Hieronder een artikel van Erik Olof en daaronder van Spanjaard zelf over diens eerste jaren bij Schaakclub Utrecht.
Erik Olof
Uit clubblad van SC. Utrecht dec. 1978.
In het clubblad van 5 november 1925 komen we de naam van onze nestor het eerst tegen, bij de ledenlijst van de junioren-afdeling. Een jaar later debuteert deze junior in het eerste tiental van Utrecht, aan het tiende bord. Het is in de wedstrijd VAS – Utrecht.
Tussen Utrecht en VAS zijn vele wedstrijden gespeeld. Hierboven ziet u een foto van beide teams, tijdens een van de vele matches.
Aan VAS-zijde komen we illustere namen tegen, als Max Euwe, Davidson, Weenink. Bij Utrecht ontbreekt de befaamde Dr. Olland, onbetwist kampioen van de schaakclub in die tijd.
Maar waar hebben we het over? Als speler van een na-oorlogse generatie vormen die namen slechts klanken uit een kleurrijk verleden. Vol schroom keren wij snel terug tot de authentieke tekst, uit het clubblad van 15 november 1926 van B.J. van Trotsenburg. Ziehier een gedeelte uit het verslag van de wedstrijd VAS-Utrecht:
Zondag 7 november trok ons eerste tiental naar Amsterdam, om in ‘De Roode Leeuw’ te spelen met VAS. Onze club kwam met een betrekkelijk zwak team uit, daar Dr. Olland, Jhr. v.d. Bosch, Walkate en Mr. van der Eerden verhinderd waren, en van de reserves de H.H. Hoogenstraaten en Hogewind. Het VAS daarentegen bracht een zeer sterk tiental in het strijdperk; alleen de heer Van Hoorn ontbrak. Het kan dan ook geen verwondering wekken, dat Utrecht met sprekende cijfers verloor. Onze mannen hebben zich, het werd volmondig erkend door onze tegenstanders, goed gehouden en tot het laatst flink kamp gegeven. De eer van den dag komt toe aan den heer Ed. Spanjaard, die, voor het eerst medespelende in ons eerste tiental, de voldoening smaakte de eenige te zijn, die zijn partij won.
Opstelling en uitslag waren als volgt:
Dr. M. Euwe – J.H.Goud 1-0
J. Davidson – J.H. Pannekoek remise
A. Speijker – G.L. de Brie 1-0
H. Weenink – W. Kersing remise
M. Sonnenberg – Jhr. A.E.v.Foreest 1-0
J.L. Kersten – Dr. Schuckink Kool 1-0
N. Moldauer – A. Boer remise
H. Meijer – H.J. Robijns remise
Ph.H. Hartz – H.C. Oudegeest 1-0
J. Plukker – Ed. Spanjaard 0-1
Ook in deze tijd blijkt het gewoonte een verslag te illustreren met een partij. De keuze valt uiteraard op de (enige) winstpartij uit de match VAS – Utrecht, van Ed. Spanjaard tegen J. Plukker. De partij wordt voorafgegaan door enig commentaar:
De aardigste partij van den wedstrijd was die tusschen J. Plukker en Ed. Spanjaard. Onze jeugdige clubgenoot wist door handig manoeuvreren in het voordeel te komen en door krachtig aan te vallen zijn tegenstander tot de overgave te dwingen.
En een bijzondere partij was het zeker. Met alle zware stukken nog op het bord rukt Spanjaard onvervaard met de koning naar voren om de beslissende slag toe te dienen!
J. Plukker – E. Spanjaard
Hoofdklasse KNSB, VAS – Utrecht, 11/07/1926
[Commentaar uit herdenkingsnummer SCU]
1.d4 d5 2.c4 e6 3.Pc3 Pf6 4.Lg5 Le7 5.e3 Pe4 In het clubblad van 1926 schrijft redacteur B.J. van Trotsenburg dat dit een erkend slechte zet is, gespeeld om theoretische wegen te verlaten.
6.Lxe7 Dxe7 7.cxd5 De weerlegging, volgens dezelfde redacteur uit 1926. Tegenwoordig is men geneigd wat minder zwaar te tillen aan een nadeel als dat van zwart in deze stelling.
7…Pxc3 8.bxc3 exd5 Wit kan hier goed 9.Db3 spelen, om na zijn koningsvleugel te hebben ontwikkeld, op c4 aan te sturen. Zijn volgende drie zetten zijn echter niet sterk.
9.Ld3 O-O 10.h3? f5 11.Df3? Hier staat de dame alleen maar het paard in de weg. Zwart gaat nu spoedig het initiatief overnemen.
11…c6 12.Pe2 Er dreigde al 12… f4.
12…g6 13.O-O Pd7 14.c4 Pf6 15.Tfd1 Passief, maar wit heeft al niet veel beter meer.
15…Le6 Deze eenvoudige loperzet stelt wit voor lastige problemen. Als hij op d5 slaat, komt daar een machtige loper te staan. Verdedigt hij de aangevallen pion, dan kan zwart met de dame en/of het paard de damestelling belagen. Wit besluit de damestelling af te sluiten, maar krijgt dan het geweld op de koningsvleugel over zich heen.
16.c5 Tf7 17.a4 Taf8 18.a5 a6 19.Pf4 Pe4 20.Ta3 g5! 21.Pxe6 Dxe6 22.Lf1 f4 23.Dg4 Dg6 Natuurlijk ruilt zwart de dame niet, ten einde zijn aanval op volle kracht voort te zetten. Het is merkwaardig hoe weinig wit kan doen.
24.Ld3 h5 25.Lxe4 dxe4 26.De2 f3! 27.Dc4 g4! 28.g3 h4! 29.Kh2 hxg3+ 30.fxg3 gxh3 31.Ta2 Dg5 32.Db3 Kh8 33.Tf2 Tg7 34.Tg1 Tfg8 35.Dc3 Dd8 36.De1 Dc7 37.Ta2
Zwart beheerst de stelling, uiteraard. Maar hoe komt zwart nu verder? De oplossing is uniek!
37…Kh7! 38.Df2 Kh6 39.Ta4 Kh5 Ongelooflijk hoe brutaal de zwarte koning de aanval komt helpen versterken. Om het nu volgende offer te verhinderen had wit hier 40.Ta1 moeten spelen. Spanjaard had dan willen vervolgen met 40…. Tg5 om wit in tempodwang te krijgen. Er kan volgen: 41.Tb1 T8g7 42.Ta1 T5g6 43.Tb1 Dxa5 44.Ta1 Dc7 45.Tb1 a5 46.Ta1 a4 47.Tb1 a3 48.Ta1 a2 49.Tc1 Txg3 50.Txg3 Kh4 51.Tg1 a1D en wint.’ De partij ging als volgt verder:
40.Ta2 Txg3 41.Txg3 Kh4 42.Tb2 Dxg3+ 43.Dxg3+ Txg3 44.Txb7 Tg2+ 45.Kh1 f2 46.Tf7 Kg3 Na afloop zei de penningmeester Oudegeest tegen Spanjaard: “Zo n partij speel je nooit meer”. Spanjaard schrijft daarover dat hij in zijn jeugdig enthousiasme (hij was toen 17 jaar) dat maar onzin vond, maar dat de praktijk toch tegenviel.
0-1
De doorbraak komt in september 1928. Het jaar waarin Spanjaard voor het eerst clubkampioen wordt en de hegemonie van oud-Nederlands kampioen Olland doorbreekt. In de hoofdgroep wint de jeugdige Spanjaard de eerste prijs, met 10 uit 13. Olland verliest de onderlinge partij en deelt met anderen de derde plaats, na Goud, die met 9 punt net achter blijft. Op eerbiedige afstand volgt de befaamde Jhr. A.E.v.Foreest. Het clubblad meldt:
Donderdag 14 juni had de prijsuitreiking plaats van den winterwedstrijd. De voorzitter, de heer A.H. van Wijngaarden, vond toepasselijke woorden om de gelukkige prijswinnaars te complimenteren, en troostwoorden voor hen die ditmaal in hun eigen verwachtingen en die hunner vrienden waren teleurgesteld. In het bijzonder kreeg de heer Ed. Spanjaard een pluim voor zijn kranige prestatie door met slechts één verliespartij den eersten prijs te winnen in de hoofdgroep, terwijl hij verleden jaar nog nauwelijks meetelde in de schaar der sterkste spelers der club. Een match om het kampioenschap der club zal nu gestreden worden door Ed. Spanjaard met Dr. Olland, den houder van dezen titel. De match gaat om 5 winstpunten.
Terugblik
Eduard Spanjaard
Uit het clubblad SC. Utrecht jan. 1979.
Links een foto van Spanjaard, toen hij als jongeling Schaakclub Utrecht bestormde.
Trillend van de zenuwen – een mens verandert nooit! – stond ik op zaterdag 21 juni 1924, de langste dag van het jaar, voor het Gebouw voor K & W. Het was schitterend zomerweer, maar blijkbaar was ook toen al het bestuur der Schaakclub Utrecht ‘weltfremd’. Het had tenminste juist dat weekend uitverkoren voor het “organiseeren van een Tweedaagschen Wedstrijd, open staande voor alle Schakers”, een woord dat men toen nog – terecht – met een hoofdletter schreef.
Het inleggeld bedroeg voor leden fl 1,- en voor niet-leden fl 2,50. Hoe ik dat toen enorme kapitaal bij elkaar had gekregen, weet ik niet meer.
Wel weet ik nu, dat die spaarzaamheid het begin van mijn ondergang ten gevolge had; mijn verslaving aan het schaakspel had een aanvang genomen. Schuw betrad ik de fraaie bovenzaal. Daar zaten grote mannen met vadermoorders, vesten en gouden horlogekettingen, gelukkig de meesten zonder zware baard. Ze waren heel oud, sommigen zelfs wel ouder dan 40 jaren!
Mocht ik wel ademen in die zaal? Zat daar niet ook de Super-Mens zelve, Dr. A.G. Olland, jarenlang kampioen van Nederland, sinds mijn jongensheugenis voorvechter der SC. Utrecht? Ik durfde niet eens naar hem te kijken!
Op het bord passeerde iets wat ik in mijn stoutste dromen niet voor mogelijk had kunnen houden: ik versloeg mijn tegenstander, een volwassene, erger nog: een clublid! En dat in “den derden groep” der derde klasse! De gehele nacht sliep ik niet van opwinding, en dat terwijl ik ’s morgens om 9 uur weer aan de slag moest. Tot overmaat van ramp – wat is nomen toch omen! – heette mijn partner Verhoef! Iets ergers had mij niet kunnen overkomen en ik verloor dan ook kansloos. Kom daar nu ‘reis om!?
Het duurde dagen voordat ik mijn rust had weergevonden. Ik had het geluk dat Henk van Steenis, later voorzitter van de KNSB, op dezelfde HBS zat als ik. Er waren nog enkele andere middelbare scholieren die aardig speelden, en we zouden graag lid worden van ’t eerbiedwaardige schaakgezelschap, toen de enige burgerschaakvereniging van het Sticht.
Maar dat ging zo gemakkelijk niet in die tijd! In de ledenvergadering van september 1925 – wij mochten achterin de gedachtenwisseling bijwonen – werd fel gedebatteerd over de wenselijkheid van een junioren-afdeling. De scherpste opponent daartegen was de toen malige penningmeester, H.J. Robijns. Sarcastisch merkte hij op, dat er dan voortaan wel met hobbelpaarden zou moeten worden gespeeld!
De jeugdafdeling kwam er toch, en gezegd moet worden dat Robijns een en al hulpvaardigheid werd toen hij zag dat het ons ernst was. Behalve op donderdagavond konden wij toen ook nog op zaterdagmiddag spelen, en bovendien was er een schaak-sociëteit in het Leesmuseum aan de Kruisstraat.
Ik bedoel maar.
Die goede oude tijd; insiders zullen het willen geloven, doch is waar. Ik opende met e2-e4 en beantwoordde deze zet met e7-e5! Helaas, hoe snel degenereert een mensenkind. Toen ik met horten en stoten de hoofdklasse binnenstrompelde, kreeg ik “open” aanvalsspelers als Olland (zie eens zijn overwinning tegen Euwe te Göteborg 1920; dat heeft nadien geen enkele Utrechter hem ooit meer na gedaan) en Jhr. A.E. van Foreest tegenover me. Spaans, koningsloperspel, koningsgambiet, met hun oneindig vele offervarianten, dwongen me uit te wijken naar de damepion en de Siciliaan. U weet ’t, dat heb ik nooit meer afgeleerd.
In het seizoen 1926-’27 speelde ik in de zgn. hoofdklassegroep met 20 deelnemers, maar tegen het aanvalsgeweld van Olland c.s. was ik nog bij lange na niet opgewassen. Olland won met 8 uit 9 “den eersten prijs met zilveren wisselbeker”, terwijl ik het niet verder bracht dan de zgn. verliezersgroep.
Edoch, in het volgende seizoen vond ik de juiste methode om die e4-houwdegens te weerstaan: streven naar gesloten positiespel, ze laten komen tot overijlde attaques.
Het werd een hoogtepunt van mijn activiteiten in onze club, toen ik voor de winterwedstrijd Olland voor het eerst versloeg. Mijn tactiek had succes; de grote tacticus kon zich niet bedwingen en ging met zwart te vroeg tot actie over.
Deze overwinning leverde mij voor ’t eerst het clubkampioenschap op, een titel welke ik in de jaren daarna nog herhaaldelijk veroverde. Kom daar nu ‘reis om. Niets veranderlijker dan de mens!
De eerste keer dat het bondstijdschrift een partij van Spanjaard publiceerde, was in juni 1928; het heette toen nog het “Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond”. Het is de bewuste partij die Spanjaard tegen Olland speelde, en die hem zijn eerste kampioenschap van SCU bracht. In deze partij het commentaar van Euwe uit die editie van de KNSB van 9 juni 1928, en ook het commentaar van Spanjaard zelf (uit het clubblad SC Utrecht van januari 1979).
.
.
.
E. Spanjaard – A.G. Olland
Interne SCU 1928
[Commentaar van Max Euwe en Eduard Spanjaard]
1.Pf3 e6 2.c4 f5 3.g3 Pf6 4.Lg2 Pc6 5.Pc3 Max Euwe: Beter is d4, om e5 te beletten. In het algemeen kan in deze moderne openingen d4 met voordeel geschieden, als zwart Pc6 gespeeld heeft.’ Spanjaard: Objectief beter: 5.d4, maar ik stelde mij opzettelijk wat passief op.
5…e5 6.d3 Lb4 7.Ld2 O-O 8.a3 Lxc3 Euwe: De zwarte koningsraadsheer is in deze soort Indische partij gewoonlijk niet van veel waarde.
9.Lxc3 d6 10.Db3 e4 Spanjaard: Daar komt hij al!
11.Pd4 Euwe: Het beste; als wit op e4 neemt, zou de f-lijn open komen, wat een belangrijk voordeel voor zwart zou betekenen. Thans kan zwart niet op d3 slaan wegens 12.Pxc6 bxc6 13.Lxc6, en wint de kwaliteit. Laat zwart ruil op d4 vooraf gaan: 11…. Pxd4 12.Lxd4 exd3, dan kan wit met de dame terug slaan.
11…Pe5 12.O-O-O Euwe: De beste dekking van d3.
12…Peg4 13.Le1 c5 14.Pb5 a6 15.Pc3 Euwe: Zwart heeft de witte stukken teruggedrongen, maar zijn positie is daarmede niet verbeterd. Er is een zwakte op d5 ontstaan en de vooruitgerukte zwarte pionnen maken dat de witte raadsheren spoedig tot verhoogde activiteit komen.’ Spanjaard: Wit heeft nu positievoordeel (loperpaar; veld d5).
15…De7 16.h3 Ph6 17.Ld2 Pf7 18.Dc2 exd3
Euwe: Gedwongen. Wits overwicht is thans duidelijk: de diagonaal g2-b7.’ Spanjaard: Na deze gedwongen zet wordt wits voordeel duidelijk (diagonaal van Lg2; e-lijn).
19.exd3 Le6 20.The1 Dd7 21.Pa4 Tae8 22.Lc3 b5 Euwe: De voorkeur verdiende Pd8; met de tekstzet compromitteert zwart de positie van zijn pionnen. Spanjaard: Meer weerstand bood Pd8.
23.Lxf6 bxa4 Euwe: a4 gaat nu spoedig verloren. Meer kansen bood nog gxf6. De open b-lijn heeft niet veel betekenis voor zwart; daarentegen is de werking van de twee witte raadsheren fnuikend.
24.Lc3 Tc8 Euwe: Een onverklaarbare zet, welke wit de macht over de e-lijn geeft. Spanjaard: Een vreemde zet.
25.f4 Pd8 26.Te3 Lf7 27.Tde1 Te8 28.Txe8+ Lxe8 29.De2 Lf7 Euwe: Op Kf8 volgt Lxg7.
30.De7 Tc7 31.Dxd7 Txd7 Euwe: Na de dameruil is pion a4 niet meer te houden.
32.Lf3 Kf8 33.Ld1 Pe6 34.Lxa4 Te7 35.Kd2 Le8 36.Lxe8 Euwe: Zeer juist. er is slechts één goede diagonaal voor de raadsheren, namelijk h1-a8, en na 36.Ld1 zou zwart deze bezetten.
36…Txe8 37.b4 Kf7 38.bxc5 dxc5 39.Tb1 Te7 40.Tb6 Ta7 41.Le5 Ke7 42.Lb8 Ta8 43.Tb7+ Kf8 44.Ld6+ Ke8 45.Te7+ Kd8 46.Txe6 Kd7 47.Te7+ Kxd6 48.Txg7 Kc6 49.g4 fxg4 50.hxg4 Th8 51.f5 h5 52.g5 Kd6 53.Tg6+ Ke5 54.Th6 Tg8 55.f6 Tf8 56.Txh5 Kf5 57.g6+ Kxg6 58.Txc5 Txf6 59.Te5
1-0
Een cruciale foto
Robert Beekman
Heel lang heb ik gezocht naar een foto waar zowel Olland als Spanjaard op staan. Twee mensen die heel erg belangrijk zijn geweest voor Schaakclub Utrecht. Beiden vanaf tiener tot aan het einde van hun leven lid geweest. Heel veel georganiseerd voor onze club. Jarenlang het boegbeeld van onze club. Spanjaard is de kroonprins die koning Olland onttroont in het seizoen 1927-1928. Spanjaard is 16 als hij lid wordt van onze club en nooit heeft hij zeker geweten wie die eerste jaren zijn lidmaatschap heeft betaald. Hij heeft het wel vermoed: Olland.
Slechts één foto heb ik gevonden. Deze!
Schaakclub Utrecht in 1927. Helemaal rechts zit Olland. Helemaal links buigt Spanjaard achter de man met snor naar voren toe.