“Ik ween om bloemen in den knop gebroken,” dichtte Willem Kloos al. Hij was mij voor, want ik had het ook kunnen zeggen over een recente gemiste kans van Ries van Leeuwen. Tijdens de SGS-veteranencompetitie van afgelopen zaterdag was er een fase in de partij van Ries tegen Jan Pool waarin Ries het klassieke loperoffer op h7 had kunnen brengen. Doorgaans een bominslag op de zwarte rokadestelling waarna je alleen maar woorden als “Sodeju!” of “Asjemenou!” kunt uitkramen.
Het leek er een volgens het boekje.
Iedereen die zich schaker durft te noemen, weet het toch: je doet het blindelings als je een onneembaar paard op g5 met schaak en een pittige dame op de h-lijn kunt krijgen. Zo ook in de partij. Op zet 14 was het offer optimaal en leidde het tot mat of grof materieel gewin. Ries zag het niet, maar koos een heel gezond positioneel plan met Pc5, een zet die, in culinaire termen, is als een goede bordeaux waar je gerust een etentje omheen kunt bouwen. En recept dat in feite ook tot een gehemeltestrelende maaltijd had moeten leiden. Maar het ongeduldige publiek wil een patatje oorlog. Pas op de zeventiende zet besefte Ries dat hij misschien toch maar eens, eventueel en mogelijkerwijs, als het echt niet anders meer kon, op h7 zou kunnen slaan. Toegegeven, het was al wat minder overtuigend, maar het was nog steeds winnend. In plaats daarvan bestreden de opponenten elkaar met fluwelen handschoenen, deden nog een paar standaardzetten en besloten tot remise. Tja, met deze jongens zullen we de oorlog niet winnen.
Overigens met alle lof voor Ries, die op mijn verzoek (als oorlogsverslaggever ter plaatse) zo sportief was om de partij op te sturen en voorzag van commentaar met de nodige zelfspot, waaruit ik dankbaar heb geput.