De Franse revolutie
Robert Beekman
1.e4 e6. Dát was nog eens een Franse revolutie! Zo rond 1830 werd het voor het eerst gespeeld, in een tijd dat 1.e4 e5 de hele negentiende eeuw domineerde. Ik stel me zo voor dat de witspeler gezegd moet hebben: ‘Waarde Heer, bent u er wel van op de hoogte dat de pion ook twee stapjes vooruit mag?!’ En op zich was de bewuste vraag helemaal niet vreemd, want in die tijd bestonden de Europese schaakregels en de Indische schaakregels naast elkaar. Bij de Indische schaakregels mocht niet in één keer twee stapjes gezet worden.
Café de Régence. In dit beroemde Café in Parijs werden de beroemde schaakpartijen gespeeld rond 1800. Frankrijk was toen zonder meer het sterkste schaakland ter wereld.
In de correspondentiematch tussen Londen en Parijs (1834) werd 1… e6 gespeeld door de Fransen. De Engelsen noemde het The French Defense. Waarschijnlijk spottend bedoeld. Net zoiets als Dutch crossing. Het kon niet verhinderen dat Parijs met 2-0 won. De Fransen waren begin 18e eeuw oppermachtig, als het om schaken ging. In datzelfde jaar volgde de onofficiële match om het wereldkampioenschap tussen de Engelse McDonnell en de Fransman La Bourdonnais. La Bourdonnais won één keer overtuigend met 1… e6. Onvoorstelbaar modern speelde hij: het centrum d4-e5 werd ondergraven met … c5 en … f6, later gevolgd door een paardoffer op e5. Overduidelijk zijn tijd ver vooruit, die La Bourdonnais. Die partij is voor mij de eerste Franse revolutie.
Waar één revolutie is, volgen er meer. En om dat te begrijpen moeten we terug naar de Franse koning. 17 januari 1793. Al zijn hebben en houwen was al geplunderd. De musketiers konden hem niet meer redden. Er regeerde slechts één koning: de guillotine. En het hoofd van Lodewijk de 16e viel in het mandje. Einde van een tijdperk. Einde van de monarchie. De macht was weer terug bij het volk. Vive la république!
Met als motto: Liberté, égalité, fraternité. Nog steeds uitgeschreven in de grondwet van de Franse republiek. Vreemd. Want die vrijheid, gelijkheid en broederschap was ver te zoeken. Na de val van de koning heerste op straat jarenlang La Terreur, de benaming voor een periode waarin willekeur, onrechtvaardigheid en de guillotine oppermachtig waren. De revolutie zelf ontketende een oorlog in Europa die 23 jaar zou voortduren.
En hoe moet je de schoolgaande jeugd uitleggen dat slechts een paar jaar later keizer Napoleon heerste, nog machtiger dan Lodewijk de XVI ooit geweest was? En waarom was er dan in 1830 de tweede Franse revolutie, waarbij koning Karel X afgezet werd? En waarom was er in 1848 de derde Franse revolutie, waarbij koning Lodewijk Filips afgezet werd? En waarom krijgen we in 1870, na de val van keizer Napoleon III, de derde Franse republiek? Moet dat niet de vierde zijn?
De Franse revolutie, zoals uitgebeeld door Eugène Delacroix met zijn schilderij: La Liberté guidant le peuple. Die van 1830, wel te verstaan.
Precies hetzelfde geldt voor de Franse revolutie in het schaken. Met 1.e4 e5 werden ware veldslagen op het bord gespeeld. Scherper dan het koningsgambiet is er niet. Maar in het geval van 1.e4 e6 2.d4 d5 werd altijd vredelievend aangekoerst op de ruilvariant: 3.exd5. Tot Louis Paulsen zich ermee ging bemoeien. In 1861 durfde deze creatieve geest (die ook als één van de zeer weinigen het Siciliaans speelde – door zijn tijdgenoten saai en inferieur genoemd) voor het eerst 3.Pc3 aan!
Het was maar een magere tweede Franse revolutie. Want na 3… Lb4 sloeg hij alsnog met de pion op e4 op d5. Het probleem was immers dat wit die dubbelpion op c3 vreesde. In combinatie met e5 kan dan niet correct zijn. Zelfs zónder dubbelpion werd de zet e5 al zelden gespeeld in de 19e eeuw.
Links Louis Paulsen tegen Morphy. Hun match uit 1853.
Ondertussen ontstond na 1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Pf6 wel het zogeheten klassieke Frans. Steinitz – Bird, 1866. Wit speelde 4.Lg5, zwart 4… Le7. En toen 5.e5. De geboorte van de hoofdvariant in het Klassieke Frans. Steinitz verloor echter, omdat hij de blokkade op d4 vrijwillig ophief. Bird speelde d5-d4, bevrijdde zijn loper op b7 en won. Teleurgesteld keerde Steinitz terug naar het oude concept: op de vijfde zet toch weer slaan op d5: 5.exd5. Pas rond 1880 durven witspelers de tegenwoordige hoofdvariant in het klassieke Frans aan: 5.e5. Steinitz daarentegen: “Ik zou nooit het Frans spelen; dat is de saaiste van alle openingen.” Maar ja: hij sloeg zélf bijna altijd op d5. Die ene uitzondering daargelaten.
De naam Winawer (links in beeld) is gekoppeld is gekoppeld aan de variant: 1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Lb4 4.e5.
Szymon Winawer is een voetnoot in de schaakhistorie. En hij was zeker niet de eerste speler die 3… Lb4 deed. Die eer komt Ignasz Kolisch toe; een heel wat sterkere speler dan Winawer. Hij deed ‘m overigens tegen Louis Paulsen in de stampartij van 1861. Maar tóch is de naam Winawer eeuwig beroemd gebleven. Misschien wel vanwege die ene partij uit 1883, toen zijn tegenstander Mortimer wél 1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Lb4 4.e5 speelde. De enige in de hele negentiende eeuw. Zo’n gelukje moet je maar net hebben.
De derde Franse revolutie, waarbij wit moedwillig de dubbelpion op c3 toelaat, voltrok zich pas in de twintiger jaren van de twintigste eeuw. 1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Lb4 4.e5. c5 6.a3 Lxc3 7.bxc3. En ook al is deze variant naar hem vernoemd: Winawer heeft deze revolutie nooit meegemaakt. Mortimer deed 6.Le3 en hijzelf overleed in 1919.
Maar wij gaan terug naar die eerste Franse revolutie van 1834. Net zoals in onze herinnering de allereerste Franse revolutie van 1792 de enige echte kan zijn. La Bourdonnais speelde daar die onvergetelijke partij tegen McDonnell. Voor ons de enige echte Franse revolutie op het schaakbord.
McDonnell – La Bourdonnais
1834
1.e4 e6 2.f4 Wit denkt waarschijnlijk nog steeds dat zwart 1… e5 gespeeld heeft.
2…d5 3.e5 Is nu zeker beter dan exd5.
3…c5 4.Pf3 Pc6 5.c3 f6 Zonder pion op d4 ziet e5 er inderdaad kwetsbaar uit, maar toch is en blijft deze zet een opvallende conceptie.
6.Pa3 Ph6 7.Pc2 Pf7 Zowel wit als zwart doen een manoeuvre die in hedendaagse ogen er incourant uitziet. Maar ja, dit is dan ook een van de eerste partijen met 1… e6. We praten hier over 1834. Het eerste theorieboek over het Frans zou meer dan honderd jaar later verschijnen.
8.d4 Db6 9.Pe3
Deze zet ziet er slecht uit. Wit laat Lb4 toe en verzwakt bovendien de d4-e5 constructie, wat onverstandig lijkt nu deze door zwart zo zwaar onder druk staat. De zet a3 is beter.
9…cxd4 10.cxd4 Lb4+ 11.Kf2 De enige zet. Ld2 verliest gelijk: 11.Ld2 fxe5 12.fxe5 Pfxe5 13.Pxe5 Dxd4 Pxe5 kon ook, maar deze zet is nog beter.
11…fxe5 12.fxe5 O-O 13.Kg3 Meent hier veilig te staan, maar dat zal tegenvallen. Waarschijnlijk is Kg1 beter. Zwart staat dan ook duidelijk beter, vanwege de enorme ontwikkelingsvoorsprong.
13…Dc7 14.h4
.
14…Pfxe5 Een volkomen correct en logisch stukoffer. De zwarte ontwikkelingsvoorsprong en kwetsbaarheid van de witte koning zijn beslissend.
15.dxe5 Pxe5 16.Kh3 Pxf3 De zet verliest geen tijd en toch is het na deze zet is niet helemaal duidelijk meer. De koning kan nu naar g2 en de pion op f3 helpt de zwarte centrumpionnen te blokkeren. Na Pg6 blijft zwart twee verbonden vrijpionnen in het centrum behouden, en kan hij een opmars in het centrum combineren met aanval op de koningsvleugel:
– 16…Pg6 17.g3 Ld6 18.Tg1 d4 19.Pc4 e5+ 20.Kh2 Lg4 En zwart wint.
– 16…Pg6 17.g3 Ld6 18.Tg1 d4 19.h5 e5+ 20.Kh2 Pe7 21.Db3+ Kh8 22.Pg5 Pf5 23.Pxf5 Lxf5 24.Lc4 e4 25.Pf7+ Txf7 26.Lxf7 De7 En zwart heeft voor de toren twee pionnen en gevaarlijke aanval. De dreiging is Dh4. En na wits beste zet Tg2 volgt e3. De witte toren en loper op de damevleugel doen dan niet mee.
17.gxf3 d4 18.Pg4 h5 19.Pf2 De5 … e5 won nog een tempo, maar het probleem van die zet is dat de zwarte diagonaal gesloten wordt en dat wit een blokkade op d3 en e4 opwerpt. Na De5 volgt echter ook een blokkade; Df7 was wellicht beter.
20.Ld3 Ld6 21.Pe4 Lc7 22.Kg2 Ld7
23.f4 Een opvallende zet. Heeft wit net een mooie blokkade gerealiseerd, geeft-ie ‘m gelijk weer op. Nimzowitsch was overduidelijk nog niet ten tonele verschenen. Toch is dit een hele goede zet. Niet gehinderd door stereotype denkpatronen rekent wit netjes de weg naar de winst uit.
23…Df5 24.Pg5 De pointe.
24…Lc6+ 25.Kg1 Dg4+ Omdat wit na Df6 Dxh5 de aanval overneemt.
26.Dxg4 hxg4 27.Th2 Ld5 28.h5 Wil zelf in de aanval gaan met h6, maar geeft zwart alleen maar een extra tempo. Te2 had tot een gewonnen stelling geleid: 28.Te2 Tae8 29.Lh7+ Kh8 30.Lg6 Te7 31.b3 Wit dreigt nu La3 en Le4.
.
28…Txf4 Maakt er een vol torenoffer van! Het ziet er mooi uit, maar objectief gezien was Lxf4 beter, leidend tot een inmiddels weer onduidelijke stelling.
29.Lxf4 Verzuimt met tempowinst de witte toren te activeren. 29.Tc2 Ld6 30.Lxf4 Lxf4 31.Pe4 Le3+ 32.Kg2 Tf8 33.Tf1 Tf5 34.Tc8+ Kh7 Na Kf7 volgt Tc5 en kan de zwarte toren niet naar e5.
35.Tc5 Te5 36.Txd5 Txd5 37.Pg5+ Deze variant lijkt sterk op die van de partij, maar het verschil is dat zwart in deze variant mat gaat.
29…Lxf4 30.Pe4 Le3+ Getuigt van flair, maar opnieuw was Lxh2 beter.
31.Kg2 Tf8 32.Tf1 Tf5 33.Thh1 Txf5 exf5 pent het eigen paard. Toch is deze zet te passief. Th4 had een gewonnen stelling bereikt. Op Te5 volgt dan immers Txg4.
33…Te5 34.Kg3 Lxe4 35.Lxe4 Txe4
Deze stelling is gewonnen voor zwart. In theorie zijn toren versus loper en twee pionnen evenveel waard, maar de torens kunnen heel slecht tegen verbonden vrijpionnen. Voeg hier aan toe zwarts actievere stukken, en het is begrijpelijk dat zwart zonder problemen naar de winst kan afwikkelen.
36.Th4 e5 37.Txg4 Lf4+ 38.Kf3 Te3+ 39.Kf2 d3 40.Tfg1 Te2+ 41.Kf3 Lh6 42.Te4 Txb2 43.Txe5 Txa2 44.Kg4 d2 45.Td5 Tc2 46.Tg3 b5 47.Tgd3 Tc1 48.Kf5 Kh7 49.Txd2 Lxd2 50.Txd2 a5 Een fabelachtige partij.
0-1
.
De match der matches
De beroemde serie partijen tussen La Bourdonnais en MacDonnell duurde mede zo lang omdat MacDonnell zonder problemen anderhalf uur voor één zet kon uittrekken. En dat deed hij dan ook regelmatig. De beide kemphanen deelden vele dagen schaakcommunicatie met elkaar, zonder dat ze ook maar één woord van andersmans taal kenden. Niet dat La Bourdonnais zich verveelde. Het verhaal gaat dat hij de tijd doodde met spugen, vloeken, zingen en lachen. Hij won wel, La Bourdonnais, in die lange, lange zomer van 1834. Zes matches achter elkaar, mede omdat MacDonnell het niet kon uitstaan te verliezen van een spugende, vloekende, zingende en lachende Fransman (vermoedelijk was de Franse afkomst nog het ergste) en hem na iedere verloren match direct weer uitdaagde. Het verhaal gaat dat hij vlak na de zesde match aan pure uitputting overleed. Labourdonnais is later gebroederlijk naast hem in Londen begraven.
Labourdonnais.
De twee graven naast elkaar, op het Kensal Green Cemetery te London. De foto is uit 1921. Tegenwoordig vind je hen daar niet meer.