Welhaast ondoorgrondelijk
Robert Beekman
Er zijn van die partijen die later nog veel discussie opleveren. Objectief gesproken is elke schaakstelling nog wel uit te analyseren, maar wat er achter het bord zelf gebeurde, is welhaast ondoorgrondelijk. Links is zo’n voorbeeld daarvan. Zwart is hier aan zet, en wat zou u zelf gespeeld hebben?
Om deze stelling te begrijpen, zullen we terug moeten keren naar 1970. Fischer rules the world. Hij wint zowat alles in de aanloop naar de strijd om de wereldtitel tegen Spassky. Zijn overmacht was zelfs zo sterk dat Kasparov hem later tot grootste speler aller tijden zou uitroepen. Tenminste, als we het verschil tussen een speler en de rest van zijn generatie als norm nemen, voegt Kasparov eraan toe.
Maar dan gebeurt er iets vreemds. In Zagreb, 1970, verliest Fischer, hierboven in beeld, van Kovacevic. Een IM. Niemand kende hem. Voor de virtuele overmacht van Fischer maakte het niets uit, want evengoed won hij datzelfde toernooi met twee punten voorsprong op nummer twee. Maar waarom verloor hij die partij van Kovacevic? Maakte hij soms een blunder in gewonnen stelling? Nee, een grote fout maakte hij niet. Dat blijkt wel als we de analyses van verschillende mensen naast elkaar leggen. Iedereen wijst een andere zet van Fischer als boosdoener aan. Nee, Kovacevic speelde zo onwaarschijnlijk goed dat zelfs Fischer in toptijd geen schijn van kans had.
Keren we weer terug naar de stelling. Dit is dus Fischer – Kovacevic, 1970. Zwart is aan zet. Maar hij zit nog niet achter het bord. Fischer is overigens ook opgestaan om rond te wandelen. De partij wordt gespeeld op een vrije dag en op afstand, vanuit het aangrenzende café, kijken Petrosian en Kortsjnoi naar het grote demonstratiebord. “Wat interessant!”, zegt Kortsjnoi hardop, “Fischer heeft een truc in de stelling geweven. Hij stelt Kovacevic in staat om een dame te winnen, maar als hij dat doet, zal hij waarschijnlijk verliezen!” Kortsjnoi en Petrosian rekenen vervolgens samen wat varianten door, en komen tot de conclusie dat 18… e3! de beste zet is.
Maar dan gebeurt er iets verschrikkelijks. De vrouw van Petrosian zit er namelijk ook bij, en zij staat op, loopt naar Kovacevic en vertelt hem de oplossing! Kovacevic speelt dan inderdaad 18… e3 en wint de partij. Kortsjnoi is verbijsterd, en zeker in het licht van Curacao, het kandidatentoernooi uit 1962 waarin een paar Russische grootmeesters afspraken tegen elkaar korte remises te spelen om elkaar te sparen, terwijl tegen Fischer voluit gespeeld werd, zal deze anekdote er mede hebben bijgedragen aan de paranoia van Fischer. Saillant detail: in 1962 was de vrouw van Petrosian ook al berispt door de wedstrijdleiders, omdat zij aan haar man de mening van de pers over diens stelling op het bord had gegeven.
We baseren deze anekdote op Kortsjnoi’s boek Chess is my life uit 1977. Is het waar? Waarom niet, zou je zeggen. Een aantal critici hebben echter hier toch aan getwijfeld, en plaatsen de anekdote in het licht van de verstandhouding tussen Petrosian en Kortsjnoi, die hun gehele leven lang zeer slecht zou zijn geweest. Kortsjnoi zelf voegt overigens toe dat Kovacevic de partij heel goed speelde en ongetwijfeld alles zelf wel zou hebben uitgedokterd. Anderen beweren dat 18… e3 helemaal niet moeilijk te vinden is en voor een doorsnee (groot)meester gesneden koek is.
De truc is overigens dat zwart in de linkerdiagram 18… Ph4 kan spelen. Als de witte dame weggaat, volgt exf3 en het gaat helemaal mis met wit. Maar wit vervolgt dan met 19.fxe4 Txg5 20.Lxg5 Pf5 21.Ph5. Er ontstaat dan een onduidelijke stelling waarin wits kansen niet slecht zijn. In de partij ging het verder met 18… e3 19.Lxe3 Pf8! 20.Db5 Pd5. De dame is afgesloten van de koningsvleugel en daar zou Kovacevic de toekomstig wereldkampioen snel verpletteren.
Wits laatste zet was 18.f3, maar Fischer had ook 18.c4 kunnen spelen. Veld d5 is dan niet meer beschikbaar voor het zwarte paard, en in een aantal varianten is het belangrijk dat de loperlijn met d5 onderbroken kan worden. Het spel is dan onduidelijk. Kennelijk onderschatte Fischer Kovacevic, wat niet onbegrijpelijk is vanwege het verschil in speelsterkte. Hoewel? Onderschatten?? Fischer wist natuurlijk niet dat hij feitelijk tegen de verzamelde denkkracht van Petrosian en Kortsjnoi speelde! Misschien schatte hij de situatie wel degelijk goed in, en had Kovacevic wel degelijk 18… e3 niet gevonden.
Ondanks zijn mooie partij mag Kovacevic evengoed van geluk spreken dat hij gewonnen heeft. Nog afgezien van het voorzeggen van de vrouw van Petrosian, maakt hij in zijn analyses een aantal lelijke fouten.
R. Fischer – V. Kovacevic
Zagreb 1970
1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pc3 Lb4 4.a3 Volgens Mednis zou de oorzaak van Fischers verlies liggen in het feit dat Fischer op onbekend terrein kwam. Echter, Fischer was altijd zeer goed voorbereid. Het is daarentegen wel een gegeven dat Fischer een paar ronden hiervoor nog won van Uhlmann met 4.a3. Het is waarschijnlijk dat Kovacevic hierop voorbereid had.
4…Lxc3+ 5.bxc3 dxe4 6.Dg4 Pf6 7.Dxg7 Tg8 8.Dh6 Pbd7 9.Pe2 b6 10.Lg5 Deze zet is de eerste die volgens een aantal spelers dubieus is. Smyslov heeft 10.Pg3 aanbevolen.
10…De7! Dit is de sleutelzet. Zwart dreigt Pg4 en de overgang naar een beter eindspel.
11.Dh4 Ook hier zijn twijfels over gerezen. Kortsjnoi beveelt Pf4 aan.
11…Lb7 12.Pg3 Zou dit dan de boosdoener zijn. Wederom is 12.Pf4 aanbevolen. 12.Pf4 h6 13.Lxh6 Th8 Kovacevic.
12…h6! 13.Ld2 Sokolov en Kovacevic hebben deze zet een vraagteken gegeven, zij suggereren Lc1, waarover Mednis zegt dat hij dat moeilijk serieus kan nemen. De theorie anno 2000 zegt dat het na 13.Ld2 nog altijd gelijk staat.
– 13.Dxh6 Pg4 14.Lxe7 Pxh6 15.Lh4 Tg4
– 13.Lxh6 Tg4 14.Dh3 O-O-O 15.Le2 Tgg8 16.Dh4 Th8 17.Df4 Pd5 18.Dd2 Tdg8 19.c4 e3 20.Lxe3 Pxe3 21.Dxe3 Lxg2 22.Tg1 Txh2 En zwart staat beter, volgens Kovacevic. Echter, afgezien van het feit dat stelling variant niet helemaal geforceerd is, wit staat in deze stelling gewonnen!
23.Lf1 Lxf1 24.Pf5 Txg1 (Df8 Txg8 Dxg8 Pe7) 25.Pxe7+ Kd8 26.Pc6+ Ke8 27.O-O-O En de witte koningsaanval alsook de ongelukkige positie van de zwarte stukken maken dat twee torens hier niet tegen de witte dame opgewassen is.
13…O-O-O 14.Le2 Pf8 14…e3 15.fxe3 Lxg2 16.Tg1 Lb7 17.e4 14… e3 zou volgens Kovacevic niet goed zijn vanwege deze variant met voordeel voor wit. Echter, zwart kan gewoon met de loper pion e4 pakken.
15.O-O Volgens Kovacevic is deze zet zelfmoord. Hij zegt dat dit het moment is waarop zwart winnend voordeel heeft, waar anderen overigens zeiden dat de tiende zet al het keerpunt in de partij is.
15…Pg6 16.Dxh6 Th8 17.Dg5 Tdg8 18.f3
Maar feitelijk is dit het moment waarop zwart definitief beter komt te staan. Fischer weeft inderdaad een truc in de stelling, maar die zorgt wel voor zijn uiteindelijke ondergang. Na c4 is de stelling helemaal zo duidelijk nog niet, hoewel het zwarte initiatief heel sterk is. 18.c4 Ph4 19.De3 Pg4 20.Lxg4 Txg4 21.h3 Tg7 22.Lb4 Dd7 23.Tfd1 De diagonaal van de loper op b7 moet in elk geval onderbroken worden. Zwart blijft evenwel een sterk initiatief behouden.
18…e3! 18…Ph4 19.fxe4! Txg5 20.Lxg5 Pf5 21.Ph5 Met onduidelijke stelling.
19.Lxe3
– 19.Dxe3 Pd5 20.Dd3 Dh4
– 19.Le1 Pf8 20.Dxe3 Pd5 21.Df2 Txh2
19…Pf8! 20.Db5 Pd5 21.Kf2 21.Ld2 a6 22.Da4 b5 23.Da5 Dh4
21…a6 22.Dd3 Txh2 23.Th1 23.c4 Txg3 24.Kxg3 Dh4#
23…Dh4 24.Txh2 Dxh2 25.Pf1 Txg2+ 26.Ke1 Dh4+ 27.Kd2 Pg6 28.Te1 Pgf4 29.Lxf4 Pxf4 30.De3 Tf2 De partij is niet meer te redden. Zwart dreigt Lxf3, Pg2 en ook Pxe2 Txe2 Txf1.
0-1
Links Fischer, direct achter hem Petrosian, mee-analyserend in de postmortem analyse.