Elias
Robert Beekman
Elias. Ja, zo heet hij: meneer Wientjes. Wie kent zijn voornaam nu eigenlijk? Weinigen, vrees ik. Misschien kwam het wel omdat hij altijd zo afstandelijk en formeel was. Ik kon nog zo vaak “Hoi Elias!” roepen; zelf bleef hij altijd tot in de puntjes correct: “Goedendag, Mijnheer. Heeft U vandaag een tegenstander voor mij?” “Geduld, Elias, ik maak zo de indeling.”
Eenennegentig jaar oud, en zij die hebben vermoed dat hij misschien wel veertig of vijftig jaar lid van onze club was, komen bedrogen uit. Slechts dertien jaren heeft hij bij ons de gelederen versterkt. Hij werd dus pas lid toen hij 78 was. Hij heeft wel schaken geleerd toen hij tien jaar oud was; van zijn vader. In al die jaren heeft hij bij zeer veel clubs van Nederland gespeeld, en Utrecht is daar dus één van geweest.
Elias stond metafoor voor de erbarmelijke speler. Als ter illustratie van slecht spel iemand aangehaald moest worden, dan was hij dat wel. Maar zo slecht speelde hij helemaal niet. Integendeel. Hij speelde een zeer dynamisch en actief soort schaak, dat soms net iets te optimistisch was, dat wel. Er waren momenten dat zijn spel helemaal tot zijn recht kwam, zoals een paar jaar geleden, hij moet 88 jaar oud geweest zijn, toen hij Han van Leeuwen met meerdere stukoffers ongenadig en briljant binnen 25 zetten van het bord schopte.
Wee ook degenen die tegen hem aantraden als hij voor het zevende speelde. Niet zelden werden de tegenstanders van andere clubs, die hem overduidelijk niet kenden en aldus niet wisten dat lang nadenken de kans op winst hogelijk vergrootte, van het bord geveegd.
Hoewel, en dat moet ook gezegd worden: het was ook mogelijk dat zijn tegenstander hèm in hoog tempo van het bord veegde. Het manco van Elias was dat hij voelde dat hij het allemaal niet meer zo lang kon volhouden. Hij speelde altijd heel snel (en snel spel is zelden verstandig), want wist van zichzelf dat hij als hij moe werd fouten ging maken. Regelmatig, als ik op zijn bord keek, zag ik een zeer acceptabele stelling, een paar keer zelfs een toren of stuk voor, maar meestal verloor hij dan toch, omdat de vermoeidheid toesloeg en met die moeheid de blunders kwamen…
En een zekere mate van treurig defaitisme. Partijen van hem eindigden meestal halverwege de avond, met dat hardop gesproken commentaar van hem, meestal in de trant van “… nee, dat ziet er niet zo best uit, nee…” en dan deed hij zijn jas aan en verliet met ietwat terneergeslagen, moedeloos hoofd de zaal, op weg naar huis.
Ik heb het zelf ook tegen hem mogen ervaren. Zo ongeveer rond de 25ste zet, half elf ‘s avonds, hij stond minder maar verder redelijk, gaf hij ineens op. “Waarom, Elias? Je staat helemaal niet slecht.” “Nee”, zei hij, “maar u bent goed, heeft een betere stelling, en zult dit uiteindelijk wel winnen.”
Ik kwam hem wel eens tegen op straat, meestal bij de Domkerk, en dan praatten we wel eens over de dingetjes van het leven. “Tsja”, verzuchtte hij dan, “wat schaken betreft bak ik er tegenwoordig niet meer zoveel van.” Maar hij vond het nog wel leuk, voegde hij eraan toe, schoorvoetend.
Elias deed mij altijd denken aan de generatie van vroeger; ongetwijfeld zal zijn leeftijd daar debet aan geweest zijn. In het jubileumboek ‘Eeuwig schaak. 100 jaar Schaakclub Utrecht’, staat een passage over Arnold van Foreest, ook zo’n tachtig plusser op de club, die aan het einde van de speelavond met stentorstem de stilte des schakers verbrak. Ik zou echt niet weten hoe zo’n stentorstem klinkt, maar ik denk dan altijd aan de stem van Wientjes: een klein beetje gebroken, maar altijd hardop, nooit fluisterend. Toch eens opgezocht, dat woord stentor. “Stentor, een heraut uit Troje die luider sprak dan vijftig krijgslieden tezamen. Stentorstem, een stem als een klok.” Ja, dat zal dan wel een beetje kloppen, ja. In de schaakzaal klinkt iemand al snel als Stentor.
Maar de stentorstem heeft meestal ook een ietwat dramatische bijbetekenis. Arnold van Foreest gebruikte zijn stentorstem om aan te kondigen hoe de vroegere generaties combineerden, terwijl hij als tachtigplusser Jaap van Oosterwijk Bruyn, in diezelfde periode drievoudig clubkampioen van Schaakclub Utrecht geworden, met behulp van meervoudige offers zo rond zet 28 mat zette.
Vroeger had het schaken ook wat meer dramatiek, vrees ik. Grootmeester stonden plechtig op om luidkeels mat in tien aan te kondigen, bijvoorbeeld. Of anders Nimzowitsch, die op een gegeven moment met hetzelfde gevoel voor drama opstond om hardop te schreeuwen: “En van deze idioot moet ik nu verliezen!!”
Ja, een vergelijkbaar dramatisch gevoel overviel ons, schakers van Schaakclub Utrecht, als Wientjes zijn partij opgaf en hard op pratend nog enige weinig hoopvolle opmerkingen plaatste.
Want hoe het ook zij, vreemd genoeg begonnen we ons op de een of andere manier toch aan deze man te hechten. Hij was dit jaar nog geen een keer op de club geweest, en meerdere spelers hebben mij over hem aangesproken. Waar was hij? Heb ik al contact met hem gezocht? Heb ik iets van hem gehoord? Jullie moeten eens bij hem langsgaan en kijken hoe het gaat. Enzovoorts.
Evert en nog iemand zijn overigens ook inderdaad bij hem langsgeweest, en het bleek allemaal goed met hem te gaan. Maar afgelopen maandag, 17 november 2003, vond ik toch een brief op mijn deurmat. Onleesbaar, bijna, overduidelijk met een zwaar bibberend handschrift, maar na langdurig ontcijferen kom ik tot de volgende tekst:
Aan de Weledele heer H. Broekman.
Waarde heer,
In de veronderstelling dat u nog steeds de secretaris van onze schaakclub “Utrecht” zijt, schrijf ik u.
En ik hoop dat deze, onze, club maar mag voortgaan op verhoopte wijze.
Echter, mijn leeftijd gaat meetellen. Ik heb nu reeds verschillende malen wekelijks vermist. Hierbij ook mijn opzegging lidmaatschap.
Behoud echter, mijn medeleden, mijn grote erkentenis voor u; mijn gemisden belangstelling wederzijds. Ik dank u voor uw medewerking, ook te mijner behoeve. En ik dank u voor uw werkzaamheid, waarin ook ik heb kunnen profiteren.
Hoogachtend,
Elias Wientjes.
Nee, hij is dus niet overleden. Hij heeft wel zijn lidmaatschap opgezegd. En tegelijkertijd wil hij graag alle leden van de club bedanken. Bij deze.
Epiloog
Ik had het nog leuk gevonden een partij van Wientjes op de website en in het clubblad te plaatsen, en ben daarom bij hem langsgeweest. Echter, hij kon zich geen partij van hemzelf weer voor de geest halen. “Maar u heeft toch zo’n zwart of rood boekje waar u al uw partijen in opschrijft?” Vertwijfeld zocht hij vervolgens al zijn jaszakken door en nee, blijkbaar is hij dat kwijtgeraakt. “Ja, zo gaat dat met de dingen in het leven, mijn partijen zijn nu voor de mensheid onbereikbaar geworden.” En dat zei hij op een bloedserieuze, ietwat dramatische toon, alsof hij zich besefte dat een deel van Neerlands cultuurhistorisch erfgoed definitief verloren gegaan was.
Maar zijn schaakleven is nog niet ten einde. Afgelopen donderdag kwam een team van Paul Keres bij ons spelen, en meerdere spelers vertelden ons meerdere malen, met een glimlach op het gezicht, dat Wientjes nu bij hen speelt. En inderdaad, Paul Keres is vlak bij hem om de hoek. En zeer zeker, Paul Keres heeft recht om trots te zijn op Elias, zoals wij dat ook waren. Met de komst van de 91-jarige Wientjes heeft Paul Keres zich definitief van haar status als voormalige studentenclub ontworsteld.