De vermeende dronkenschap van Aljechin
Robert Beekman
Euwe won van Aljechin in 1935, maar heeft zijn hele leven lang de schijn van onwaardig wereldkampioen tegen zich gehad. “Een eendagsvlieg” werd hij genoemd. Won in 1935 de wereldtitel met één schamel punt voorsprong omdat de grote Aljechin meerdere malen dronken achter het bord verscheen. In 1937 zou Aljechin alcohol afgezworen hebben, waarna hij simpel met zes punten voorsprong won. Zó groot zou het reële verschil tussen beide spelers geweest zijn.
Een paar jaar geleden maakte Schaakclub De Rode Loper (direct na de wereldtitel van Euwe opgericht) een leuk filmpje over de match. Aljechin zien we daar lallend achter het schaakbord, terwijl hij de een na de andere glas wijn wegpimpelt. Het was een heel leuk filmpje en we hebben er hartelijk om gelachen. Slechts één kanttekening: het vertoonde was onjuist. Gedurende de hele match heeft Aljechin altijd een kop koffie of een glas vruchtensap naast zijn bord gehad.
In werkelijkheid was Aljechin helemaal niet dronken. In de strijd om het wereldkampioenschap tegen Bogoljubow een jaar eerder wel, maar daarna zwoor hij alcohol af. De eerste helft van de match tegen Euwe had hij sowieso niet gedronken en in de tweede helft nam hij af en toe voorafgaand aan de partij één glas alcohol – waarschijnlijk om zichzelf moed in te drinken. Of hij daar goed aan deed wist hij niet. Tegen Flohr (die erbij was) zei hij dat hij iedere keer weer twijfelde: moet ik nu wel of niet een glas cognac nemen om mezelf moed in te schenken?
Euwe zelf heeft altijd ontkend dat Aljechin op enig moment in de match dronken is geweest. Euwe: “Aljechin weigerde, ondanks zijn slechte ogen, met bril te spelen en deed zijn zetten met onvaste hand, wat bij het publiek de indruk gaf dat Aljechin dronken was, maar in feite was hij zo nuchter als een rechter.” Euwe is altijd goudeerlijk geweest maar werd niet geloofd omdat spelen tegen een dronken tegenstander af zou doen aan de waarde van de wereldtitel. Dat het absoluut niet bij de integere persoonlijkheid van Max Euwe past om de waarheid te verdraaien ter meerdere eer en glorie van zichzelf, wordt voor het gemak aan voorbijgegaan. Ook Kmoch (wedstrijdleider in de bewuste match in daarvóór secondant van Aljechin – hij kende hem dus goed) beweert dat Aljechin in de periode 1935 tot 1940 juist amper alcohol dronk.
Het was praten tegen dovemansoren!
Pas in 2003 is het wereldkampioenschap van Euwe gerehabiliteerd toen niemand minder dan Gary Kasparov in My great predecessors (II) alle partijen en alle verhalen nog eens nauwkeurig onderzocht en tot de conclusie kwam dat Euwe volledig verdiend in 1935 de wereldtitel veroverde en daarna een “waardig wereldkampioen” was.
Hoe is dit beeld dan toch ontstaan? Welnu, voor dat antwoord moeten we terugkeren naar het relaas van Hans Kmoch. Hans Kmoch was jarenlang Aljechins secondant en heeft hem van heel nabij meegemaakt. Vanaf 1931 begint Aljechin volgens hem stevig te drinken en in de match om de wereldtitel tegen Bogoljubow (1934) was hij nagenoeg elke partij dronken. De media schreven er in kleuren en geuren over en dit betekent dat het Nederlandse publiek en journaille door de volgende bril naar Aljechin keken: “Dit is de man die in de strijd om het wereldkampioenschap stomdronken achter het bord verschijnt en evengoed achteloos zijn tegenstander van het bord vaagt.” De match tegen Bogoljubow was één jaar eerder dan tegen Euwe – vers in het geheugen. Nagenoeg niemand wist dat Aljechin inmiddels tot bezinning gekomen was.
Legendarisch is de verslaglegging van de 21ste partij in Ermelo. Aljechin zou zo dronken zijn geweest dat hij amper het podium op kon komen. De media wist het wel zeker – deze man verscheen (wederom) straalbezopen achter het schaakbord. De werkelijkheid was anders. Aljechin zou uit Amsterdam opgehaald worden met de auto, maar deze auto kwam drie kwartier te laat – voor de nerveuze en bijgelovige Aljechin moeilijk te verwerken. Vervolgens kruiste tot twee keer toe een zwarte kat Aljechins pad (bijgelovig voorteken van naderend onheil) en wilde hij niet meer met de auto. Hij liet de auto naar het station rijden maar de beoogde trein bleek al vertrokken te zijn. Hij kwam dus veel te laat en helemaal overstuur de speelzaal binnen, hoorde daar dat gelukkig de partij uitgesteld was, maar vroeg evengoed om uitstel van een dag. Zoveel slechte voortekenen zouden volgens de bijgelovige Aljechin onvermijdelijk tot verlies leiden, meende hij. Wedstrijdleider Hans Kmoch zei echter: “Er wachten tweeduizend toeschouwers in de hal; zij zullen dit niet begrijpen!” Aljechin stelde daarop onder deze morele druk te zullen spelen. Kmoch repliceerde dat een arts zou kunnen vaststellen of hij al dan niet in staat was te schaken, maar Aljechin wuifde dit weg – dat was immers het probleem niet.
Lees nu het relaas uit het Utrechts Nieuwsblad daags na deze partij (21 november 1935):
“Algemeen is bekend, dat de wereldkampioen in de laatste jaren gewend is veel sterken drank tot zich te nemen. Niet alleen ondervindt Aljechin hiervan geen hinder, doch in kringen van schaakdeskundigen staat men op het standpunt, dat hij mede daardoor vaak tot topprestaties komt. In dien toestand is hij schaaktechnisch gesproken het gevaarlijkst voor zijn tegenstanders, dus ook voor Euwe, hetgeen natuurlijk vóór de match voldoende bekend was. Voor velen mogen deze feiten ietwat vreemd klinken, niettemin staan zij onomstootelijk vast. (…)
De 21ste partij te Ermelo is wellicht een van de beste, mogelijk wel de allerbeste van de tot nu toe gespeelde partijen geweest. De krachten die in de Ermelosche partij tot uitdrukking kwamen, kwamen niet alleen van Euwe’s kant, maar waren niet minder sterk bij Aljechin aanwezig. Grootmeesters als Flohr, Tartakower, Maroczy – in de bijeenkomst van gisteren aanwezig – verklaarden unaniem, dat zij ondanks uitvoerige analyses de wezenlijke fout van Aljechin in deze partij nog niet hebben kunnen ontdekken, zoo fraai heeft de verliezer gespeeld. (…)
In aansluiting op het bovenstaande laten wij hieronder het commentaar volgen dat “Het Volk” hedenochtend over deze kwestie schrijft en waarmede wij ons volkomen kunnen vereenigen. (…) Het blad erkent zich in één opzicht vergist te hebben, namelijk in het feit dat Aljechin als hij stomdronken is, niet goed zou spelen. “Dronken – en, hoe mal het ook moge klinken, hoe dronkener hoe beter – speelt hij het best! Dat bewijst trouwens de partij van gisteravond in Ermelo, waarin hij, ondanks zijn vèrgaande dronkeschap zóó subliem speelde, dat zelfs thans de experts als Flohr, Tartakower, Mieses en andere schaakgrootheden, die deze match bijwonen, het er nog niet over eens zijn welke fout hij in deze partij gemaakt heeft, ja, óf hij wel een fout gemaakt heeft”.
Na bovenstaande geeft “Het Volk” als volgt zijn meening weer over Aljechin’s optreden. “Deze ‘strijdwijze’ van Aljechin komt ons niet alleen zeer bedenkelijk voor, doch moet zelfs uitermate unfair genoemd worden. Eerstens is ‘dooping’ – want anders kan deze alcoholistische stimulans toch moeilijk genoemd worden – ’n algemeen erkend unfair middel in de sport, doch daarbij komt, dat deze Aljechinsche dronkenschap bovendien een tweesnijdend zwaard is, tweesnijdend in deze zin, dat het zijn eigen prestatie verhoogt, doch tevens den tegenstander in een nadeelige positie brengt.
Het is waarlijk geen pretje tegenover iemand te zitten, die als een beest in zijn stoel zit en zelfs de eenvoudigste vormen van burgelijke beleefdheid niet meer betracht. Euwe, fijn en gevoelig als hij is – ook al was hij erop bedacht – was er te Ermelo geheel ontdaan van. Hij kon het potlood, waarmede hij de zetten moest noteeren niet meer hanteeren en moest in de koele avondlucht de rust en herstel van zijn zenuwen zoeken.
Ziet, ware het zóó, dat Aljechin door zich beschonken te drinken, alleen zijn eigen prestatie beïnvloedde, wij zouden er, hoewel met tegenzin, vrede mee kunnen hebben. Doch nu hij er tevens zijn tegenstander mede beïnfluenceert, komt ’t ons voor, niet slechts bedenkelijk, doch zelfs ontoelaatbaar te zijn.
Dit heeft het Euwe-Aljechin Comité thans begrepen, dat vastgesteld heeft, dat, indien Aljechin zich bij een der volgende partijen weer op deze wijze zou gedragen, ten strengste zal worden ingegrepen.”
Zelden heb ik zoveel bij elkaar gefantaseerde lariekoek gelezen. Hilarisch! Hoe kunnen ze verzinnen dat alcohol een geavanceerde vorm van doping is? Van de vermeende dronkenschap was overigens geen sprake. Had Aljechin werkelijk een alcoholdamp om zich heen toen hij de speelzaal binnenliep of verzonnen de hersenen van de omstanders een fata morgana? Euwe zelf, terugblikkend op Ermelo: “Dat hij dronken zou zijn geweest is compleet onzin, het spijt me dat ik het zo zeggen moet, maar het is niet anders.” Euwe heeft evenmin iets gemerkt van het ‘beestachtige’ gedrag van Aljechin. Maar het kwaad was al geschied. Want wie eenmaal door een gekleurde bril kijkt, ziet overal het bewijs van vermeend “dronkenschap”. Alexander Münninghof (biograaf van Euwe) citerend: “En omdat Aljechin enigszins bijziende was maar uit ijdelheid geen bril droeg en dus geregeld een onzekere gang had, bleef het fabeltje van zijn onbekwaamheid na de gebeurtenissen in Ermelo de match tot en met de laatste zet begeleiden. Je kon het toch zeker iedere avond met je eigen ogen zien.”
Overigens, het Euwe-Aljechin Comité kwam inderdaad in allerijl met een verklaring, maar die luidde in werkelijkheid: “Een incident in het openbaar heeft zich te Ermelo, en ook bij de vorige partijen, niet voorgedaan. Het comité stelt zich op het standpunt dat, mocht Aljechin zich tengevolge van bovengenoemde neigingen (RB: bedoeld wordt het drinken) tijdens zijn aanwezigheid in het wedstrijdlokaal voor, gedurende of na de partij onjuist gedragen, ten strengste zal worden ingegrepen.” Hier wordt dus gezegd dat er niets gebeurd is en dat er ingegrepen wordt als er wel wat gebeurt. Maar het UN leest dit persbericht verkeerd en maakt ervan dat Aljechin “als een beest in zijn stoel zit”.
Tot slot. Elke schaker herkent het moment na de partij, waarin deze verloren heeft maar niet kan navertellen waarom. Het is de gewoonste zaak van de wereld (zeker als er nog geen computers zijn) dat omstanders na afloop van een partij om het wereldkampioenschap niet direct weten wat de gemaakte fout is. Dat de journalisten vervolgens bedenken dat dit het bewijs is dat Aljechin door de ‘doping’ alcohol als een genie heeft gespeeld terwijl hij deze partij nota bene verloren heeft … nogmaals, het is werkelijk hilarisch!
Maar er is meer. Alexander Kotov (voor de meesten bekend van zijn boek Think like a grandmaster) was ten tijde van de match 24 jaar oud en de secondant van Aljechin. Welnu, als je secondant van iemand bent gedurende de bewuste match, dan moet je toch weten of iemand dronken is geweest. Of niet?
Het gaat om de stelling links. Zwart (Aljechin) heeft net 7… a6 gedaan, Euwe antwoordt met 8.Lf4 en Aljechin doet vanuit de diagram links 8… b5. Kotov schrijft nu in zijn boek Wit en zwart:
“Wat verschrikkelijk! Het is net als bij Poeshkin: in plaats van de aas pakt hij de schoppen vrouw. Een wrede vergissing, zelfs geen vergissing, hij pakte gewoon de verkeerde pion op, hij was in de war… En nu blijft de pion van c7 ongedekt en is het verloren zonder enige compensatie. Om de verkeerde pion op te pakken! Dit is een delirium! … Aljechins dronken roes verliet hem onmiddellijk toen hij zag wat een vergissing hij had gemaakt. Het was niet alleen een pion die verloren ging; zwarts positie werd gelijk hopeloos.”
Ik vertaal hier deze passage uit het Engelstalige boek van Kasparov, maar weet dus niet wat er in het Russisch geschreven boek van Kotov stond. Kasparov heeft het over ‘drunkenness’, wat ik vertaald heb als ‘dronken roes’. De algemene opinie heeft deze passage als volgt geïnterpreteerd: Aljechin was dus zo dronken, dat hij niet eens in staat was om de juiste pion (c7) beet te pakken. Maar in feite gaat het er in deze passage om dat Aljechin volgens Kotov een delirium of een waanbeeld had. Gelijk was hij weer ‘nuchter’, toen hij ontdekt had welke fata morgana zich van hem meester gemaakt had.
Kasparov in My great predecessors, part 2:
“This is how legends are born! In fact, according to the main eye-witness (Euwe) “Alekhine did not drink at all during the first half of the match”, and besides, 8… b5!? is by no means a blunder, but a genuine revelation: in the 1970s this fully correct pawn sacrifice received the name of the ‘Hungarian Variantion’. Intuitively Alekhine was right!”
Links opnieuw dezelfde diagram. Kotov suggereert dat Aljechin dus eigenlijk pion c7 had willen pakken, maar per abuis pion b7 in handen neemt en dan maar in arren moede b5 doet. Maar als hij pion c7 naar c6 had willen schuiven, waarom deed hij dat dan niet op zet 7, vóórdat hij a6 deed? Net zoals in een eerdere partij in deze match, welke partij Aljechin overigens won. De zetten a6 en c6 zijn misschien in het Slavisch een gewilde combinatie, maar in de Grünfeld onlogisch. Aljechin deed dus bewust 7… a6 om op de volgende zet een pion te offeren. En een volkomen correct pionoffer. Hoe goed dit pionoffer was, werd pas veertig jaar later duidelijk. In de huidige database scoort dit pionoffer 39%, dus heel gunstig voor zwart – alleen heeft Aljechin er nog geen goed beeld van hoe hij hieraan vervolg moet geven.
In 1976 publiceerde Alexander Münninghof zijn biografie over Euwe. Nog steeds is men onkundig van het verkeerde oordeel dat over de zet 8… b5!? geveld is en in dat boek staat de volgende passage:
De twaalfde partij wordt de slechtste van de match. Als Aljechin rond de klok van zevenen de Amsterdamse effectenbeurs betreedt is hij vol optimisme: “Vandaag zal ik zo energiek mogelijk spelen, want ik wil winnen. Ik voel me weer zeer goed”, laat hij de verslaggevers weten. Nauwelijks vier uur later, uren waarvan Euwe er slechts anderhalf als bedenktijd heeft gebruikt, verlaat hij het Beursgebouw door de zijdeur. Op verzoek van Euwe werd er niet geapplaudiseerd toen Aljechin na de 36e zet van wit opgaf. De Nederlander demonstreert na afloop nog even de partij voor de honderden die het gevecht hebben meebeleefd deze avond. Hij weet, net als de aanwezige grootmeesters, geen verklaring te vinden voor het pionoffer dat Aljechin op de achtste zet heeft gebracht. Het was de zet 8… b7-b5. Toen Aljechin deze opmars, alweer vol overtuiging, uitvoerde, viel een van de grote borden met de beursnoteringen met een harde klop om, waardoor de rumoerige zaal op slag stil werd. Een stilte die geruime tijd aan de honderden vraagtekens in de zaal bleef hangen omdat deze achtste zet om een oordeel over Aljechin vroeg. Die volstrekt onbegrijpelijke manoeuvre van de wereldkampioen kon namelijk twee dingen betekenen: ofwel een geniaal plan dat niemand doorzag, ofwel een blunder die hem de kop zou kosten. Aan Euwe de taak om waarheid en verzinsel van elkaar te onderscheiden. De landskampioen koos, na ampele overwegingen, voor de blunder-theorie en nam de pion op c7 gewoon, waarna Aljechin met een vaag stukoffer onduidelijkheid op het bord trachtte te brengen en tenslotte nog ruim tien zetten doorspeelde in een volkomen verloren stand.
Een paar zinnen verderop schrijft Münninghof: “Aljechin had wel degelijk de gespeelde variant van te voren geanalyseerd.” Aljechin wist dus wat hij deed. Uiteindelijk blijft daarmee alleen de eindconclusie van Kasparov overeind staan: Euwe speelde deze match gewoon beter en heeft verdiend gewonnen. De interpretatie dat Aljechin dermate dronken was dat hij per abuis pion b7 beetpakte in plaats van pion c7, hoort bij de mythevorming die zich over deze match meester heeft gemaakt.
Hierboven enkele foto’s uit de match Euwe – Aljechin, 1935. Op de onderste foto zien we rechts Aljechin en zijn vrouw; in het midden Euwe en zijn vrouw.