1918 - 1960

P.J.G. Stuiver

In 1961 overleed hij. P.J.G. Stuiver. Hij was toen voorzitter van Schaakclub Utrecht, zeven jaar al, net op een moment dat de club koortsachtig bezig was met de voorbereiding van het PAM grootmeestertoernooi. Aan alle kanten was hij sterk betrokken bij de club. Onder zijn regie werden de banden met andere Utrechtse schaakclubs aangehaald en het viel de gehele Utrechtse schaakwereld rauw op het dak dat zo’n belangrijke schakel in de onderlinge verbanden wegviel. Dit artikel van Eduard Spanjaard is ter herinnering van hem, P.J.G. Stuiver, en verscheen niet lang voor zijn overlijden in het Utrechts Dagblad.

utrechtdomtoren1959

Schaakclub Domtoren vierde in 1959 haar 25-jarig bestaan in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. Zij vierde dat met een receptie, gevolgd door een vrolijke feestavond, waaraan het cabaretgezelschap van André en Rudy Carrell, en het dansorkest van Piet Stellaard hun medewerking verleenden. Op de foto boven geeft voorzitter P.J.G. Stuiver van Schaakclub Utrecht een hand aan voorzitter P.H. Buisman van Schaakclub De Dom. Op de hele foto van links naar rechts: H.W. van der Sluis, B.C. van Bezooijen, P.H. Buisman, G. Schmittmann, W. van Weeren, M.M. Schoep, P.J.G. Stuiver, J. van der Brink, Eduard Spanjaard en S. van der Schaaf.

Stuiver als probleemcomponist

Eduard Spanjaard

Er zal wel geen clubschaker uit Utrecht en omgeving zijn die de heer P.J.G. Stuiver, voorzitter van Schaakclub Utrecht, niet kent. In deze kwaliteit, en in ieder geval als actief schaker, is Stuiver bij elke schaakmanifestatie in Midden-Nederland present.

Toch liggen de grootste verdiensten van Stuiver in de eerste plaats op een ander gebied in het schaakspel, namelijk dat der problematiek. Hij heel vooral in vroeger jaren vele fraaie problemen gecomponeerd, aan welke dit artikel gewijd moge worden. Het is interessant met de componist die vorige maand 60 jaar werd, oude herinneringen over zijn hobby op te halen.

“Natuurlijk begon ik ermee toen ik nog in de schoolbanken zat, net als vrijwel alle andere auteurs”, aldus onze zegsman. “We hadden op de HBS een clubje dat zich bezighield met het bestuderen en oplossen van schaakproblemen. Dat ging ons al gauw heel goed af. Maar aan zelf componeren – een prestatie die voor slechts weinigen is weggelegd – waren we nog niet toe. Pas toen in 21 jaar was, smaakte ik het genoegen een zodanig sluitend werkstuk tot stand te brengen, dat het voor publicatie in aanmerking kwam. De populaire schaakveteraan De Brie was toen redacteur van een rubriek in een plaatselijk dagblad en ik was er toen wát trots op dat hij mijn geestesproduct waardig achtte om voor te leggen aan zijn lezers. Nu lag de problematiek in vroeger jaren heel anders dan tegenwoordig. Indertijd was het hoofddoel de oplossing zo moeilijk mogelijk te maken. Langzamerhand ging men echter meer de nadruk te leggen op de inhoud van het probleem, op het originele van het erin verwerkte thema en op de wijze van uitwerken. In de loop van de laatste decennia verschenen er tal van themaboeken: deze materie is langzamerhand zo ingewikkeld en omvangrijk geworden, dat een gewoon mens al die thema’s niet meer kan overzien.”

En dan horen we een boeiend staaltje uit de geheime keuken van Stuiver’s componeerkeuken. Hij vertelde hoe hij eens, vele jaren geleden, tezamen met zijn collegacomponist dr. A. Meurs een vergadering bezocht van de Nederlandse Bond van Probleemvrienden. Daar hield de heer M. Franken, een van de onderdirecteuren van het Philips-concern, een voordracht over het probleemtechnische onderwerp ‘obstructie’ (een probleem dat wij populair zouden willen omschrijven als volgt: stuk A belet stuk B een bepaalde functie te vervullen). Op een zeker moment poneerde de spreker dat het zijns inziens onmogelijk was een probleem te vervaardigen in hetwelk een loper en een pion elkaar wederkerig obstrueerden.

“In mijn jeugdige overmoed”, zo vervolgde Stuiver, “heb ik toen aanstonds deze uitdaging aangenomen en aangekondigd een poging te zullen wagen om het tegendeel te bewijzen. Op weg naar huis zegde A. Meurs zijn medewerking toe en na circa vier maanden intensief zoeken slaagden wij er zowaar in een positief resultaat te boeken.” Hieronder volgt Stuiver’s quadratuur van de obstructiecirkel.

diastuiver1Driezet

Zwart beschikt over een materiële meerderheid, maar zijn koning zit in een matnet. Probeert wit hiervan te profiteren met ‘normale’ zetten, dan heeft hij geen succes. Zie bijvoorbeeld:

a) 1.Kf2? Ld4+ 2.Ke2 Lxg1 en er is geen mat in één zet, omdat Tf1+ met Lf2 beantwoord wordt.

b) 1.Ke2? exd4+ 2.Kf2 Te3 en weer falen wits pogingen.

Het is nu de wederkerige loper-pion-obstructie die ons uit de problemen helpt. De sleutelzet is 1.Tc1-c4! met de dreiging dxe5+ en Txd4 mat. De twee thematische parades zijn:

a) 1… dxe5, maar thans obstrueert de pion de loper, waardoor 2.Kf2 mogelijk wordt. Zwart staat machteloos tegen Ph3 mat, daar 2… Te3 faalt op3.dxe3 mat, terwijl 2… Te2+ met 3.Pxe2 beantwoord wordt.

b) 1… Lxd4. Nu is exd4 onmogelijk geworden; de loper obstrueert de pion. Dit geeft wit de gelegenheid de koning met 2.Ke2 op de e-lijn te plaatsen zonder schaakgevaar, waarna tegen 3.Pg1-h3 mat geen kruid gewassen is.

Het beeld wordt nog voltooid door de nevenvarianten 1… Pe6 2.Lxe5 Kg5 3.Pf3 mat, en 1… e4 Kg2! (nu staat de koning na c6-c5 niet meer schaak!) benevens Ph3 mat.

Smaken deze ‘stuivertjes’ naar meer, lezers? Beproeft uw krachten dan eens op zijn hier volgende tweezetten, welke door ons over veertien dagen zullen worden uitgewerkt.

diastuiver2

diastuiver3

Bij het oplossen zult u recht het volgende oude spreekwoord gaan inzien: een stuivertje kan soms raar rollen!

In Memoriam P.J.G. Stuiver

Uit het clubblad van oktober 1961

Eduard Spanjaard

Onze voorzitter is, volkomen onverwacht, overleden. het einde kwam dinsdagavond, 31 oktober. Rustig als altijd ging Stuiver naar bed, met een boek, om niet meer te ontwaken. Een benijdenswaardige dood voor de gestorvene, een onpeilbaar leed voor de nabestaanden, naar wie onze gevoelens van medeleven allereerst uitgaan, een onherstelbaar verlies voor onze vereniging.

Aan de vooravond van ‘n hoogtepunt in het bestaan der Schaakclub Utrecht ontviel ons onze leidsman. Over minder dan een maand zal het belangrijkste schaakgebeuren, dat ooit binnen de grenzen van onze stad plaatsvond – het PAM-meestertoernooi – een aanvang nemen. Alle draden van de veelomvattende organisatie ter voorbereiding van dit evenement kwamen bij Stuiver tezamen. Op het toernooi-comité is door zijn heengaan wel ‘n bijzonder zware taak komen te rusten.

Voor vóór de teraardebestelling – welke ingevolge de uitdrukkelijke wens van de overledene in alle stilte geschiedde – vond overleg tussen het comité en het bestuur plaats. Unaniem werd besloten alle feestelijkheden – receptie, clubdiner – af te gelasten, doch geheel in Stuivers geest, de specifieke schaakmanifestaties – Van Foreest en meestertoernooi, de massakamp tegen Bussum – te laten doorgaan.

Zeven jaar lang heeft Stuiver leiding gegeven aan onze vereniging en was hij daarvan de centrale figuur. Bij vrijwel geen uiting van het clubleven, of het nu een krachtmeting van het eerste dan wel het zesde tiental was, ontbrak hij op het appel. Het lijkt welhaast ondoenlijk, hem in deze activiteiten ooit te vervangen, temeer omdat Stuiver ook naar buiten de vereniging op waardige wijze vertegenwoordigde, en praktisch bij ieder toernooi in den lande aanwezig was. Daarnaast beoefende hij tot het laatst toe het praktische spel, terwijl zijn belangstelling ook naar de problematiek, bridge, lichaamssporten en vele andere zaken uitging.

Een waardevol en actief man is van ons heengegaan. Laat ons zijn nagedachtenis eren door de Schaakclub Utrecht, welke juist de laatste tijd op zo verheugende wijze groeit en bloeit, trouw te blijven en door het jubileumtoernooi in Stuivers stijl tot een unieke gebeurtenis te maken. Het kan niet anders of dit moet de wens van onze onvergetelijke overledene geweest zijn.

Hij ruste in vrede.