
Donner, een uur te laat aan het bord geschoven, verloor met zwart van Robatsch (beiden boven in beeld). We horen het al zeggen: “Jammer, want Nederland had zo fijn hoog kunnen komen”, maar ook in dit duel spraken argumenten, die “Hup Holland” als onaanvaardbaar naar de grasmat terugwijzen; een schaakbord is namelijk géén grasmat, soms wel een “Welt an sich”, Donner verloor van Donner, om de volgende redenen. Donner verloor in Boedapest van Taimanow, de grootste kenner ter wereld van het Nimzo-Indisch; toen speelde Nederlander met wit; het was gisteren Robatsch, die hem citeerde!”Donner is slachtoffer geworden van zijn openingskennis!”, vertelde Robatsch na de partij. “Hoe kán dat?”, vroeg opnieuw een knappe luiaard voor wie het opzetten en nakijken van de stelling een te zware arbeid was. Het bleek dat Donner met zwart de variant gespeeld had die Taimanov tegen hèm speelde toen hij wit: 6… Pe8. Donner verloor die partij tegen Taimanov en in de post-mortem analyse vroeg hij: “Waarom niet 14.e5?” “Dan volgt 14… f5”, antwoordde Taimanov, eraan toevoegend dat Kortsjnoi 14.e5 tegen hem geprobeerd had en vervolgens snel ten onder was gegaan. Donner had echter niet gecontroleerd of Kortsnoj wel op z’n bést gespeeld had. Die misvatting werd het verlies van Donner. Wat twee grootmeesters niet hadden gevoeld, bespeurde de Wener. Niet … f5, maar … g6 en daarna … f5 is de karakteristiek van het beeld.
Wat volgde was het vanzelfsprekende kunnen van een meester, dàt kwam op het score-bord te staan.
Karl Robatsch – Jan Hein Donner
PAM-toernooi, december 1961, 8e ronde
[Commentaar van Robatsch]
Van onderstaande partij zou ik willen zeggen, dat grootmeester Taimanow er een belangrijke rol in heeft gespeeld. Misschien meer dan ik zelf én in elk geval ten nadele van mijn tegenstander, die in zekere zin aan het gebeuren onschuldig was. Dat ging als volgt.
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pc3 Lb4 4.a3 Lxc3+ 5.bxc3 O-O 6.f3 Pe8 7.e4 b6 8.Ld3 La6 9.a4 Pc6 9…Pd6 is nu slecht wegens 10.La3
10.La3 d6 11.f4 Pa5 12.De2 c5 13.Pf3 Tc8 14.e5
Nu dreigt het bekende loperoffer op h7. Deze stand kwam voor in een partij Donner – Taimanow; mijn tegenstander speelt dus tegen zijn eigen – mijns inziens goede – systeem. Ik ben “van huis uit” niet zo’n groot theoreticus, doch mijn opponent wèl. Zijn antwoord is namelijk een aanbeveling, die Taimanow heeft gegeven voor zwart.
14…f5 Hier is de zet van grootmeester Taimanow, doch naar mijn mening is het zwarte spel nu onhoudbaar geworden. Vermoedelijk dient hier 14… g5 te worden gespeeld, om na 15.d5 met 15… f5 voort te zetten; in dat geval hebben beide partijen kansen.
15.exf6 Pxf6 16.Pg5! Nu is goede raad onbetaalbaar geworden.
16…Te8 Gedwongen, daar weer beslissend 17.Lxh7 (Pxh7 18.Dxe6 Kh8 19.Dh3) dreigde.
17.Pxe6 Dd7 18.d5 Dxa4 Vermoedelijk een rekenfoutje, maar het zwarte spel is al te moeilijk.
19.Lb2 Dd7 Nu blijkt, dat 19…Db3 faalt op 20.Ta3
20.O-O Lxc4 Zwart heeft geen goede zetten meer en probeert het met een wanhoopsoffer.
21.Lxc4 Pxc4 Men lette er op, dat de zwarte figuren op de a-lijn in een soort levenslange penning waren geraakt.
22.Dxc4 b5 23.Da2 Zwart geeft het op.
1-0
Een zeer hardwerkende Bisguier versloeg een heel vermoeide Bouwmeester. Boven een foto van hen beiden. We willen ons niet nogmaals kwaad maken op ons onbekende autoriteiten, die de Nederlander geen gelegenheid vermogen te bieden als schaker een strijd te strijden, maar verplichten, als een zakenman, van agendapunt tot agendapunt over te schakelen. Dat kàn niet, en als het al kan, dan màg het niet. Maar het gebeurt; er gebeurt veel dat niet mag.
Bisguier speelt een toernooi en hij speelt het goed, daarmee is alles gezegd. En Hans Bouwmeester bracht het nog op, na deze klap, de Nederlandse televisie-kijkers iets te vertellen over die grote tien in Utrecht, die zo alles geven wat ze hebben.
Arthur Bisguier – Hans Bouwmeester
PAM-toernooi, december 1961, ronde 8
[Commentaar van Bisguier]
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 d5 4.Pc3 Le7 5.e3 Vrij pretentieloos doch bedoeld om bekende systemen – bijv. de Laskervariant – uit de weg te gaan.
5…O-O 6.b3 Dikwijls door Najdorf gespeeld.
6…c5 7.Ld3 Pc6 8.O-O b6 9.Lb2 Lb7 10.Tc1 Tc8 11.Te1 dxc4 12.bxc4 Pb4 Om deze zet draait in feite de gehele openings-discussie. In soortgelijke positie speelde Darga tegen Keres (wit) … Te8. De nuttige, afwachtende zet is namelijk mogelijk, omdat wit geen “goede zet” heeft; probeert hij bijv. De2, dan volgt ruil op d4 en wit komt vermoedelijk slecht te staan. Naar mijn mening brengt de tekstzet zwart in moeilijkheden.
13.Lf1 Niet 13.Lb1 cxd4 en Txc4.
13…Pe4 14.Db3 Indien 14.a3 Pxc3 en wit staat slecht.
14…Dc7?
Overziet het antwoord en komt daardoor mijns inziens in verliespositie. Veel sterker was 14…cxd4 15.exd4 Pxc3 16.Lxc3 Lxf3 en wit zal 17.gxf3 moeten spelen, wil hij de spanningen handhaven. Maar het spel is dan zeer tweesnijdend.
15.Pb5! Db8 16.dxc5 bxc5 17.Le5 Pd2 Nog een spitse verdediging, die echter niet toereikend behoefde te zijn.
18.Db2 Pxf3+ 19.gxf3 Lf6 20.Lxf6 gxf6 21.Dxf6 Tc6 22.Ted1 a6 23.a3 Niet 23.Pd6, wegens 23.Pd6 Txd6 24.Dg5+ Kh8 25.De5+ f6 26.Dxd6 Tg8+ met onprettige consequenties voor wit. Maar desondanks is de tekstzet niet het best. Veel sterker was 23.Pd4 met een vermoedelijk winnende aanvalsmogelijkheid.
23…axb5 Zwart had nu namelijk met 23… Pd5 nog hardnekkige tegenstand kunnen organiseren.
24.cxb5 Td6 25.Tc4 Thans is verdere tegenstand nutteloos.
25…Tfd8 26.Tg4+ Kf8 27.Tg7 Zwart geeft het op, nadat hij f7 dekt vervolgt wit met Txh7-h8 mat.
1-0
Perez die een beetje niet-deelneemt aan deze 10-daagse – en dat op verklaarbare gronden – kon boven zijn tegenwind uitkomen en zijn gevoel vorm geven. Van de Pol verloor, omdat de overzijde sterker was. Na, und?
Meester Langeweg – de FIDE sta ons toe, dat we een wetsontwerp kracht van uitvoering toewijzen – versloeg Van Geet, beiden boven in beeld. Een tikkeltje verwijt komt de laatste toe; waarom wijkt hij af van zijn eigen weten? Dat is werkelijk niet gering. Waarom hoopt hij op de verwarring, op de chaos, in plaats van op ordening van (eigen) krachten. Langeweg deed dit wel en veegde een nevel van bijverschijnselen weg. De blootlegging was vrij onbarmhartig.
Tenslotte, al dit veelzijdige gebeuren ten spijt, een prognose is koffiedik kijken gebleven; de slotronde impliceert namelijk de beslissende partijen.
De partijen
A. O’Kelly – A. Matanovic: zie hierboven.
A. Bisguier – H. Bouwmeester: zie hierboven.
K. Robatsch – J.H. Donner: zie hierboven.
F. Perez – J. van de Pol
1.e4 c5 2.Pf3 Pc6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 e6 5.Pc3 Dc7 6.Le3 a6 7.a3 d6 8.f4 Le7 9.Df3 Lf6 10.O-O-O Pxd4 11.Lxd4 Ld7 12.e5 dxe5 13.fxe5 Lg5+ 14.Kb1 Lc6 15.Dg3 Lh6 16.Lc5 b5 17.Ld3 f5 18.Le2 Pe7 19.Td6 Kf7 20.Lh5+ g6 21.Dh4 Lg7 22.Thd1 Lxe5 23.Td7 Lf6 24.Dxf6+ Kxf6 25.Lxe7+ Kf7 26.Txc7 Thc8 27.Txc6 Txc6 28.Lf3 1 – 0
K. Langeweg – D. van Geet
1.Pf3 d5 2.g3 g6 3.Lg2 Lg7 4.d4 b6 5.c4 Pf6 6.cxd5 Lb7 7.O-O Pxd5 8.Te1 Pf6 9.Pc3 Pe4 10.Dc2 Pxc3 11.bxc3 c5 12.Lf4 Pd7 13.e4 cxd4 14.cxd4 Tc8 15.Db3 O-O 16.Tad1 a6 17.a4 Lc6 18.Lf1 Pf6 19.d5 Lb7 20.Pd2 Pd7 21.Pc4 La8 22.Lh3 Pc5 23.Da2 f5 24.exf5 gxf5 25.Pe3 De8 26.Pxf5 Lf6 27.Pxe7+ Lxe7 28.d6+ Kh8 29.Txe7 Dg6 30.Le5+ Tf6 31.Lxc8 1 – 0