1918 - 1960

Henk van Steenis

Robert Beekman

In 1925 komt Henk van Steenis, 17 jaar oud, naar Schaakclub Utrecht. Samen met nog een aantal andere scholieren, waaronder Eduard Spanjaard. Tot aan zijn dood, 40 jaar later, blijft hij een trouwe speler van onze club, hoewel hij af en toe onze club tijdelijk verlaat. Hij is clubkampioen in het seizoen 1934-1935 en 1955-1956, is lange tijd bestuurslid en een vaste kracht van het eerste tiental waarmee hij het landskampioenschap van 1946-1947 binnenhaalt. In die periode speelt Steenis tevens op z’n sterkst. Hij wint de gedeelde eerste prijs in de winterwedstrijd 1945/46, behaalt te Zaandam een fraaie tweede prijs en wordt derde in de hoofdgroep van het Hoogoventoernooi van 1948.

Zijn schaakstijl is agressief en antipositioneel, kortom levensgevaarlijk. Messcherpe openingen en gambieten hebben zijn voorkeur. Positionele strategie is niet bepaald zijn sterkste kant. Met grote voorkeur voor het tweepaardenspel, zoals in de volgende partij.

Ir. H.J. van Steenis – Chr. Vlagsma
Jubileumtoernooi 60-jarig bestaan SCU, 19461.e4 Van Steenis speelde nooit anders.
1…e5 2.Lc4 Pf6 3.Pf3 Pxe4 Een andere hobby van Van Steenis was het Tweepaardenspel in de nahand, met vooral de variant 3…. Pc6 4.Pg5 d5 5.exd5 Pa5 6.Lb5 c6 7.dxc6 bxc6 8.Df3; zo n opening kon je als tegenstander rustig voorbereiden, want dat deerde hem niets; hij speelde deze variant toch.
4.Pc3 Pxc3 5.dxc3 f6 6.O-O d6 Wit heeft dus een pion geofferd, maar dat paste volkomen bij zijn stijl.
7.Ph4 g6 8.f4 Pc6 Op …f5 volgt Pxf5 Lxf5 Dd5 Le7 fxe5 Pc6 Txf5 Pxe5 Txe5 dxe5 Df7 Kd7 Lg5 met damewinst.
9.f5
diasteenisvlagsma19…d5
Na Pe7 volgt fxg6 hxg6 Txf6 Txh4 Lf7 Kd7 Lg5, Van Steenis-Van Scheltinga, schoonheidsprijs Bondswedstrijden 1936, of in plaats van Txh4 d5 Lg5 dxc4 Dxd8, Van Steenis-Robijns, winterwedstrijd Utrecht, 1935/36. Euwe geeft veel analyses van deze opening bij de bespreking van genoemde schoonheidspartij, in het KNSB-tijdschrift van 1936. Na de zet 9…. d5 kan wit met Lxd5 Lc5 Kh1 Pe7 Le6 op herovering van de pion spelen, maar Van Steenis zou Van Steenis niet zijn geweest als hij het volgende offer had nagelaten:
10.fxg6! dxc4 11.Dh5 Lg7 Op Ke7 volgt Txf6; daarentegen zou Lc5!? Kh1 Kd7!? misschien nog kunnen, vanaf nu krijgt zwart het heel moeilijk.
12.gxh7+ Ke7
diasteenisvlagsma213.Lg5 De8
Op fxg5 volgt Df7 Kd6 Tad1 Pd4 cxd4.
14.Pg6+ Ke6 15.Lxf6 Lxf6 16.Tad1 Wit versmaadt de materialistische voortzetting 16.Df5 Kd5 17.Df3 Kc5 18.Pxh8 Lxh8 19.Df8 Dxf8 20.Txf8 enz, maar snijdt liever de koning de pas af. Zwart is nog steeds twee stukken voor, maar er dreigt nu mat door Df5 en Dxf6. De loper is niet te dekken; op Df7 volgt Df5 en de loper kan ook niet weg wegens Df5 mat. Daarom moet hij een toren terug geven.
16…Txh7 17.Dxh7 Er dreigt nu o.a. Dxc7 met snelle beslissing; op Ld7 volgt Dh3 en Txd7.
17…Pe7 18.Pxe7 Dxe7 Op Lxe7 volgt Df5 mat.
19.Dg8+ en zwart geeft op vanwege de gedwongen voortzetting Df7 20.Txf6 Kxf6 21.Tf1 Lf5 22.Txf5 Kxf5 23.Dxf7 en uit.1-0

Vanaf 1939 doet hij mee aan de hoofdgroep van Hoogovens en hoewel hij in 1948 derde wordt, wordt hij het jaar erna laatste, wat gelijk zijn laatste deelname is aan de hoofdgroep. Want vanaf die tijd wordt Henk van Steenis onwaarschijnlijk actief. Hij wordt voorzitter van de na-oorlogse KNSB (van 1948 tot aan zijn dood in 1965), voorzitter van de FIDE (van 1951 tot wederom zijn dood), is rond 1947 actief in de Nederlandse Volksbeweging (NVB), die een belangrijke rol speelt bij de oprichting van de Partij van de Arbeid (PvdA), voorzitter van het Daklozenberaad waaruit de PSP is ontstaan (vanaf 1955), oprichter van de PSP in 1957, voorzitter (1957-1959) en vice-voorzitter van de PSP (1959-1962), lid van de gemeenteraad van Utrecht (vanaf 1962), initiatiefnemer en bestuurslid van de overkoepelende, in 1959 opgerichte, Associatie van Bedrijven op Coöperatieve Grondslag (ABC), bestuurslid van de Nederlandse Vegetariërsbond, en tot slot is hij directeur van het door hemzelf opgerichte architectenbureau dat na de oorlog bloeit en groeit als kool.

Zijn politieke gedachtegoed wordt hem met de paplepel ingegoten. Zijn vader en oom zijn actieve anarchisten en volgelingen van Domela Nieuwenhuis geweest. Zijn oom is ook nog een van de bewoners van Walden geweest, de door Frederik van Eeden gestichte kolonie. Van Steenis komt uit een gezin van tien kinderen waarvan velen hebben gestreden tegen armoede en ander sociaal onrecht. Zijn vader overlijdt als hij twee jaar oud is, waarop het hele gezin opgroeit in bittere armoede.

Na zijn opleiding tot ingenieur (weg- en waterbouwkunde aan de Technische Hogeschool te Delft) wordt hij eerst landmeter bij Rijkswaterstaat. Vele functies binnen Rijkswaterstaat vervult hij, op meerdere plaatsen in Nederland. Nooit krijgt hij een vaste aanstelling, om de simpele reden dat hij overal zijn visie uitdraagt. Dermate overtuigt van zijn gelijk dat dit regelmatig ontaardt in ruzie. In 1939 wordt hij leraar weg- en waterbouwkunde aan de Middelbare Technische School voor Bouwkunde in Amsterdam.

Direct na de tweede wereldoorlog vervult hij een grote droom van zichzelf: hij richt een eigen bedrijf op. Het Coöperatief Ingenieursbureau Van Steenis, een architectenbureau dat één van de eerste coöperaties van werknemers is; een bureau dat qua medezeggenschap zijn tijd ver vooruit is. Hij begint met drie tekenaars en met negen landmeters in de buitendienst. Opdrachten van in zijn ogen discutabele bedrijven of voor militaire projecten worden uiteraard geweigerd. Hij wordt gelijk maar directeur van zijn bedrijf, wat voor velen in het maatschappelijke leven een simpele manier is om conflicten met bovengeschikten te vermijden. En voor hem is dat zeker niet anders. In de naoorlogse wederopbouwperiode is er heel veel werk. Zijn bureau groeit snel uit tot een middelgroot bedrijf in landmeten en weg- en waterbouw, met in 1965, bij zijn dood, negentig medewerkers en een omzet van ruim 1.300.000 gulden.

Uitzonderlijk hard werkt Henk van Steenis. De hele dag door. Daarbij is een andere opvallende eigenschap dat hij met heel weinig slaap toe kan. Wil je hem bereiken, zo merkt menigeen, dan moet je tot twee uur ’s nachts wachten, terwijl je zelf weer vroeg naar het werk moet, om hem te bellen. Om twee uur ’s nachts werkt hij namelijk achter zijn bureau.

De PSP

Voor de PSP heeft Van Steenis bijzonder veel gedaan. Hij is ook derde of vierde op de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen geweest. Heel bewust plaatst de PSP hem op die onverkiesbare plaats (hij heeft de Tweede Kamer dus nooit gehaald), omdat van Steenis ook binnen de PSP controversieel was. Nog afgezien van het feit dat zijn visie niet altijd overeenkomt met die van andere partijgenoten (zo is hij tegen geboortebeperking), hebben velen in de partij grote moeite met zijn wijze van communiceren. Door sommigen van hen minder diplomatiek verwoord als autoritair doordrammen.

Ook in de gemeenteraad van Utrecht komt het regelmatig tot aanvaringen. Van Steenis neemt dan het woord en burgemeester jhr. C.J.A. de Ranitz (1948-1970) moet hem regelmatig tot de orde roepen. Van Steenis verzet zich tegen het winkelcentrum Hoog Catharijne dat hij “een schoolvoorbeeld van planloos plannen, verkeerstechnisch en planologisch onjuist gesitueerd” noemt. Verder pleit hij in Utrecht voor gratis openbaar vervoer, een autovrije binnenstad en verzet hij zich tegen verlaging van de vermakelijkheidsbelasting voor bioscopen met als argument: “De bioscoop werkt mee aan de massificering. Laten we blij zijn dat het bioscoopbezoek terugloopt”.

Zijn ideeën zijn vaak niet slecht, maar in het leven gaat het niet om gelijk hebben, maar om gelijk krijgen. Wie de baas is, kan het hebben zoals hij/zij wil. Wie niet de baas is, kan beter diplomatiek en meegaand zijn. Eigenschappen die hij hoegenaamd niet bezat.

Tegen het einde van zijn leven komt hij nog één keer in een groot conflict. Hij verzet zich tegen de benoeming van wethouder Van der Post. Niet omdat deze iets verkeerds gedaan heeft, maar waarom dan wel? Het wordt de luisteraars in de raad niet duidelijk. Op een gegeven moment zegt Van Steenis:

Van Steenis: Een voorstel was eerst goedgekeurd door de raad, daarna afgekeurd in het college waarna een nieuw voorstel werd voorgelegd aan de raad. Dit leidt tot corruptie.”
De voorzitter (burgemeester Ranitz): “Hoe bedoelt u dat?”
Van Steenis: “Zoiets als ambtelijk wanbeleid; ik kom er straks op terug.” Van Steenis is onvermurwbaar en houdt een lang betoog. Dan laat hij opnieuw het woord corruptie vallen.
Voorzitter: “Wilt u het woord vervangen of een ander woord gebruiken. U moogt het namelijk niet gebruiken.”
Van Steenis: “Wat wilt u er dan voor in de plaats hebben?”
Voorzitter: “Het is niet mijn taak dat vast te stellen.”
Van Steenis: “Mag ik er bedrog voor in de plaats zetten?”
Voorzitter: “Als u niet het woord corruptie terugneemt, moet ik u het woord ontnemen.”
Van Steenis: “Natuurlijk neem ik het woord corruptie terug, anders maakt u misbruik van uw macht als voorzitter en ontneemt u mij het woord.”
Voorzitter: “Ik ontneem u bij deze het woord.”

Vervolgens stuurt Van Steenis een hele lange brief aan de minister van Binnenlandse zaken (Kroon), met daarin het volgende: het is onjuist dat hem het woord is ontnomen! Hij verzoekt de minister dit aan de burgemeester duidelijk te maken.

In de Utrechtse kranten wordt het Reglement van Orde van de gemeenteraad geciteerd, waarin duidelijk staat dat de burgemeester toch echt het recht heeft iemand het woord te ontnemen.

Na afloop van de discussie in de gemeenteraad zit hij erbij als een geslagen hond. Ook zijn collega raadsleden valt het op dat Van Steenis zelf meer van slag is door wat er gebeurd is dan de anderen. Maar goede inhoudelijke argumenten waarom de nieuwe wethouder gediskwalificeerd zou moeten worden, zeggen ze nog niet gehoord te hebben.

Later volgt er nog een conflict in de gemeenteraad. De kern hiervan luidt: de heer Van Steenis heeft geen bezwaar tegen de begroting. Wel verzet hij zich tegen de inperking van zijn spreektijd.

pamsteenis

Henk van Steenis bij de opening van het PAM-toernooi

De schaakwereld

In het bestuur van de KNSB is dat anders. Daar is hij voorzitter. Naast hem zijn er zeker bekwame bestuurders, maar tegen Van Steenis kunnen ze niet op. Die bepaalt, dicteert en regeert met de harde hand.

‘Een schurk’, noemt Hans Bouwmeester hem, ‘maar wel een schurk van formaat’. In geval van een Olympiade of een internationaal evenement, bemoeit hij zich net zo lang ermee tot er definitief geen invaller meegaat. Zodat hij kan meespelen in geval van nood. Zijn grote passie is immers schaken. En in de Olympiade spelen wil hij maar al te graag.

steenisprins

Henk van Steenis kijkt toe naar een partij van Lodewijk Prins gedurende de schaakolympiade van 1956.

Want als bondsvoorzitter gaat hij altijd gebroederlijk mee met het Nederlands Olympiadeteam. “We kunnen vanavond slapen of eten”, zegt hij dan, “voor allebei is geen geld”. En als er dan een invaller nodig is, schuift hij zelf achter het bord. Tot grote ergernis van Max Euwe.

Bij het Clair Benedict landentoernooi van 1955 kondigt Euwe van te voren al aan dat hij niet alle partijen mee kan doen. Henk van Steenis ziet zijn kans schoon. Maar Euwe wil een echte invaller meenemen en niet de bondsvoorzitter. Na diverse ruzies heeft Euwe er genoeg van en zegt hij niet mee te gaan. Hans Bouwmeester vindt dat doodzonde en stelt voor te bemiddelen. “Laten we redelijk met elkaar praten.” “Van Steenis is niet redelijk en dat weet je!” antwoordt Euwe.

Evengoed wordt er een gesprek georganiseerd. Hans Bouwmeester zit daar dan als 25-jarige jongen tussen twee heren van middelbare leeftijd. “Laten we eerst het woord aan de heer Euwe geven!” begint Bouwmeester optimistisch. Max Euwe houdt vervolgens een redevoering van een half uur waar geen speld tussen te krijgen is. Alsof hij als wiskundeleraar de stelling van Pythagoras uitlegt.

En dan nu het woord aan Henk van Steenis! Van Steenis heeft echter óók last van een andere kwaal die vele schakers met hem delen, namelijk diep respect voor schakers die beter zijn dan hij. Hij beperkt zich daarom op dat moment tot iets wat andere mensen in het leven van Henk van Steenis nooit, maar dan ook echt nooit meegemaakt hebben: “U heeft gelijk.” Einde betoog Van Steenis. “Nou, dat hebben we dan mooi opgelost!” zegt Bouwmeester opgelucht.

Helaas kunnen andere schakers niet meedoen en blijft, nadat het hele lijstje afgestreept is, alleen nog maar Spanjaard over. Euwe zegt dat dit ook niet veel meer uitmaakt: “Laat dan Van Steenis maar meekomen”. En zo ging Henk van Steenis toch nog mee.

Behalve met Euwe heeft ook Donner regelmatig aanvaringen met Van Steenis. Zowel Donner als Bouwmeester wijzen in hun publicaties op de opvallende tegenstrijdigheden in Henk van Steenis. Hij predikt soberheid maar lust een stevige borrel, hij is vegetariër maar leeft ongezond, hij is pacifist maar maakt altijd ruzie, hij huldigt hoge principes maar is zelf onbetrouwbaar, hij is overtuigd democraat maar wat hij zegt moet wel gebeuren.

clarebenedict1955a

De schakers die deelnamen aan het Clare Benedict landentoernooi van 1955: Kramer, Prins, Van Steenis, Euwe, Bouwmeester.

clarebenedict1955b

Op weg naar Zwitserland …

clarebenedict1955c

… idem dito …

clarebenedict1955d

… en nog een keer de Nederlandse deelnemers aan het Clare Benedict landentoernooi van 1955.

Uiteindelijk is het zijn kettingroken dat hem de das heeft omgedaan. Eind 1963 wordt bij hem longkanker ontdekt. Op 15 december 1963 komt hij voor het laatst achter zijn geliefde schaakbord bij Schaakclub Utrecht. Hij ziet er doodsbleek uit en speelt bar slecht, maar vertelt niet wat hij net gehoord heeft. Hij overlijdt in 1965, 56 jaar oud. Op de begrafenis van Van Steenis treffen drie werelden elkaar: de schaakwereld, de weg- en waterbouw en de linkse politiek. Ook komen de autoriteiten met wie hij zo vaak overhoop heeft gelegen. Velen hebben elkaar nog nooit eerder gezien, maar als ze elkaars verhalen aanhoren, weten ze het zeker: we zijn bij de begrafenis van dezelfde persoon. De begrafenis eindigt met het verzoek allen te gaan staan. Staande horen ze vervolgens de ‘Internationale’ aan.

Ir. van Steenis en Schaakclub Utrecht

Eduard Spanjaard

In Memoriam nav overlijden op 6 februari 1965.

Van de vele schaakvrienden die op woensdag 10 februari ons overleden lid ir. Henk van Steenis ten grave droegen, heeft wellicht geen een hem zó lang en van zó nabij meegemaakt als ondergetekende. Meer dan 40 jaar geleden kruisten zich onze wegen voor het eerst. Beiden waren wij vlijtige scholieren op de gemeente HBS hier ter stede en nog vlijtiger aanbidders van de schaakgodin Caïssa. De liefde voor haar bracht ons telkens weer tesamen, ruim vier decennia lang, en toch helaas te kort. Veel te vroeg immers is Van Steenis, met zijn ongeëvenaarde strijdlust, veelzijdigheid en werkkracht, van ons heengegaan.

Zijn capaciteiten en verdiensten, voor de schaakorganisatie, nationaal en internationaal, voor de maatschappij, voor zijn beroep, voor zijn gezin, zijn in de gehele Nederlandse pers beschreven en ons allen voldoende bekend. Daarom beperkt zich dit In Memoriam tot enkele hoogtepunten uit de veelvuldige contacten tussen de gestorvene en onze vereniging.

Op papier begon het in 1925. Het clubblad van 8 oktober van dat jaar vermeldde Van Steenis als candidaat-juniorlid, tesamen met enkele andere scholieren, onder wie ons oud-lid J.M.A. Wind, thans arts te Rotterdam en tot voor kort nog actief competitiespeler, Hans Loeser, een sterk schaker die echter jong overleed in de USA, en schrijver dezes. Aan die papieren vermelding was wel iets voorafgegaan dat hier gememoreerd moge worden, omdat reeds toen een van de Van Steenis’ meest pregnante eigenschappen, zijn incasseringsvermogen, naar voren kwam. Wat was namelijk het geval? In de boezem van de Schaakclub Utrecht, grotendeels geregeerd door naar onze toenmalige opvatting ouderwetse en deftige oudere heren, was er oppositie ontstaan tegen het plan om jeugdleden tot het Utrechtse schaakheiligdom – onze vereniging was toen de enige club hier ter stede! – toe te laten. Iets wat wij ons in deze tijd met zijn, juist door Van Steenis bevorderde, stimulering van het jeugdschaken niet meer kunnen voorstellen.

Nog als de dag van gisteren herinner ik mij, hoe een van de reeds lang overleden bestuursleden zich fel verzette tegen onze toetreding. Wij zaten er zelf bij, in de prachtige hoge zijzaal van K. en W.; wat een clublokaal hadden wij in die twintiger jaren nog! “Als het doorgaat”, aldus de opponerende bestuurder, “gaan wij in het vervolg zeker schaken met hobbelpaarden”. Wij waren razend, overwogen brandstichting en moord. Behalve Van Steenis. “Laat ons zijn ongelijk bewijzen” waren de voor hem typerende woorden. En wij deden het. Reeds in het seizoen 1925/26 bezetten we in de tweede groep van de winterwedstrijd de drie hoogste plaatsen. Van Steenis scoorde voor de tientallencompetitie zo in de buurt van bord 20 punt na punt voor onze club. De oppositie was door deze feiten reeds lang bekeerd en geen van allen was ons al spoedig zo welgezind als het bedoelde bestuurslid, nadat hij aan den lijve had ondervonden, dat een schaakpaard in Van Steenis’ hand allesbehalve een hobbelpaard was. In juli 1926, signaleerde ons clubblad het eerste nationale succes van Van Steenis. Een tweede prijs in de eerste klas van de bondswedstrijden, met slechts een half punt achter de zeer talentvolle, op 22-jarige leeftijd overleden, Daniel Noteboom.

Korte tijd nadien verliet Van Steenis Utrecht. Maar begin 1932 keerde hij naar onze stad terug, en het januarinummer noemt hem als candidaat-lid, zonder het voorvoegsel “jeugd”.Twee maanden later lezen wij hoe hij in de ledenvergadering, welke een onaangenaam intern conflict behandelde, het woord voerde en met een verlossend voorstel kwam: Van Steenis’ eerste optreden op schaakorganisatorisch gebied, sindsdien gestegen tot het hoogste internationale plan, de wereldschaakbond!

Inmiddels groeiden ook zijn schaaktechnische vermogens. In het zelfde sizoen zien wij hem opgesteld aan bord 4 en 5 van ons eerste tiental. Dat is tot op het laatst zo gebleven. Steeds bezette hij een van de kopplaatsen, herhaaldelijk zelfs bord 1.

Wederom zegde Van Steenis Utrecht, tijdelijk, vaarwel. Maar na de bevrijding keerde hij opnieuw terug en mede dank zij hem bereikte Utrecht het hoogtepunt van haar bestaan: het clubkampioenschap van Nederland! met 5,5 uit 7 (79%) was Van Steenis een van de succesvolste steunpilaren van ons tiental. Deze periode was tevens het hoogtepunt van Van Steenis als Schaker. Hij won de gedeelde eerste prijs in de winterwedstrijd 1945/46, behaalde te Zaandam een fraaie tweede prijs, ’n half punt achter Van Scheltinga, maar vóór spelers als Van den Berg, Henneberke en Van Oosterwijk Bruyn, en won een schoonheidsprijs met een schitterende partij tegen Vlagsma.

Tezelfdertijd nam zijn carrière als schaakbestuurder een aanvang; op 15 november 1946 werd hij door de toenmalige voorzitter Van Wijngaarden welkom geheten als bestuurslid van onze vereniging. In later jaren is hij, wat dat betreft, onze club ontgroeid. De KNSB en vervolgens de FIDE riepen hem voor hogere schaakorganisatorische belangen. Dientengevolge hield hij nog slechts beperkte tijd en aandacht voor het zelf spelen. Maar dit belette hem niet, regelmatig te blijven uitkomen voor ons eerste tiental, met al zijn energie en strijdvaardigheid. Niemand die er getuige van is geweest, zal ooit vergeten, hoe wij onze promotie naar de landelijke hoofdklasse aan het einde van het seizoen 1949/50 goeddeels dankten aan Van Steenis onverwoestbare taaiheid.

Op 18 maart 1950 speelden wij de beslissende strijd tegen Kralingen. Na vijf uren werden er twee partijen afgebroken. Het halve puntje nodig voor de toegang tot het Nederlandse Schaak-Walhalla zou moeten worden gescoord uit de partij Mulder – Van Steenis, maar dit scheen een onmogelijke taak. Hoe wij ook analyseerden: een redding was er voor onze clubgenoot niet te vinden. Maar Van Steenis hield zich aan datgene wat steeds zijn motto is geweest: strijden tot het laatste. Hij hervatte enige dagen later de hopeloos staande partij. En toen gebeurde het wonder. Van Steenis werd doodsbleek, maar bleef verder volkomen rustig. Daarna offerde hij een volle dame. Zou Mulder deze hebben genomen, dan was het pat. De witte koning vluchtte, maar werd over het gehele bord achtervolgd, telkens weer door de zich offerende dame, met pat als pointe. Zo plaatsten wij ons in de hoofdklasse.

Ruim 13 jaar later, op 15 december 1963, zagen wij Van Steenis voor het laatst achter zijn geliefde schaakbord. Wederom was hij doodsbleek. Zijn spel was een schaduw van anders. Wij wisten toen nog niet, dat een slopende ziekte zijn krachten had ondermijnd en hem, na een manmoedig gedragen lijden, van ons weg zou nemen. Dit is intussen gebeurd. Voor de derde maal, maar thans voorgoed, zeide van Steenis de Schaakclub Utrecht vaarwel. De herinnering aan zijn verdiensten en uitzonderlijke persoonlijkheid zal echter tot in lengte van jaren in ons midden voortleven.