De tevreden clubschaker
Robert Beekman
Voor velen een vraag, voor velen een weet. Hoe houden we de clubschaker tevreden? Het definitieve antwoord durf ik daarop nog niet te geven. Regelmatig wordt ik geconfronteerd met bezwaarschriften in de trant van “daar heb ik al tegen gespeeld” tot “die is te sterk” tot “die is te zwak” tot “mijn tegenstander is er nog niet”. Ik heb er geen probleem mee; het hoort bij de functie van intern wedstrijdleider. Maar het roept wel altijd filosofische vragen op. Wat is handelen dat tot tevredenheid leidt?!
Het doet me aan die ene keer in 1949 dat Euwe, links in beeld, een keertje langskwam bij de interne competitie van de club waar hij ook extern voor speelde. Dezelfde club waar in die tijd Hans Bouwmeester speelde, van wie ik deze anekdote heb. En de intern wedstrijdleider sloeg vervolgens in diep gepeins. Wat heeft de heer Euwe, een decennium daarvoor nog de allereerste en tot op heden nog steeds enigste wereldkampioen die de Lage Landen gekend heeft, tot op heden gepresteerd? Welnu: 0 uit 0. Waar bevindt de heer Euwe zich dan? Welnu: op plaats 83. Tegen wie speelt de heer Euwe dan? Welnu: tegen nummer 84.
De naam van zijn tegenstander is irrelevant, en laten we hem voor het gemak maar N.N. noemen. In de negentiende en eerste helft twintigste eeuw was N.N. een geliefd tegenstander van de wereldtop, dus waarom zouden hier ook niet voor dit gemak kiezen?
En zo begint de partij Max Euwe – N.N. Reeds na tien zetten valt er een wetenswaardigheid te vermelden. De heer Euwe heeft een stuk gewonnen! Een kwartiertje is al onderweg en Max begint veelbetekend op zijn horloge te kijken. Zou N.N. de hint begrijpen? Helaas! Helaas! Vol goede moed schuift N.N. de stukken verder over het bord, en inderdaad, mat is nog niet in zicht. De avond schrijdt zo voorts en voorts, en zo tegen elf uur is het leed op het bord van Euwe – N.N. niet meer te overzien. Mat is nabij en de materiële achterstand is niet meer uit te rekenen.
Ook N.N. lijkt dit zich zo langzamerhand te realiseren. Hij spreekt vervolgens historische woorden, die langzaam maar zeker uitgesproken worden: “Ik denk dat het nu verloren is …” Euwe kijkt hem aan, en knikt bedachtzaam met zijn hoofd.
“Toch heb ik aardig standgehouden …”, vervolgt N.N. De mond van Euwe valt open, staat op het punt om iets te zeggen, valt vervolgens weer dicht, waarop hij wederom bedachtzaam met zijn hoofd knikt.
“Het is dat je een stuk meer hebt, anders won je het niet …”, legt N.N. nog even duidelijk uit. Opnieuw valt de mond van Euwe open, maar dit keer is het om op het puntje van zijn tong te bijten. Nog net op tijd weet hij zich te beheersen. Hij bedankt zijn tegenstander voor de plezierige avond, trekt zijn jas en en verlaat de speelzaal.
Ik denk niet dat hij dat seizoen nog een keertje teruggekomen is.