Robert Beekman
Juli 1931 wint Capablanca een match van Euwe met 6 – 4.
Capablanca – Euwe, 1931.
Op 1 augustus 1931, direct erna, wordt in Amsterdam een simultaan van Capablanca georganiseerd, gesponsord door De Telegraaf. Zich verlustigend en verlekkerend kijkt de krant de dag ervoor alvast vooruit naar de simultaan die komen gaat: “Capablanca krijgt het zaterdagavond hard te verantwoorden!” Het organisatiecomité heeft immers vrijbrief gekregen om louter spelers uit de hoogste twee klassen van de KNSB-competitie te werven. Uit Groningen, Leeuwarden, Eindhoven, Den Haag, Rotterdam en natuurlijk ook Utrecht reizen spelers uit de Nederlandse subtop naar Amsterdam, waar ze samen met de Amsterdamse subtoppers het tegen Capablanca zullen opnemen.
De Nederlandse spelers worden van te voren gelauwerd alsof het superhelden zijn.
Een bloemlezing:
“W.C. Muller. Een geniaal speler, onverstoorbaar in goede en kwade stellingen en onontvankelijk voor de “malaise”.
H. Kleefstra. Een secuur speler, die echter stevig bijt als men hem den vinger in den mond steekt. Capa zij dus gewaarschuwd!
J. Selman. Een aanvalspeler pur sang. Zijns inziens heeft het schaken geen ander doel dan aanvallen en mat aankondigen. Capa is reeds voor hem gewaarschuwd!
J.H. Addicks, de speler met geniale invallen, gevaarlijke uitvallen en weloverwogen aanvallen. De speler die Nederland te Praag op zoo schitterende wijze vertegenwoordigde en daar eenige fraaie partijen speelde, die door de heele schaakwereld opgemerkt werden.”
En zo gaan de loftuitingen maar verder en verder. Ook Spanjaard en Van Steenis, de twee Utrechters, worden genoemd. “Eduard Spanjaard. Hoewel nog zeer jong, is hij een vaardig en scherp speler, die met een beetje meer studie en ernst het nog veel verder zal brengen.” “H.J. van Steenis. Een fantastisch speler, die gaarne dolle partijen speelt.”
Maar helaas, helaas. Hoe anders is de werkelijkheid. De maandag na deze roemruchte zaterdag zeggen de koppen van het artikel al voldoende: “Hoofdklassers onthoofd.” En: “Cubaansche massamoordenaar.”
De een na de ander wordt geplet en Capablanca haalt tegen deze 31 Nederlandse subtoppers het fabelachtige percentage van 86 %. En dat percentage zou hoger zijn geweest als niet om 01.00 uur de resterende partijen gearbitreerd zijn. Er worden een paar partijen remise gegeven of verloren verklaard voor Capa, terwijl hij deze, als hij mag doorspelen, waarschijnlijk wint of in remise omzet. Maar dat is nu eenmaal de deal: om 01.00 uur wordt er gearbitreerd.
Haarfijn legt het UN ons uit hoe Capablanca te werk gaat: “Aan alle borden wordt zuiver op de positie gespeeld. Komt hij beter te staan, dan begint hij de vijandelijke stelling in te sluiten, op de zwakke punten te drukken. Maar nergens wordt overhaast, alles gaat evenwichtig. Het is jammer dat niet alle sterke spelers in den lande deze séance hebben kunnen volgen. Hier valt voor hen wat te leeren. Wat den zwakken spelers veelal hocus pocus blijft, het spelen en laveeren in gelijke stellingen, het terugspelen van een schijnbaar uitstekend geplaatst stuk om weer te anderer plaatse subtiele dreigingen uit te voeren, al die fijne manoeuvres zijn voor den modernen hoofdklassespeler instructieve lessen, voor den eerste klasser onbegrepen Chineesch. De meesten van hen vallen dan ook spoedig als slachtoffer van het knijp- of wurgsysteem. Nergens wordt vuurwerk vertoond. Dat gaat nu eenmaal niet met deze sterke ploeg! Maar op elk bord wordt een technisch kunststuk gewrocht.”
De drie spelers die tegen Capa remise maakten: v.l.n.r. Spanjaard, de 16-jarige De Regt en Muller.
Eduard Spanjaard speelt remise. Hij krijgt gesloten Siciliaans op het bord; een favoriete keuze van Capa. Met g5 en f6 kan Capablanca de zwarte loper naar h8 terugdrijven en een gewonnen stelling krijgen. Spanjaard mag echter Pe8 en f6 doen en weet de stelling te houden.
Henk van Steenis komt overigens een paar minuten te laat, waarna zijn plek vergeven wordt aan een invaller. Ongetwijfeld zal dit geleid hebben tot hoog opgelopen protesten bij de wedstrijdleiding.
Aljechin
Twee jaar later komt wereldkampioen Aljechin naar Utrecht. In de grote bovenzaal van Hotel l’Europe neemt hij het op tegen de Schaakclub Utrecht. Zo rond kwart over acht komt hij de zaal binnen, verwelkomd door een groot applaus. Tegen 45 tegenstanders verliest hij er 2, speelt hij 5 remise en wnt hij er 38. Een percentage van 90 %. Beter dan Capablanca? Qua percentage wel, maar Aljechin heeft slechts twee sterke spelers tegenover zich; de rest is het bekende brandhout.
Van de Utrechters is Spanjaard een van de twee overwinnaars. Aljechin geeft zomaar een kwaliteit weg tegen hem.
Links achter het bord Eduard Spanjaard. Links van hem Aljechin.
.
.
.
.
.
.
De hele foto
Terug nu naar de titel van dit hoofdstuk. Wie is overwinnaar? Simultaangever Capablanca of simultaangever Aljechin? Antwoord: Capablanca! Capablanca wordt in zijn tijd alom gezien als de beste simultaangever ter wereld. Hij bezit de gave om heel snel de juiste zet te zien, en zo’n gave komt in een simultaan goed van pas. Capablanca scoort in de eerste jaren dat hij simultaans gaf 97 %. Dat percentage is over alle ruim 13.000 simultaanpartijen gezakt naar 93 %, maar dat komt mede omdat zijn reputatie hem vooruitsnelt, wat betekent dat hij steevast sterke spelers voorgeschoteld krijgt, zoals in Amsterdam.
Bovendien heeft hij de gewoonte om tegen dames in gewonnen stelling remise aan te bieden, vergezeld van een buiging en handkus. Een charmeur is hij altijd gebleven.
Hans Bouwmeester kan zich beiden nog herinneren. Capablanca en Aljechin. Van het AVRO-toernooi uit 1938. Hans is dan 9 jaar oud. Hij kan zich nog helemaal voor de geest halen hoe Capablanca er bij loopt als een ware aristocraat. Alsof hij zich ver verheven voelt boven de andere schakers. Evengoed wordt Capa voorlaatste met een score van – 2. Aljechin eindigt 1 plaats boven hem maar wint de prestigieuze strijd tegen Capa. Maar Capa heeft halverwege dit toernooi wel een lichte beroerte.
Aljechin – Capablanca, 1938