1960 - 2016

Spanjaard en Olland (2)

Bijna vijftig jaar later

Robert Beekman

(Uit het jubileumboek 125 jaar SCU.)

Juli 1933 meldt Olland zich voor het Nederlands Kampioenschap. De organisatoren reageren verrast. Olland is al een paar jaar niet meer actief als schaker en al 66 jaar oud. Olland zegt dat hij nog één keertje de toernooisfeer wil proeven. Men maakt graag een plaatsje vrij voor hem; het toernooi krijgt zo volgens de bond extra cachet. En zie, zonder enige voorbereiding en met een tekort aan praktische toernooiervaring doet Olland het nog niet eens zo slecht. Na zeven ronden heeft hij 3 punten en in de achtste ronde staat hij tegen Hamming op winst.

ollandeuwe

Een foto voorafgaand aan het NK van 1933. Olland zit tweede van rechts. Links achter hem Euwe, overtuigend winnaar van dit NK uiteraard.

Olland hoeft tegen Hamming alleen maar op techniek te winnen. En hij zit er nog opvallend fris en waakzaam bij. Maar dan, op die 22ste juli 1933, gebeurt ineens het onverwachte. Olland zakt zomaar in elkaar. Twee artsen, dr. Arrias en dr. Drognat Doeve (zelf ook schaker en daarom op dit NK aanwezig) schieten gelijk toe. Ze kunnen alleen maar de dood constateren. Hartverlamming. Euwe en Van den Bosch geven van schrik hun partij gelijk remise. Enorme consternatie in de zaal.

Eduard Spanjaard is op dat moment 24 jaar oud en al bijna negen jaar lid van Schaakclub Utrecht. Eduard is de kroonprins die er in slaagt om koning Olland in het seizoen 1927-1928 van de troon te stoten. Daarvóór is Olland meervoudig kampioen geweest en ook daarná wint Olland nog twee keer, voordat hij zich terugtrekt uit het schaakleven van onze club.

Spanjaard heeft op 22 juli 1933 al één jaar z’n eerste schaakrubriek. Hij schrijft het In Memoriam van Olland en begint als volgt:

“De voorlaatste wedstrijd van den wedstrijd om het kampioenschap van Nederland werd op tragische wijze onderbroken, doordat de veteraan Dr. Olland plotseling achter het schaakbord overleed aan hartverlamming, terwijl hij op winst stond. Ondanks het tragische van zijn dood zit er toch iets heel moois in dat iemand die het schaakspel boven alles lief heeft, als ‘t ware op het veld van eer sterft. En teekenend zijn in dit verband de woorden die Meester Maroczy sprak: “So möchte ich auch sterben, das ist der schönste Tod eines Schachmeisters.”

spanjaardeuwe

Eduard Spanjaard (1931) wint van Euwe, die simultaan speelt.

Eduard Spanjaard noemt de dood dus tragisch, maar de tragiek kan hier niet echt geproefd worden. Nee, eigenlijk is het iets heel moois. Sterven achter het schaakbord! Doodgaan op het veld van eer! De mooiste dood die een schaker zich maar kan wensen!

De dood van Olland is om twee redenen zo fascinerend voor Spanjaard. De eerste wordt door Maroczy benoemd: overlijden achter het schaakbord. Dit is wel bijzonder, maar niet uniek, want er zijn meer schakers achter het schaakbord overleden. Het is het tweede kenmerk die de dood van Olland zo uniek maakt, namelijk: in gewonnen stand. Spanjaard zegt het al in die bewuste rubriek van 1933: “… terwijl hij op winst stond.”

diaollanddood

Olland – Hamming, het moment waarop Olland overlijdt. Een paar borden verderop geven Euwe en graaf van den Bosch hun partij van schrik remise. De wedstrijdleider kent aan Hamming het volle punt toe. Een verbijsterend besluit. Iemand reglementair diskwalificeren als deze overlijdt zullen niet veel wedstrijdleiders een gepast besluit vinden. Bij Schaakclub Utrecht neemt wedstrijdleider Maarten Etmans een verstandiger besluit als Spanjaard achter het bord overlijdt: hij noteert de eindstand 1-1 in de boeken.

Volgens de toernooileiding heeft Olland dus verloren en niet gewonnen. Voor Spanjaard telt echter alleen maar mee “… terwijl hij op winst stond.” Vanaf dat moment draagt Spanjaard de wens met zich te willen sterven achter het schaakbord in gewonnen stelling, de mooiste dood die een schaker zich maar kan wensen. Tegen bevriende schakers zegt hij dat. Tegen zijn vrouw. Tegen anderen die belangrijk voor hem zijn. “Zó zou ik willen sterven. Achter het schaakbord in gewonnen stelling.”

Bijna vijftig jaar later

7 mei 1981. Bijna vijftig jaar later. Het is donderdagavond en de voorlaatste ronde van de competitie. De schakers zitten intens gebogen boven het schaakbord. Eduard Spanjaard heeft deze partij heel lang gedaan over zijn candy bar. De tijdnoodfase breekt aan. De intensiteit van de concentratie neemt toe en links en rechts hoort men af en toe een hardere klap op de klok. Zo ook aan het bord van André Schenk en Eduard Spanjaard. Maar Spanjaard is in zeer hoge tijdnood. Voor hem niet ongewoon, maar het is dit keer hoger dan normaal; 12 zetten moeten nog snel afgeraffeld worden.

diaspanjaarddood

Schenk – Spanjaard, na zwarts 36ste zet.

Op dit moment, met nog maar een paar seconden voor vier zetten, zakt Eduard Spanjaard ineen boven het schaakbord. André Schenk staat verschrikt op en gebaart hulpeloos om zich heen. Anderen hebben het inmiddels al gezien en leggen hem op de grond. Jan van Raalten merkt op: “Kijk maar liever niet; het is een akelig gezicht.”

Er wordt direct gebeld om een ambulance, die snel ter plaatse is. De schakers weten niet wat er aan de hand is. Overleden? Alleen maar bewusteloos? Ze hopen dat het meevalt. Maar vrezen het ergste. Spanjaard wordt zo snel mogelijk afgevoerd en een aantal schakers heeft niet eens gemerkt wat er gebeurd is. Die schaken gewoon verder. Later, in de ambulance of in het ziekenhuis, wordt geconstateerd dat hij vrijwel direct en dus op de club is overleden.

Dan, ergens rond half twaalf, wordt er gebeld. Spanjaard overleden. De schakers vallen stil als het verschrikkelijke nieuws hen ter ore komt. Wat kan er nog gezegd worden?

Voorzitter Henk Versnel pakt zich bij elkaar en doet wat moet gebeuren: hij belt de vrouw van Eduard om het vreselijke nieuws te vertellen. Hij vertelt dat haar man achter het schaakbord in elkaar is gezakt en overleden. Ook zij valt stil als ze het hoort. En na die stilte stelt ze de volgende vraag: “Stond hij gewonnen?”

Henk Versnel weet even niet waar hij het zoeken moet. Dit leek hem toch echt wel de minst relevante vraag op dat moment! Lichtelijk van slag keert hij terug naar de speelzaal om te vragen of Spanjaard gewonnen stond. Ook daar vragen ze zich af of hun voorzitter wel weet wat belangrijk is in het leven. Maar goed, ze buigen zich over de stelling en na enige discussie concluderen ze dat hij inderdaad gewonnen stond.

Versnel keert weer terug naar de telefoon en deelt het haar mede: Ja, hij stond gewonnen. Zijn vrouw vertelt vervolgens dat hij zijn hele leven gezegd heeft dat hij graag wil overlijden achter het schaakbord in gewonnen stelling. En dat is nu precies zo gebeurd.

Later schrijft Evert Straat senior in De Telegraaf van 12 juni 1981 een In Memoriam. Het artikel eindigt met de volgende woorden: “Mr. Spanjaard overleed aan het schaakbord. In gewonnen stelling. Hij ging heen als overwinnaar.”

spanjaardcortlever

Cortlever – Spanjaard, opening Ritmeester toernooi 1958.

Dr. A.G. Olland overleden

In Memoriam Eduard Spanjaard, 4 augustus 1933

De voorlaatste ronde van den wedstrijd om het kampioenschap van Nederland werd op tragische wijze onderbroken, doordat de veteraan Dr. Olland plotseling achter het schaakbord overleed aan hartverlamming, terwijl hij op winst stond. Ondanks het tragische van zijn dood zit er toch iets heel moois in dat iemand die het schaakspel boven alles lief heeft, als het ware op ‘t veld van eer sterft. En teekenend zijn in dit verband de woorden, die Meester Maroczy prak: “So möchte ich auch sterben, das ist der schönste Tod eines Schachmeisters.”

Dr. Olland was een van de grootste schaakmeesters die ons land ooit heeft bezeten. Hij werd den 13den April 1867 te utrecht, waar hij ongeveer zijn geheele leven woonde, geboren. Te Utrecht boekte hij ook zijn eerste schaaksucces, in 1886 won hij in de Bondswedstrijden den 1sten prijs in de tweede klasse. In 1887 richtte hij de schaakclub Utrecht op waarvan hij sinds 1901 eere-voorzitter was. Zijn belangstelling ging echter ook uit in andere richting dan het schaakspel. In 1896 promoveerde hij met lof tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld “De invloed van de weersgesteldheid op het sterftecijfer.”

Inmiddels had hij reeds vele overwinningen behaald, in Amsterdam en verschillende prijzen in de Bondswedstrijden. In 1901 behaalde hij een bijzonder verheugend resultaat. In den te Haarlem gehouden Internationalen hoofdklassewedstrijd werd hij no. 1, waarmede hij de eerste Nederlander was, die de schaakmeestertitel verwierf. In het volgend jaar nam hij te Hannover deel aan het meestertournooi te Hannover, waar alle groote meesters van dien tijd aanwezig waren. Dr. Olland won den 8sten prijs, een schitterend debuut, wanneer men bedenkt, dat hij meesters met een wereldnaam achter zich liet. Bovendien verkreeg hij den schoonheidsprijs voor zijn partij tegen Wolf. Nadien boekte Olland nog talrijke successen in Nederland. Vele malen werd hij kampioen van ons land. In de Schaakclub Utrecht was hij steeds de onoverwinnelijke meester. In 1913 won hij te Scheveningen den derden prijs achter Aljechin en Janowski, vóór Breyer.

Zijn enthousiasme voor het Schaakspel kende geen grenzen, steeds was hij bereid met wien ook den strijd aan te binden. Zijn stijl was bijzonder mooi, afwachten deed hij niet; hij vroeg slechts “waar staat de koning van mijn tegenstander”.

Tegen Euwe speelde Olland in Göteborg 1921 één van zijn mooiste partijen die over de heele schaakwereld beroemd is geworden. Voor Olland is de stelling op de negentiende zet al rijp om te offeren: 19.Ph5xg7! Voor de aardigheid citeeren wij wat het tijdschrift van de Nederlandse Schaakbond bij dezen zet vermeldde: “Wie last heeft van schaak duizelingen en dus gauw de kluts kwijt raakt, moet de partij verder maar niet naspelen. Maar wie niet bang is om den dwaalhof van mogelijkheden in te gaan, zal als hij er behouden uitkomt, zich voor zijn moeite beloond rekenen door het vele schoons, ‘t welk de partij hem heeft geboden. Hetgeen de partij van nu af zoo bijzonder belangwekkend maakt, zijn de vele verrassende zetten van wit; zetten waarvan de juistheid op het eerste gezicht onwaarschijnlijk lijkt en die toch blijken de juiste te zijn.”