De bespreker besproken
Hans Bouwmeester
Edward Winter is een Amerikaanse schaakhistoricus die in Lausanne woont. Hij schrijft regelmatig in New in Chess en heeft enkele mooie boeken op zijn naam staan. Ik beschouw hem als een autoriteit en zijn Capablanca-boek vind ik een meesterwerk.
Onlangs ging Winter in het helaas ter ziele gegane Inside Chess eens in op een aantal recensies van zijn laatste boeken. Eén daarvan was van Hans Ree, toch een man met kennis van zaken waar het ons schaakspel betreft en tevens een stilist van klasse. In het verleden heb ik niettemin Ree meermalen kunnen betrappen op onjuist citeren en ook wel eens op het maken van goedkope grappen om de lachers op zijn hand te krijgen. Dat vind ik altijd jammer, want als onze beste schaakschrijvers zich zoiets permitteren, wat moeten wij dan verwachten van de zo talrijke ‘minor poets’?
Winter heeft de moed opgebracht om zijn besprekers van repliek te dienen. Dat is gevaarlijk want vaak ontaardt zoiets in een polemiek, waarbij het ene kwade woord het andere uithaalt. Hij besluit zijn ontboezeming met een zin die elke boekbespreker boven zijn bed zou moeten hangen: “Wat is het gemakkelijk om een boekbespreker te zijn en wat is het uitermate moeilijk om een goede boekbespreker te zijn.”
Op mijn schrijftafel liggen sinds enkele weken twee prachtige nieuwe schaakboeken. Het eerste heet Vergeten Schaakgiganten en is geschreven door de Friese schaakjournalist Siep Postma. De titel spreekt voor zichzelf en de auteur zegt in zijn voorwoord “Het moest gaan om boeiende, soms tragische, kleurrijke, maar altijd sympathieke figuren.” In ons Schaakmagazine is deze zin vrijwel de enige waar de hoofdredacteur op in gaat en meldt: “Jammer, die etterige saaie boekhouder, die altijd de sterren van de hemel speelde, kwam dus helaas niet in aanmerking.” Een mager grapje dus, dat wellicht een geestelijke hongerkunstenaar weken op krachten kan houden, maar dat in feite niet ter zake is. Op de kwaliteiten van het boek gaat de bespreker vrijwel niet in.
Welnu, ik vind het een prachtig boek. Zowel de auteur als de uitgever heeft hier een prestatie van formaat geleverd. Zij deden dat beiden uit liefde voor het schaakspel, want in het algemeen is aan schaakboeken weinig te verdienen. Postma heeft ontzaglijk veel speurwerk moeten verrichten naar partijen, analyses en biografische gegevens. Tussen Kieseritzky en Mecking is er veel gebeurd in de schaakwereld dat in vergetelheid is geraakt en nu opnieuw tot leven is gewekt.
Eén hoofdstuk gaat over Gregory Levenfisch, een Russische schaakmeester (hier links in beeld) die leefde van 1889 tot 1961. Ik zag hem tijdens de Olympiade van Moskou in 1956, waar hij als toeschouwer in de zaal zat. De Sowjet-schaakmeesters van toen spraken met groot respect over hem. Tot dusver wist ik in feite weinig van hem; hij had nog in Karlsbad 1911 meegedaan en in 1937 een match met de 26-jarige Botwinnik gelijk gespeeld. De grote Misha schrijft in zijn memoires een beetje grimmig over deze tweekamp, maar voor mijn gevoel waren de partijen gemiddeld van goede kwaliteit. In de Russische partijverzameling van Levenfisch, die in 1967 verscheen, kan men er een aantal terugvinden. In het laatste hoofdstuk van Russian Silhouettes, eveneens een schitterende aanwinst voor de schaakliteratuur, schrijft Genna Sosonko een ontroerend portret van deze grote meester uit het alweer verre verleden.
Aan de bundel van Postma ontleen ik de volgende partij, die een goed beeld geeft van de capaciteiten van Levenfisch. Wie de volledige en voortreffelijke analyses hiervan wil zien moet het boek maar kopen, want die laat ik hier achterwege. Hier vind je slechts verkorte aantekeningen bij de partij.
M. Botwinnik – G. Levenfish
2e matchpartij, Moskou 1937 (Slavisch; Schlechtervariant)
1.d4 d5 2.c4 c6 3.Pc3 Pf6 4.e3 g6 5.Pf3 Lg7 6.Ld3 O-O 7.O-O e6 8.b3 Pbd7 9.De2 Te8 10.Lb2 b6 Levenfish zelf zegt dat hij afzag van de standaard bevrijdingszet 10… e5 wegens: 10…e5 11.dxe5 Pxe5 12.Pxe5 Txe5 13.cxd5 Pxd5 14.Pe4 Te8 15.Lxg7 Kxg7 16.Db2+ f6 17.Tfd1 Anderen vinden deze stelling best nog wel meevallen.
11.Tad1 Lb7 12.Pe5 Pxe5 13.dxe5 Pd7 14.f4 De7 15.cxd5 exd5 16.e4 d4 17.Pb1 c5 18.Pd2 Volgens Levenfish is Lc4! beter, bijvoorbeeld: 18.Lc4 g5 19.e6! fxe6 20.f5 en wit pion e6, want na
20…Pf8 21.e5 is beslissend.
18…g5 19.g3 gxf4 20.gxf4 Kh8 21.Pc4 Tg8 22.Kh1 f6 23.Pd6
23…fxe5 24.Pxb7 exf4
.
.
.
.
.
.
.
25.e5! Lxe5 26.b4?! Wil waarschijnlijk zijn slecht staande paard bevrijden met bxc5 bxc5 Pa5, maar Le4 was waarschijnlijk beter: 26.Le4! Pf6 27.Lf3 en paard b7 staat slecht, maar de zwarte pionnen zijn geblokkeerd.
26…Pf6 27.Df3 Pg4! 28.Td2 Tab8 29.Le4
.
.
.
.
29…d3! 30.Dxd3? Analisten zoals Belavenetsj en Joedovitsj stellen dat Tg1 beter is: 30.Tg1 Lxb2 31.Txb2 Pe5 32.Dxf4! c4 33.Tbg2 c3 34.Lxh7! en wit heeft minstens remise.
30…Txb7 31.Lxb7 Dxb7+ 32.Df3 Dxf3+ 33.Txf3 Lxb2 34.Txb2 Pe5! 35.Tf1
.
.
.
.
35…Pd3? Vermoedelijk is beter: 35…c4 36.b5 Tg5 37.a4 Kg7 En de koning kan gecentraliseerd worden.
36.Tg2? Wellicht kan Botwinnik de partij kunnen redden met Tc2: 36.Tc2! Pxb4 37.Td2 c4 38.Txf4 c3 39.Td7 c2 40.Tc4
36…c4 37.Tc2 b5 38.a3 f3! 39.Td2 Tg2! 40.Txg2 fxg2+ 41.Kxg2 c3 42.Kf3
0-1
.
.
Een foto van de wedstrijd tussen Botwinnik (rechts) en Levenfisch (links), die toentertijd (1937) in gelijkspel eindigde …
Levenfish, Keres, Botvinnik, Flohr.