1918 - 1960

Drs. J.J. van Oosterwijk Bruyn

Jan Visser

visserhofsommer

Een foto uit het Soester-toernooi van 1944, van de ‘aspirant-meesters’, groep A. Met helemaal links Jan Visser, en direct naast hem J.J. van Oosterwijk Bruyn.

Toch even stilstaan bij die ene man die al eerder genoemd is: Jaap van Oosterwijk Bruyn. Drie keer clubkampioen geweest van Schaakclub Utrecht: 1948-1949, 1949-1950 en 1951-1951. Hij kwam van HSG en zou later vertrekken naar BSG. Maar tussentijds bepaalde hij jarenlang mede het gezicht van de Utrechtse vereniging. Direct na de oorlog behoorde Jaap tot de aanstormende jonge generatie. Het eerste grote toernooi na het Hoogovenstoernooi van 1946 werd gespeeld in Maastricht (nog vóór Zaandam en Groningen). Van Oosterwijk Bruyn won het reservetoernooi. Hieronder de partij die hem tevens de eerste schoonheidsprijs bezorgde.

Jaap Oosterwijk Bruyn – Henneberke
Hoogovens 1946.

1.d4 f5 2.e4 fxe4 3.Pc3 Pf6 4.Lg5 e6 Een pretentieloze verdediging, die de gambietpion aanstonds terug geeft.
5.Pxe4 Le7 6.Lxf6 Lxf6 7.Pf3 Met duurzaam voordeel.
7…d6 8.Ld3 Pc6 9.c3 De7 10.O-O Ld7 11.Te1 O-O-O 12.b4 De musketiers rukken op.
12…Tde8 13.a4 g5 14.a5 Dg7 15.b5 Pb8 16.b6 axb6 17.axb6 Lc6 18.Ta8 Lxe4 19.Lxe4 cxb6 20.Da4
diaoosthenn20…d5? 21.Lxd5 Kc7
21… exd5? 22.Txe8.
22.Lxb7 Met damewinst na … Kxb7 Ta7.
22…Dd7 23.Da7 Pc6 24.Lxc6+ Kxc6 25.Da4+ Kd6 26.Db4+ Kc6 27.Ta6 Tb8 28.Dc4+ Kd6 29.Dc5#

1-0

.

.

.

.

Van Oosterwijk Bruyn speelde in de hoofdklasse in 1950 een partij tegen VVGA uit Amsterdam, waarover hij in het clubblad een artikel schreef, getiteld: Opgeven kan ook nog op de volgende zet!

J.J. van Oosterwijk Bruyn – E.D. de Waal
Hoofdklasse, Utrecht – VVGA, 1950

Wit is aan zet en staat verloren. Zwart is zowel materieel als positioneel in het voordeel en wit heeft geen enkele tegenkans. Hier moest duidelijk een list worden verzonnen. Om te beginnen gooit wit er maar een pion tegen aan, enkele zetten later gevolgd door een stuk. Gelukkig wordt zwart door deze vrijgevigheid geenszins verontrust. Wat kunnen de overgebleven loper en pion nog uitrichten tegen de zwarte overmacht?’ Het vervolg was:
diaoostwaal1.g4 hxg4 Want 1… Lxg4 gaat toevallig niet.
2.h5 g3 En nu verliest 3.h6 direct na 3…. g2 4.Pxg2 Txg2 5.h7 e3 6.h8D (of 6…. Lxe3 7.Th2) 6…. e2 7.Ke1 Tg1 8.Kf2 Tf1 enz.
3.Lxg3 Wie a zegt, moet ook b zeggen.
3…Txe3 Nu is zwart een volle toren voor en het is moeilijk te zien waarop wit nog hoopt.
4.h6 Le2+ Hierop bijvoorbeeld. Zoals Visser aangeeft, had zwart 4…. Td3 moeten spelen. Hij kan dan winnen met 5.h7 Td8 6.Le5 e3 (dreigt mat) 7.Kg1 Td1 8.Kh2 Th1 9.Kg3 e2 enz.
5.Kg2 Lf1+ 6.Kh2 Td3 7.h7 Td8 8.Le5 e3 9.Kg1 e2 10.Kf2 Td1 Na een reeks van min of meer gedwongen zetten lijkt het of zwart aan het langste eind trekt. Maar wit heeft nog een stuk over dat kan worden geofferd. De eenzaam overblijvende pion blijkt dan “mans” genoeg om in zijn eentje de zwarte troepenmacht in bedwang te houden.
11.Lc3+ Kxc3 Er is niets anders.
12.h8=D+ Met schaak! Het is volbracht; zwart moet in remise berusten.

1/2-1/2

Musketier uit de jaren vijftig

Bert Kieboom

In Laren is zondag 17 augustus op 79-jarige leeftijd drs. J.J. van Oosterwijk Bruyn overleden. In de jaren vijftig was Jaap één van de “Vijf Musketiers” van de Schaakclub Utrecht, zoals medestrijder Jan Visser het noemde. De andere drie waren Henk van Steenis, Eduard Spanjaard en George van Vloten, de harde kern dus van het eerste tiental. Dit vijftal hoorde tot de top van het eerste tiental van Schaakclub Utrecht, dat in 1946 het eerste kampioenschap in de hoofdklasse (tegenwoordig meesterklasse) zou binnenhalen. Jaap van Oosterwijk Bruyn is ook drie keer clubkampioen geweest van Schaakclub Utrecht: 1948-1949, 1949-1950 en 1951-1951. Van Oosterwijk Bruyn kwam van HSG en zou later vertrekken naar BSG. Maar tussentijds bepaalde hij jarenlang mede het gezicht van de Utrechtse vereniging.

Direct na de oorlog behoorde Jaap tot de aanstormende jonge generatie. Het eerste grote toernooi na het Hoogovenstoernooi van 1946 werd gespeeld in Maastricht (nog vóór Zaandam en Groningen). Van Oosterwijk Bruyn won het reservetoernooi.

Bijna alle belangrijke titels in de Stichts-Gooise Schaakbond en in eigen vereniging, schrijft Visser in het herdenkingsboek Eeuwig schaak (1986, honderd jaar ‘Utrecht’), gingen in die naoorlogse jaren, zo tot 1957, naar een van de vijf genoemde toernooirotten. Ook hem was de vriendelijke spot opgevallen die Jaap eigen was. In 1952 verliest Spanjaard een partij. Visser: “Op dit moment schreed captain Jaap, du haut de sa grandeur en steeds minzaam sarcastisch bij eens andermans ongeluk, naar Jan Visser en sprak de gevleugelde woorden: ‘Spanjaard verliest een toren, niet meer, doch ook niet minder.'”

Bij zijn externe resultaten glanzen Van Oosterwijk Bruyns winstpunt op Euwe in het internationale toernooi Hilversum 1947 en zijn overwinning in het Noteboomtoernooi, vijf jaar later. Ook was hij begeleider van de Nederlandse ploeg voor Dubrovnik 1950, de eerste Schaakolympiade.

Een legendarische partij verloor Jaap van de al 88-jarige jhr. Arnold van Foreest, toen deze nog een keer zijn oude club Utrecht bezocht en eerste-tientalspeler Van Oosterwijk Bruyn kreeg toegewezen als sparring partner. In een stokoude variant van het Schots speelde de veteraan hem regelrecht van de sokken. De clubleden stonden letterlijk op banken en stoelen om het spektakel gade te slaan.

diaforeestoosterbruyn3Zwart (Van Oosterwijk Bruyn) heeft net … Tf8 gespeeld. Het laconieke commentaar van het slachtoffer bij het verpletterende slot: “Nauwelijks had ik de toren losgelaten of mijn tegenstander schoot naar voren, hief de hand dreigend boven het bord en verklaarde met stentorstem (hetgeen de voorzitter, die in een zeer ernstige partij gewikkeld was, een verstoord SSST ontlokte): ‘Nu zal ik U eens laten zien, mijnheer, hoe wij vroeger combineerden.'” En Arnold van Foreest speelde … Ld6! wat de partij gelijk besliste.