Fischer en de loperdiagonaal
Robert Beekman
De loperdiagonaal is lastiger om te zien dan de torenlijn. Voor de schaker kan het handig zijn zich daarvan bewust te zijn. Tc8xc1 ziet iedereen in een flits, maar La2xg8 wordt minder snel gezien. Soms moet de schaker de diagonaal zelf volgen, wat bij Tc8xc1 niet hoeft. De toren maakt in de hersens van de schaker automatisch een sprong.
Nu zijn de schakers die wel gewend en als de loper bijvoorbeeld gericht is op de koningsvleugel waar een aanval ingezet wordt, zijn alle schakers zich de hele tijd bewust van de aanwezigheid en macht van de loper. Maar onverwachtse diagonalen worden nog wel eens gemist. Dat komt omdat het pad van de loper die van a2 naar b3 gaat, geblokkeerd wordt door de zwarte velden op b2 en a3. Die twee zwarte velden zorgen dat de witte verbinding tussen a2 en b3 precies nul is. De schaker moet zich de diagonaal dus visualiseren. Daarentegen kan hij de rechte lijn tussen a1 en a8 gewoon zien. Letterlijk zien.
Vooral bij lange diagonalen speelt dat. Hierboven kan zwart met Lh7-g8 de witte koning schaak geven. De mens loopt met zijn ogen de diagonaal vanaf g8 naar a2 langs en o ja, dat is schaak. Dat is een halve seconde trager dat de toren op a8 die de witte koning op a2 schaak geeft. Niet alleen de verbondenheid van de velden (telkens verbindt een lijn het veld, bijvoorbeeld tussen a8 en a7), maar ook de feitelijke afstand. De afstand tussen a1 en h8 is ongeveer anderhalf zo lang als tussen a1 en a8.
Soms – niet iedereen heeft daar last van – wordt het lastiger als er stukken langs die diagonaal staan. De rechterdiagram laat twee poortjes zien. Sommige schakers hebben meer moeite met het visualiseren van de diagonaal door de pionnen op b2 en a3.
Komen we uit bij één van de grootste blunders in de schaakgeschiedenis. Minstens tien grootmeesters slaagden er onafhankelijk van elkaar een diagonaal niet te zien. Links Fischer – Bolbochan uit 1962. Fischer heeft de partij opgenomen in My 60 memorable games. De partij gaat verder met 35.Db3 Txf4 36.Te5 Kf8 37.Txe8 en zwart geeft op, want 37… Kxe8 38.De6 Kf8 39.Dc8 is mat.
Fischer geeft in zijn boek de volgende analyse als zwart in plaats van 35… Txf4 de zet 35… Kh8 doet: 35.Db3 Kh8 36.Pxg6 Dxg6 37.Txg5 Dxg5 38.Dh3 Kg8
.
(en we hebben nu de diagram links) 39.Dxf1. Fischer eindigt met het volgende commentaar: leads to a win.
Aldus de analyse van Fischer zelf. Maar andere grootmeesters zetten deze stelling op het bord, rekenden mee en meenden dat het allemaal veel simpeler en mooier kon. Vanuit de rechterdiagram: 39.Dh7 Kf8 40.Dh8 Dg8 41.Dh6 Dg7 42.Dxg7 mat! Hartstikke mooi en als schaakpatroon een herkenbare combinatie, maar de hele combinatie is onmogelijk omdat de dame op g8 de witte koning op a2 schaak geeft, wat tot ruil van de dames leidt waarna zwart een volle toren voor staat. Helemaal gemist! Door tientallen grootmeesters!
Keer na keer werd de stelling gepubliceerd, niet alleen in de verslaglegging van de hele partij, maar ook in boekjes waarin het als oefenstelling werd gepubliceerd. De auteur van de analyse was dan regelmatig een vooraanstaande grootmeester. Fischer liet het al die tijd langs zich heengaan, maar toen in 1996 zijn eigen boek herdrukt werd, pasten de vijf grootmeesters die de regie over het boek hadden (Nunn, Burgess, Dvoretsky, Speelman, Keene) het commentaar van Fischer aan. Alsof hijzelf gezegd had dat deze zijvariant tot mat leidde! Terwijl Fischer het wel degelijk bij het juiste eind had!
Hadden de vijf grootmeesters dan niet het commentaar van Fischer gelezen? Jazeker wel, meldde Nunn namens het collectief, maar ze meenden dat Fischer een snellere winst gemist had en hebben toen maar net gedaan alsof Fischer die “snellere winst” wel gezien had. Uiteraard leidde dit tot een woedeuitbarsting van formaat. Fischer beklaagde zich uitgebreid over de herdruk van zijn boek en dit punt was één van de onderdelen van zijn aanklacht. Een heel sterk punt, mogen we wel zeggen.
Fischer tegen Kortsjnoi in 1961
En dit is de Argentijn Bolbochan.