Uit het jubileumboek 125 jaar SCU
Robert Beekman
In 1960 verhuist Hans Bouwmeester naar Utrecht. Hij krijgt in Utrecht een ruime vijfkamerflat en dat is een hele verbetering ten opzichte van dat kleine flatje in Amsterdam.
Zijn ‘vrind’ Eddy Spanjaard springt een gat in de lucht van vreugde. Hans moet en zal bij SC Utrecht komen spelen. Het lukt hem Hans over te halen trainer-speler te worden en gelijk laat Spanjaard een bericht in het Utrechts Nieuwsblad plaatsen: “De stad Utrecht herbergt sinds kort voor het eerst een door de FIDE erkend Nederlands schaakmeester. Hans Bouwmeester, na dr. Euwe met Donner behorende tot de sterkste spelers van ons land, heeft zich namelijk definitief in onze stad gevestigd. De betekenis van dit feit kan voor het Utrechtse schaakleven zeer hoog worden aangeslagen, daar het voorbeeld van Bouwmeester stellig de prestaties van de andere Utrechtse schakers zeer zal stimuleren. Bouwmeester zal in het komende seizoen de kleuren der Schaakclub Utrecht verdedigen aan het eerste bord in de eerste klas van de KNSB. Bovendien heeft hij zich bereid verklaard de overige leden van het eerste tiental systematisch te trainen, waarvoor hij reeds een programma heeft uitgestippeld.”
Eduard Spanjaard neemt hem mee naar ons clubgebouw, toentertijd in het CSB-zalencentrum, nog steeds gevestigd aan de Kromme Nieuwegracht 39. CSB staat voor Christelijke Sociale Belangen. Spanjaard voegt daaraan toe: “Dat zul je wel vreemd vinden en dat is het ook. Schaken is immers bepaald niet christelijk, zeker niet sociaal en het belang heb ik er nooit van ingezien.”
Hoe sterk Hans Bouwmeester dan is, blijkt al in 1954, het jaar waarin hij het Hoogovenstoernooi wint. Evenveel punten als Pirc, die echter op SB-punten gepasseerd wordt. Dat is in de periode vóór de Russen meedoen. In 1958 mist hij op een half punt na de eerste plaats, in 1955 werd hij derde en in 1957 vijfde. 1956 en 1959 laat hij langs zich heengaan, maar in 1960 doet hij weer mee. Zevende wordt hij. Hoogovens is dan al een stuk sterker geworden: Petrosian en Larsen winnen het toernooi.
Max Euwe doet de eerste zet van Pirc, die wit tegen Bouwmeester heeft. Hoogovens, 1954
Hans’ hoogtijdagen lopen van 1954 tot 1967. 1954 is zoals gezegd het jaar waarin hij Hoogovens wint; 1967 het jaar waarin hij samen met Hans Ree het Nederlands kampioenschap wint. De beslissingsmatch in Den Haag wordt helaas door Hans Ree gewonnen. Bouwmeester: “De match was slecht voorbereid. Er was geen hotel geregeld en ik zag er tegen op om naar Utrecht heen en weer te reizen. Mijn lieve oude tante, diacones in Bronovo, regelde een kamer in het ziekenhuis. Dat was een beter alternatief.” Bouwmeesters makke is zijn werk geweest. ‘s Ochtends les geven voor de klas en dan in allerijl wegscheuren om net op tijd achter het schaakbord plaats te nemen. Geen goede randvoorwaarde bij een grootmeestertoernooi.
Hans Ree en Hans Bouwmeester, strijdend in de play offs om het kampioenschap van Nederland in 1967. Max Euwe opent de match.
In 1961 wordt Hans gelijk door Spanjaard naar voren geschoven als deelnemer aan het PAM-toernooi, samen met Dick van Geet en Jan van de Pol. Drie leden van Utrecht. Ze mogen het proberen tussen het (groot)meestergeweld.
Met 4 uit 9 is het net één puntje in de min. Hans: “Ook in Utrecht ging het niet zo goed, vooral omdat het in de drukke weken voor Kerstmis viel en dat is topdrukte in de scholen vanwege alle vergaderingen. Maar goed, ik had tenminste weer eens wat gespeeld.” Eduard Spanjaard: “Wat dat betreft heeft speciaal onze meester Bouwmeester harde vooruitzichten. Overigens behoort Bouwmeester niet tot de kleineren – integendeel – doch hij is in de komende clinches met de groten wel in het nadeel. Men vergeve ons dat we hierop in een schaakbulletin ingaan, maar het chauvinistische hart klopt nu eenmaal af en toe en daarom moet ons van dit hart: waarom heeft Bouwmeester, in zijn eigen stad spelende, een handicap van dagelijks 4 tot 7 arbeidsuren?”
In het midden Bouwmeester. Rechts Donner. Links Van Geet.
Hans Bouwmeester in het PAM-toernooi van Schaakclub Utrecht.
Promotie
In 1962 wil het Utrecht I nog niet lukken, maar in 1963 is het dan zover. Promotie naar de hoofdklasse! Met het vertrek van de generatie die in 1947 kampioen van Nederland wordt en in 1948 dat kampioenschap op één matchpunt na mist, gaan in het seizoen 1957/1958 alle wedstrijden verloren en is degradatie een feit. Maar nu is een nieuwe generatie hemelbestormers opgestaan!
Het in 1963 promoverend team. Zittend: Spanjaard, Bouwmeester en De Ruiter. Staand: Van de Pol, Van Geet, Stegeman, Brouwer, Polee, Kieboom, Boosman.
Zittend: Spanjaard, Goris, Bouwmeester, Van Geet. Staand: Brouwer, teamleider P. Boosman, De Ruiter, Stegeman, Kieboom, Van de Pol, Polee (foto uit 1965).
Maar helemaal tevreden is Hans Bouwmeester niet. Hij vindt ons niet serieus genoeg. We zijn soms te melig. In 1965 schrijft hij in het clubblad een boos stukje waarin hij zich ergert aan het gezellige gepraat aan het begin van de clubavond dat volgens hem te lang duurt. Het bestuur schrijft als reactie dat er geen begrafenissfeer hoeft te zijn op de club, maar een beetje respect voor de denkende schakers mag toch ook wel. Later terugblikkend zal Hans zeggen: “Ik kreeg Utrecht niet van de grond.”
Legendarisch is de grap van Lucas Bunge bij Bouwmeesters beschouwing over de Pirc: “Maar Hans, als zwart zoveel moeite moet doen om e7-e5 door te zetten, waarom doet hij dat dan niet op de eerste zet?”
De lachers in de zaal had Lucas op zijn hand, maar Michel Hoetmer schrijft later: “Hans Bouwmeester had zich tijdens een lezing over de Pirc voor de gehele club in het zweet staan te werken om uit te leggen hoe je met zwart e7-e5 door moest zetten. Aan het eind van dit hoogst interessante betoog stelde Lucas droogjes vast dat het misschien eenvoudiger was om je al deze moeite te besparen en gelijk maar op de eerste zet e7-e5 te spelen. U voelt het wel aan: diepe verslagenheid bij Bouwmeester. Nooit, nee nooit hebben we nog iets vernomen uit de Haarlemmerhout!”
Op 22 juni 1978 vindt in het denksportcentrum een vergadering plaats, welke achteraf cruciaal blijkt te zijn. Aanwezig zijn de meeste bestuursleden, trainer Bouwmeester en een aantal spelers van het eerste team. Maarten Etmans, onze voorzitter, opent de vergadering en uit zijn teleurstelling over de teamgeest in het eerste tiental. Dat eerste tiental wordt gesponsord door CVI maar slaagt er evengoed niet in te promoveren naar de Hoofdklasse.
De trainingstienkamp is naar zijn idee een grote mislukking geworden. Het peil is ongelooflijk laag, de opkomst bedroevend. Van de Pol trekt zich halverwege terug. Kieboom neemt zijn plaats in en komt in twee partijen zonder te spelen remise overheen. Van der Linde komt tweemaal niet opdagen. Een puinhoop!
Bouwmeester krijgt vervolgens het woord. Hij stelt dat niet alle spelers van het eerste de trainingstienkamp serieus nemen. Sommigen blijven weg zonder zich af te melden en achteraf hoort hij dat aan de uitslag geen consequenties verbonden zijn. Met andere woorden: invloed op de ranglijst in de interne mag dit toernooi niet hebben, wat hij maar amper kan begrijpen. Ook de instructie-avonden worden door lang niet iedereen bijgewoond, terwijl op de trainingsavonden zelf het volgens hem ontbreekt aan de juiste instelling. Dan komen de spelers van het eerste team aan het woord. Die vinden dat de trainingscursus niet optimaal is geweest. In het begin zijn Bouwmeesters uiteenzettingen mede gevolgd door zwakkere schakers, waardoor Bouwmeesters details moest uitleggen, die voor hen overbodig zijn. Ze willen liever dat de training toegesneden is op het niveau en het repertoire van het eerste team. Eén zegt zelfs dat hij van de training niets geleerd heeft. Anderen zeggen dat zij voor hun plezier spelen.
De reacties vallen overduidelijk in verkeerde aarde bij Hans Bouwmeester. De spelers van het eerste team proberen hun woorden nog af te zwakken, maar het kwaad is al geschied. Het duurt nog een paar weken, maar dan wordt het uitgesproken: Hans Bouwmeester vertrekt naar BSG, waar ze volgens hem serieuzer zijn dan bij Utrecht.
Muziek
De tweede grote hobby van Hans Bouwmeester is muziek. Met veel schakers heeft hij samengespeeld, waaronder Mark Taimanov: de man die in de kandidatenmatches verslagen wordt door Fischer met 6 – 0, maar ook gevierd concertpianist is.
In 1979 wordt Eduard Spanjaard 70 jaar. Hans organiseert ter ere van zijn goede vriend een muziekmiddag. Samen met Lucas Bunge, cellist, Henk Losscher (pianist en net als Bunge lid van Schaakclub Utrecht) en Tabe Bas (bariton) spelen ze voor het schaakpubliek een prachtig muziekstuk. Het dankwoord van Eduard: “Hannes, jongen, ze zeggen weleens wat van je. Maar ik zeg jullie, Hans Bouwmeester heeft het hart op de rechte plaats. Alleen… hij kan het niet verkopen …
… en bij mij is dat precies andersom!”
In 1998 keert de verloren godenzoon weer terug naar Schaakclub Utrecht. Zijn verhuizing naar Culemborg heeft hier zeker aan bijgedragen. Inmiddels is hij ook gepensioneerd – maar of hij voor zijn plezier speelt? De druk blijft hij voelen achter het schaakbord, wat soms er toe leidt dat zijn partijen voortijdig in remise eindigen.
Evengoed helpt hij het eerste team opnieuw bij promotie naar de Meesterklasse. Wederom blijkt zijn aanwezigheid goud waard voor de club. Vooraf en achteraf luisteren we dan naar de legendarische verhalen die hij als begenadigd verteller bij ons neerlegt.
Regelmatig zegt Hans te klagen dat zijn geheugen ook niet meer is wat het was. Maar als ik dan tegen hem speel – en verlies – zegt hij achteraf: “Je week op de zestiende zet af van Euwe – Lundin, 1952. Ik heb daar toen nog een artikel over geschreven.”
Of anders zijn overwinning tegen Thomas Willemze in 2004. Gespeeld op onze club. Tijdens de partij moet Hans terugdenken aan Botwinnik – Aljechin, AVRO 1938. Hij is daar als achtjarig jongetje nog bijgeweest. Maar de analyses van Botwinnik kon hij zich echter niet goed meer voor de geest halen.
Hans is nog steeds lid van onze club. Af en toe geeft hij een lezing.