Het speeltempo vroeger, nu en in de toekomst
Hans Bouwmeester
Het maken van blunders hoort bij het schaakspel. De laatste tijd krijgt men de indruk dat het verschijnsel in hevigheid toeneemt. De GMA-toernooien (in Rotterdam 1989 was het heel erg) spreken duidelijk taal. En het betreft hier niet de beste spelers van de wereld.
Sinds het tempo van 40 zetten in twee uur en vervolgens, zonder de partij te onderbreken, 20 zetten per uur, is ingevoerd, is de kwaliteit van de schaakpartijen tussen grote meesters duidelijk teruggelopen.
Is dat zo erg? Een vraag voor organisatoren, die graag uitslagen zien, voor het publiek, dat dol is op fouten van anderen. Zes uur spelen vermindert de kans op afgebroken partijen en zo wordt de invloed van secondanten minder ingrijpend, zo wordt gezegd.
Schaken is een wreed spel. In een fractie van een seconde kan men het werk van vele uren om zeep helpen.
Daarom is het tijdnoodspook alom gevreesd. “Een heel leven”, zo zegt Ulf Andersson, “heb ik 40 in 2,5 gespeeld. Plotseling moet ik mij op een geheel nieuwe manier op een partij instellen.”
In het verleden hebben organisatoren het probleem zeer verschillend benaderd. Er waren toernooien met een snel en met een rustiger tempo. Om te beginnen gaan we eens terug naar de vorige eeuw.
Hastings 1895
De deelnemers aan het legendarische toernooi Hastings 1895. Staand: Albin, Schlechter, Janowski, Marco, Blackburne, Maroczy, Schiffers, Gunsberg, Burn, Tinsley. Zittend: Vergani, Steinitz, Tsjigorin, Lasker, Pillsbury, Tarrasch, Mieses, Teichmann.
Een schitterend toernooi, waaraan alle groten van die tijd meededen. Er is een Duits toernooiboek van E. Schallopp, een Engels boek van Cheshire en een beroemd verslag van de eerste Nederlandse schaakmeester, Norman Willem van Lennep. Dat laatste is in de 1978 door Uitgeverij Andriessen in herdruk uitgegeven en zou in geen enkele Nederlandse schaakboekenrij mogen ontbreken.
Er waren in Hastings 38 gegadigden en het comité koos er 22 uit. Bekende meesters als Schallopp, Metger en ook Van Lennep werden niet toegelaten. De laatste stond als eerste reserve geboekt, en had op het laatste moment toch kunnen meedoen, omdat Gunsberg zich overbelast voelde vanwege zijn werk voor de kranten. Helaas zag Van Lennep toen van deelname af, met gevolg dat Gunsberg zich toch liet overhalen om mee te spelen.
Het speeltempo was in feite ideaal: 30 zetten in twee uur. Er werd gespeeld van 1 tot 5. dan afbreken en om 7 uur verder met een tempo van 15 zetten per uur. Om 10 uur ’s avonds mocht men opnieuw afbreken, mits er minstens 60 zetten waren gedaan. Op 5 augustus 1895 om 1.15 nam de strijd een aanvang. Vooral de grote favorieten Lasker, Steinitz, Tarrasch en Tsjigorin (links in beeld) trokken veel publiek. Lasker was het eerst klaar; hij versloeg Marco binnen 29 zetten.
.
Tarrasch verloor vanwege een schrijffout door tijdsoverschrijding, ondanks de waarschuwing die zijn tegenstander Mason hem gaf. Een werkelijk heroïsch gevecht ontbrandde tussen Tsjigorin en Pillsbury (links in beeld), respectievelijk de tweede- en eerste-prijs winnaar, zoals pas later zou blijken.
De 22-jarige Amerikaan had in zijn vaderland al een zekere reputatie, maar was in Europa nog onbekend. Tsjigorin daarentegen kon met zijn 44 jaar boven op een prachtige carrière en in het bijzonder sprak zijn stijl tot de verbeelding. Wie kent heden ten dage deze partij nog?
.
.
.
.
M.I. Tsjigorin – H.N. Pillsbury
Hastings 1895
1.e4 e5 2.f4 Tsjigorin was in het gambietspel zeer bedreven en een groot kenner van het Koningsgambiet.
2…Lc5 Deze bestrijdingsvorm ziet men in onze tijd vrijwel nooit meer.
3.Pf3 d6 4.Lc4 Pc6 5.Pc3 Als sterker geldt 5.c3. Voor een uitgebreide behandeling van de openingsfase verwijs is naar de monografie die ex-wereldkampioen correspondentieschaak, wijlen Jacob Estrin, voor Walter Rau Verlag over het Koningsgambiet heeft geschreven.
5…Pf6 Vermoedelijk was Pillsbury niet op de hoogte van de partij Zukertort – Schallopp, Frankfurt 1887, waarin zwart na 5…Lg4 6.Pa4 exf4! 7.Pxc5 dxc5 8.c3 Lxf3 9.Dxf3 Pe5 10.De2 Dh4+ in het voordeel kwam. Geforceerd in deze zettenreeks uiteraard niet.
6.d3 Lg4 7.h3 Estrin beschouwt de methode met 7.Pa4! als gunstig voor wit.
7…Lxf3 8.Dxf3 Pd4 8…exf4 9.Lb5 O-O 10.Lxc6 bxc6 11.Lxf4 En volgens Rubinstein, die … Pd4 veroordeelt, zijn de kansen nu gelijk.
9.Dg3! Ook de meesters van toen kenden hun theorie en ook zij verrijkten deze steeds met nieuwe ideeën. Het kwaliteitsoffer was uit de partij Blackburne – Anderssen, Wenen 1873, bekend. De beroemde ‘Bilguer’ achtte het offer niet correct.
9…Pxc2+ Pillsbury neemt de uitdaging aan. Vele jaren later, in Mährisch Ostrau 1923, werd door Hromadka 9… De7 gespeeld. Rubinstein versloeg hem toen in hun wereldberoemde geworden partij. Naar aanleiding van die partij heeft Rubinstein 8… Pd4 veroordeeld en opgemerkt dat na 8… exf4 de kansen ongeveer gelijk zijn. Zie de aanbeveling van Rubinstein hierboven.
10.Kd1 Pxa1 11.Dxg7 Kd7! Dit alles was bekend. Na
[11…Tf8? 12.fxe5 dxe5 13.Tf1 Le7 14.Lg5 Ph5 15.Lxf7+ Kd7 16.Dxe5 heeft wit een winnende aanval.]
12.fxe5 dxe5 13.Tf1 Le7
14.Dxf7 Lasker maakt in het Engelse toernooiboek de volgende opmerking: “Hoewel Tsjigorin zijn redenen moet hebben gehad om aan dit nemen de voorkeur te geven boven het ogenschijnlijk sterker en meer natuurlijke 14.Lg5, kunnen wij – pluralis majestatis! – niet inzien hoe zwart de aanval kan weerstaan.” Lasker geeft een aantal varianten uitgaande van
14.Lg5 Tg8 15.Dxf7 Txg5 16.De6+ Ke8 17.Txf6 Tg7 18.Pd5 c6 19.Dxe5 en wint.
Opgemerkt zij hierbij, dat 18… c6 minder goed is dan 18… Dd6, waarop kan volgen: 14.Lg5 Tg8 15.Dxf7 Txg5 16.De6+ Ke8 17.Txf6 Tg7 18.Pd5 Dd6 19.Pxc7+ Kd8! (19… Dxc7 20.Lb5 Kd8 21.Tf8!) 20.Dxd6+
In deze variant is 18.Pd5 minder goed dan 18.Dxe5:
14.Lg5 Tg8 15.Dxf7 Txg5 16.De6+ Ke8 17.Txf6 Tg7 18.Dxe5 bijvoorbeeld 18…Txg2 19.Tf8+ en wint.
Tsjigorin vreesde na 14.Lg5 vooral 14… Ph5 en merkt op dat 14.Lg5 Ph5 15.Dxf7 De8 16.Lxe7 Dxe7 17.Dxh5 Taf8 onduidelijk is, omdat wit het paard op a1 niet gemakkelijk kan veroveren. Vele jaren later heeft Bogoljubow zich met de positie beziggehouden. Hij versterkt de analyse van Tsjigorin met: 14.Lg5 Ph5 15.Dxf7 De8 16.Df5+ Kd8 17.Lxe7+ Dxe7 (Kxe7 Lf7!) 18.Dxh5 omdat zwart de toren op a8 niet vrij krijgt.
14…Kc8 15.Lg5 Tf8 16.De6+ Kb8 17.Lh6 Te8 18.Dxe5 Pd7 19.Dh5 Pb6 “Zonder twijfel”, aldus Lasker, “is wit in het voordeel. Zwart mag dus remise niet uit de weg gaan. Zijn beste kans was 19…Lf8 20.Lg5 Le7 21.Lh6 Lf8 22.Le3 Lg7 23.Dxh7 Kd2 Pe5 23…Lxc3 24.bxc3 en nu biedt zowel 24… Pf6 als 24… Pe5 enig tegenspel
20.Ld5 a6 In de ‘Deutsche Schachzeitung’ werd 20…Pxd5 21.Pxd5 a5 aangegeven, om de zwarte dametoren via a6 in het spel te brengen. Tsjigorin meent dat 20…Pxd5 21.Dxd5 Dxd5 22.Pxd5 a5 23.Lf4 Ld6 24.e5 Lc5 25.e6 Ld6 26.Lxd6 cxd6 27.e7 Ka7 28.Tf7 tot een voor wit gewonnen eindspel leidt.
21.Kd2 Pxd5 22.Pxd5 Tg8 23.g4
23…Lb4+ ‘Deutsches Wochenschach’ geeft als interessant alternatief 23…Lg5+ 24.Lxg5 Dxg5+ 25.Dxg5 Pb3+ 26.axb3 Txg5 maar Tsjigorin meent terecht dat
27.Tf7 wit beslissend in het voordeel brengt. Ook Lasker heeft over de diagramstelling na 23.g4 zijn licht laten schijnen. Hij geeft 23…Lc5 24.Txa1 c6 25.Lf4+ Ka7 26.Pc7 Dd4 27.Dxc5+ Dxc5 28.Le3 Dxe3+ 29.Kxe3 Taf8 maar, zo vraagt Tsjigorin zich af, zijn dan zwarts kansen na
30.Pe6 Tf6 31.Pd4 beter dan in de partij? De zet die Pillsbury speelt, brengt ongetwijfeld spanningen met zich mee en is vermoedelijk de sterkste.
24.Pxb4 Dd4 25.Pc2 Pxc2 26.Kxc2 Tg6 27.Ld2 Td6 28.Tf3 Da4+ 29.Kc1 Dxa2 30.Lc3
30…Tc6 De laatste zet voor de tijdcontrole. Of deze zet de beste is? Waarom niet 30… h6?, vraagt de reporter van ‘Times Democrat’ zich af. Vermoedelijk heeft Pillsbury 30…h6 31.Tf8+ Ka7 32.Dc5+ Tb6 33.Ld4 gevreesd. De ‘Deutsche Schachzeitung’ suggereert onmiddellijk 30…b5 Tsjigorin merkt op dat 31… b4 geen dreiging is wegens 32.Lxb4 Da1 33.Kc2 Da4 34.Kc3 Tc6 35.Lc5 Da5 36.b4. Hij geeft op 30… b5 aan: 31.Tf8+ Kb7 32.Txa8 Kxa8 33.Dxh7 maar nu is … b4 wel vervelend, omdat veld c5 niet door de dame gedekt is.
30…b5 31.Dc5 is vermoedelijk het beste.
De partij zal veel van de krachten van beide grote meesters hebben gevergd en de ruimte bedenktijd van twee uur voor deze dertig zetten zal hun welkom zijn geweest. Uit de beschikbare bronnen valt niet op te maken of de partij hier of even verder werd afgebroken. In elk geval mochten de heren niet analyseren en zich niet met een ander over de positie beraden. Dat stond uitdrukkelijk in het reglement en als zoiets zou worden geconstateerd, dan werd de desbetreffende speler van het toernooi uitgesloten en verspeelde hij het recht op een prijs of op puntengeld. Er was pauze tussen vijf en zeven. Men mag aannemen dat er in die tijd rustig werd gegeten. Maar hoe valt te controleren of iemand op zijn kamer met de deur op slot de stelling analyseert? Uit de oudheid zijn verhalen bekend over de Joegoslaaf Kostitsch, die op het toilet met zijn zakschaakspel aan het werk toog. Uiteindelijk verscheen er een bord aan de W.C.: ‘Beratrungszimmer des Herrn Kostitsch.’ In het algemeen valt er aan een positie na 30 zetten minder te analyseren dan na 40 zetten het geval is. Verder kan men de spelers verplichten tijdens de pauze het speellokaal of de eetzaal niet te verlaten. Uit het hoofd analyseren is nooit te controleren. Rond de jaarwisseling van 1955/56 speelden Euwe en Donner een match in Den Haag. Het tempo was 40 in 2,5 uur en na vijf uur werd het spel onderbroken. De spelers bleven in de speelzaal, namen een korte pauze en gingen dan verder tot het eind, bij een tempo van 16 zetten per uur. Het bleek een alleszins bevredigende regeling.
31.Dxh7 Het is vermoedelijk deze zet geweest die ’s avonds om zeven uur uit de enveloppe kwam. Het gevecht gaat verder; Tsjigorin staat gewonnen, maar moet het slot met zorg afspelen.
31…b5 32.De7! Db3 De ‘Deutsche Schachzeitung’ meldt dat Pillsbury de sterke 34e zet van wit over het hoofd heeft gezien en dat 32…Da4 33.Kd2 a5 beter was geweest. Tsjigorin geeft daarop eenvoudig
34.Da3 waarna het eindspel gemakkelijk gewonnen moet zijn.
33.Kd2 a5 34.Tf5! Kb7 34…b4 ging niet wegens 35.Tb5+ Ka7 36.Ld4+ Ka6 37.Tc5 met snelle winst.
35.Tc5 Taa6 Eindelijk komt deze toren in het spel, maar het is te laat om de partij te redden.
36.g5 Txc5 37.Dxc5 Tc6 38.Dd5 Da4 Zonder dames winnen de witte vrijpionnen gemakkelijk.
39.g6 b4 40.g7! bxc3+ 41.bxc3 Da3 42.g8=D Polygamie op het schaakbord. Nu heeft zwart nog wat schaakjes.
42…Dxc3+ 43.Ke2 Dc2+ 44.Kf3 Dd1+ 45.Kg3 Dg1+ Opnieuw tijdcontrole. De rest is niet moeilijk meer.
46.Kh4 Df2+ 47.Kh5 Df3+ 48.Dg4 Df6 49.Dgf5 Dh6+ 50.Kg4 Dg7+ 51.Dg5 Zwart geeft op.
Voorwaar een schitterende partij, die kwalitatief niet onderdoet voor het beste dat in onze tijd wordt geproduceerd.
1-0