter zonderlinge zetten verwachten. Er is stellig geen speler in ons land met een dergelijke bizondere speelwijze als Prins. Sommige kwaadsprekers beweren dat het in Prins’ karakteristieke baard zit. Wij deelen deze mening echter niet, omdat Prins reeds zoo speelde vóór hij een baard had. De tekstzet beoogt ten koste van tempo-verlies het looperpaar te krijgen. Een onjuist plan, daar het looperpaar in deze stelling geen beteekenis heeft omdat het opgesloten is.” Beetje zwaar aangezet door Spanjaard. Tempoverlies: oké. Maar ook dat stelt in een gesloten stelling minder voor en die loper op c1 kan altijd nog door e4 bevrijd worden.
5…Lxb1 6.Txb1 e6 7.a3 Pbd7 8.Pf3 Ld6 9.Pd2 O-O 10.Le2 Pe4 11.Pxe4 dxe4 12.f4 exf3 13.Lxf3 e5 14.O-O
14…e4! Met dit schijnoffer (Lxe4 Dh4) pakt zwart het initiatief. En toegegeven: in deze variant blijft de loper op c1 passief.
15.Lg4 Dh4 16.Lh3 f5 17.c5 Lb8 18.Db3+ Kh8 19.De6 19.Dxb7 Pf6 20.Kh1 Pg4 21.Dxa8 Pxh2 22.Dxb8 Txb8 23.Kxh2 g5 dit is onduidelijk
19…Pf6 20.Ld2 Pg4!
.
.
.
Nog een pionoffer en op de volgende zet een stukoffer.
21.Txf5 Lxh2+! 22.Kh1 Lc7 23.Txf8+ Txf8 24.Dxg4 Df2 25.Dd1 25.g3 Dxd2 26.Tf1
25…Tf3! 26.Dg1 Dh4 27.Df1 Dg3 28.Dg1 Dh4 29.Df1 Txf1+ 30.Txf1 g5 31.Tf7 Dg3 32.Kg1 g4 33.Lxg4 Dxg4 34.Txc7 Dd1+ 35.Kh2 Dxd2 36.Txb7 Dxe3 37.Td7 Df4+
0-1
.
.
Een heel diep stukoffer. Terecht heeft Spanjaard alle lof voor deze partij. Het is heel moeilijk te voorzien hoe de aanval doorgezet zal worden en na wits gemiste kans op zet 25 komt hij er niet meer aan te pas.
Evengoed eindigt Muilwijk in dit NK onderaan met 3 uit 11.
Pirc – Muilwijk. De partij is gespeeld in ons clublokaal (Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen) op donderdagavond 26 januari 1939. Deze “Pirc-zeskamp” was verdeeld over Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.