PAM 1961

Ronde 5

De scharnier-ronde

Eduard Spanjaard

De vijfde ronde van het PAM-schaaktoernooi, welke gisteravond in de SHV-kantine werd gespeeld, kenmerkte zich door de maximumsnelheid waarmee enige partijen tot een einde werd gebracht.

De 5e ronde is in elk toernooi van tien een “een scharnier-ronde”, om het oneerbiedig te formuleren. De groten hebben dan alle katten uit alle bomen gekeken, positie gekozen als sprinters en besloten “hoe het verder zal moeten gaan”. Dat kost vele kleineren den kop, hoezeer zij zich ook verdedigen; het maakt een toekomstig grootmeesterduel tot een “zachtkens gaan de paardevoetjes” of een gevecht op leven en dood.

Wat dat betreft heeft speciaal onze meester Bouwmeester harde vooruitzichten. Overigens behoort Bouwmeester niet tot de kleineren – integendeel – doch hij is in de komende clinches met de groten wel in het nadeel. Men vergeve ons dat we hierop in een schaakbulletin ingaan, maar het chauvinistische hart klopt nu eenmaal af en toe en daarom moet ons van dit hart: waarom heeft Bouwmeester, in zijn eigen stad spelende, een handicap van dagelijks 4 tot 7 arbeidsuren?

Men kan in een schaaktoernooi aan buitenlandse beroepsgrootmeesters geen voorsprong in conditie geven het is zonder dat werkelijk al hard genoeg. We zien zo graag, dat onze vaderlandse schaakkunstenaars tot toppresteren komen natuurlijk, maar de minste hulp die hiertoe dient te worden geboden is toch wel: gelijke monniken, gelijke kappen. Hiervan is thans zacht geformuleerd, niet geheel sprake.

Ondertussen wipt de Spanjaard Perez met zenuwachtige voetbewegingen zijn pantoffel aan en uit. Langeweg punnikt intens aan het uiterste puntje van zijn neus. Allen steunen het gelaat op zeer uiteenlopende wijze met de handen. Sommige trekken hun jasje erbij uit, alsof ze op het punt staan bij een ongunstig verloop van de “denkstrijd” de partij met geweld van armen en benen voort te zetten. Van Geet, de jonge Nederlander, die zich van niemand iets schijnt aan te trekken, blijkens zijn goede resultaten speciaal tegen grootmeesters, is er weer eens echt voor gaan zitten. Zijn tegenstander, grootmeester Matanovic, wrijft aandachtig zijn wang. Het valt niet mee tegen deze koppige Hollander, het is hem aan te zien. Zijn scherp maar toch vriendelijk gelaat staat peinzend.

pamgeetmatanovic

Links van Geet, rechts Matanovic.

Een schare mensen kijkt toe. Stilte in de zaal: zelfs de kleine jongetjes, die met pa meemochten, zijn onder de indruk van de prestaties en toetsen de grootmeesterzetten aan hun eigen, kleine ervaringen met “Oom Jan leert zijn neefje schaken”. Ze dromen van top-schaak; later als ze groot zijn.

Eigenaardige toestand als één zo’n partij afgelopen is, door de capitulatie van een moegestreden schaker of de vreedzame verdeling van het punt, waarbij beide combattanten blij zijn, beducht als ze zijn voor elkaars reputatie. Ineens gaat dan een geroezemoes op, dat als een steen in de stilte ploft en prompt wordt afgestraft met een vermanend “Sssst…”

Uitslagen 5e ronde

Robatsch – Perez 1 – 0
Bisguier – O’Kelly ½ – ½
Bouwmeester – Langeweg ½ – ½
Donner – van de Pol 1 – 0
Matanovic – van Geet afg.

Stand na 5 ronden

1/2. O’Kelly en Robatsch 3 ½
3/5. Bisguier, Bouwmeester en Donner 3
6. Matanovic 2 ½ en 1 afg.
7. Langeweg 2 ½
8. Van Geet 2 en 1 afg.
9/10 Perez en vd Pol ½

Partijverslagen

Het ware jegens Langeweg onrechtvaardig te betogen dat het duel uit de 5e ronde met Bouwmeester remise werd, omdat de laatste vermoeid was; zo simpel is het “hoe en waarom van een schaakstrijd” nu ook weer niet.

pambouwlangMaar het voortdurende overwicht dat Bouwmeester ter tafel bracht – met de complimenten aan Langeweg voor diens non-stop vindingrijkheid – had misschien beslissend kunnen zijn indien, in de linkerdiagram, het gespeelde 30.e4 door 30.f4 zou zijn vervangen. Zo’n subtiele finesse is nu net doorslaggevend in een duel; drie of vier van dergelijke fijnheden betekenen een verschil in drie plaatsen in de eindrangschikking. Op dit moment wreekte zich echter, dat onze stadgenoot er al te zeer op uit is zijn krachten te sparen in verband met de omstandigheid dat hij overdag voor de klas staat. Hij speelde in sneltreinvaart verder en zag daarbij over het hoofd, dat Langeweg met 30… g7-g5 verdere vereenvoudiging kon bewerkstelligen, en na 31.f2-f4 g5xf4 32.g3xf4 La5-d2 weer een actieve loper kreeg. Remise na 43 zetten binnen drie uur! Voor het vinden van alle diepverborgen schatten is een totaal aan kunnen en concentratie nodig; men moge nu de inleiding begrijpen.

pamdonnerDonner (links in beeld) had het tegen Van de Pol niet al te moeilijk, maar dat lag in feite meer aan Van de Pol zelve dan aan Donner. De hardvechtende Utrechtenaar was namelijk door 4… c6 (Puc-systeem van de Rubinsteinvariant van het Nimzo-Indisch) in een alleszins acceptabele stelling gekomen, die hij met 13… Le6 in plaats van 13… Pfg4? had kunnen consolideren. Deze te optimistische aanslag op Donners koningsvleugel kon vrij eenvoudig worden weerlegd, omdat al het benodigde witte materiaal alarm-bereid stond. Toen was het strovuur snel geblust en de waterschade voor zwart dodelijk.

.
.
.
.
.
.
.
.
J.H. Donner – J.H. van de Pol
Pam-toernooi, december 1961, ronde 5
[Commentaar van Jan Hein Donner]In de 5e ronde speelde ik tegen ir. J.H. van de Pol een vrij korte partij, die echter in de openingsfase niet oninteressant was. Een vroegtijdige aanvalszet gaf mij gelegenheid tot een attaque, die winnend was.
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pc3 Lb4 4.e3 c6 Deze vrij onbekende zet is van de Joegoslaaf Puc afkomstig, die er een systeem voor uitwerkte. In deze partij komt Pucs opzet ten dele tot ontwikkeling.
5.Db3 Het is nog geen uitgemaakte zaak wat de doeltreffendste reactie is.
5…La5 6.Ld3 d6 7.Pge2 O-O 8.O-O e5 Goed speelbaar; in enkele partijen, die met het Puc-systeem werden gespeeld, trok zwart eerst de loper naar c7 terug, bracht de dame naar e7 en poogde nog tijd te vinden voor b6 en Lb7. Daarna diende de zet e5 zwart een breed spel te geven.
9.Dc2 Pbd7 10.b3 d5 Enigszins verrassend, doch zeker niet slecht. Uiteraard kon zwart ook zijn ontwikkeling voortzetten.
11.cxd5 cxd5 12.dxe5 Pxe5 13.Lb2
pamdonnpol13…Pfg4?
Dit is mijns inziens te veel gevraagd; rustig 13… Le6 geeft zwart een zeer redelijk spel.
14.h3 Lc7 De moeilijkheid voor zwart was, dat 14… Pf6 tot een zeer slechte stelling leidt, bijv. 14…Pf6 15.Tfd1 en reeds dreigt 16.Pxd5.
15.Lxh7+ Wit kon hier ook l5.hxg4 spelen, daar hij na 15.hxg4 Dh4 16.f4 weinig te vrezen heeft.
15…Kh8 16.Lf5 Dh4 17.Pf4 Pf3+ Na het voorafgaande heeft zwart geen gelegenheid meer tot herstel. Elke afwikkeling laat wit winnend voordeel.
18.gxf3 Lxf4 19.fxg4 Lxf5 20.Dxf5 Zwart geeft het op.

1-0

Matanovic wil het toernooi winnen. Dat moge vanzelfsprekend klinken, een grootmeester zal tot het “alles er uithalen” pas overgaan als het Fingerspitzengefühl het signaal ‘los’ heeft gegeven. Dat bespeurden we bij de Joegoslavische grootmeester reeds in diens duel met Perez; gisteren, toen Van Geet de zware strijd streed, was het eveneens voelbaar. De Utrechtenaar had de 5… Lc5-variant van het Spaans gekozen, een verplichtende, doch tot vechten mogelijkheden biedende speelwijze. Na een vrij vroege dameruil werd het een moeilijk middenspel, met het woord aan wit – overigens normaal – doch zeker kansen voor zwart. Aanvankelijk leek ‘t dat Van Geet spoedig het begeerde resultaat van remise zou bereiken, want er was een volkomen gelijke en vereenvoudigde positie. Er waren stemmen in de zaal die het de joegoslaaf enigszins kwalijk namen dat hij zo een duidelijke remisestelling nog dóórspeelde, onzes inziens ten onrechte, want waarom zou men niet tot de laatste pion mogen trachten, een verschil in speelsterkte te realiseren?

pammatageetAl spoedig bleek dat ook in simpele situaties een grootmeester nu eenmaal nèt iets meer kan dan een sterke hoofdklassespeler. Door een eigenlijk doodeenvoudige “petite combinaison” won de witspeler een pion, dank zij een bévue van zijn partner. Een eenvoudige rekenfout (20… Lc7xg3 in de linkerdiagram) gaf Matanovic het uitgangspunt tot de beslissende sprong naar de macht; natuurlijk miste de grootmeester de plank niet (21.c4xd5 Lg3-b8 22.d5xc6) en toen was het eigenlijk voorbij. De Utrechtse kampioen verspeelde een tweede pion en streed sindsdien voor een verloren zaak. Men moge bij het demonstratiebord nog speculeren en hopen, aan de tafel van een grootmeester is de techniek een fase, een episode, die met dezelfde regelmaat tot een einde komt als zonsopgang – zonsondergang.Op een gegeven moment had grootmeester Matanovic een gunstige positie opgebouwd: toren en loper + pionnen vice-versa. Op ‘n gegeven moment pakte hij zijn toren om op c2 neer te zetten en indie zet-beweging flitste een mogelijke torenruil door zijn hoofd. Hij zhield zijn toren dan ook vast, dacht na met zijn hand aan het stuk en … nam zijn toren van het bord. Met zijn toren in de vuist in plaats van op het bord. Met zijn toren in de vuist in plaats van op het bord begon hij nog eens de stelling te overdenken. Grootmeester Robatsch kwam kijken en viel toen van de ene verbazin in de andere. Hij zag dat Van geet een toren méér had … tot op het moment dat Matanovic besloot tóch Tc2 te spelen. Er verscheen ‘n vuist boven het bord, die … een toren deed neerdalen op c2. toen hij gezet had, keek hij op en lachte verlegen tegen zijn tegenstander, alsof hij zich wilde verontschuldigen.

Toen de partij werd afgebroken, gingen de straatlantaarns bijna op; dat Van Geet niet capituleerde, doet aan dit feit niets af. Later werd de partij zonder verder spelen door hem opgegeven.

Bisguier – O’Kelly was het eerste grootmeesterlijke treffen nu de kritieke fase is ingegaan. Was er reden voor een gewaagde poging? Onzes inziens nog niet. Want na de opening, een Tarrasch-verdediging, ontstond een geheel gelijke stelling. Wit had weliswaar de meerderheid op de damevleugel, maar zwart beheerste het centrum. Wat dit betreft, was de opening al opmerkelijk genoeg, doch wit kon na 19.Pe4 geen aanknopingspunten bij vrouwe Logica meer vinden, die een verdergaan rechtvaardigden; zwart vermoedelijk evenmin. Aldus keken zij elkander na wit’s 22ste zet eens aan en was de puntendeling een feit. Blijkbaar riskeerde geen van beide grootmeesters zich op onoverzichtelijke complicaties in te laten.

In de oorlogsjaren had Robatsch praktisch niets te doen op zijn onderduikadres. Uit verveling ging de jeugdige Karl oude kranten doorbladeren. Daarbij werd hij getroffen door de schaakrubrieken. Hij bestudeerde ze ijverig en dat miste zijn uitwerking niet. Robatsch – Perez was zo’n ontmoeting, die men in leerboeken aantreft, met name onder het hoofdje “ketenstrijd”. Robatsch – Perez speelden eigenlijk de meest ondoorgrondelijke en moeilijkste partij. In een Konings-Indiër met 5.f3; sloot wit met d5 het centrum af, om vervolgens met Tb1 en b4 de voorpost c5 te attaqueren; vastzetten van het centrum, loopgravenoorlog, ondermijningspoging van zwart met f7-f5, méér ruimte voor wit. De ervaring van twee decennia leert, dat de snelste in dit geval vrijwel altijd wint. Robatsch bezette de enige open lijn en drong met zijn toren het zwarte spel binnen. Vervolgens “switchte” hij zijn lopers naar de damevleugel en toen was het met de Spaanse kampioen gedaan.

pamrobapereIn de linkerdiagram speelde Perez 17… f5-f4, de beslissende positionele fout. Zwart komt met zijn koningsaanval veel te laat. Robatsch opende de b-lijn, ruilde met Tb1xb8 een stel torens, drong binnen met dame en toren op de b-lijn en ruilde dames af. Het zwarte lichtvoetige materiaal bevond zich vervolgens op de verkeerde bordhelft, hetgeen Robatsch snel tot het slotaccoord deed komen. Vermeldenswaard is zeker, dat hij hiertoe het vrij passief schijnende loperpaar zeer efficient inzette; op de 35e zet deed de Spanjaard het licht uit.

De partijen

J.H. Donner – J. van de Pol: zie hierboven.

A. Bisguier – A. O’Kelly
1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pf3 d5 4.Pc3 c5 5.e3 Pc6 6.a3 cxd4 7.Pxd4 e5 8.Pxc6 bxc6 9.cxd5 cxd5 10.Lb5+ Ld7 11.Lxd7+ Dxd7 12.O-O Le7 13.Df3 Td8 14.Td1 De6 15.b4 O-O 16.Lb2 Td7 17.Td2 Tfd8 18.Tad1 Lf8 19.Pe2 Pe4 20.Tc2 f6 21.Pg3 Pxg3 22.hxg3 ½ – ½

H. Bouwmeester – K. Langeweg
1.Pf3 Pf6 2.g3 g6 3.c4 Lg7 4.Lg2 O-O 5.O-O d6 6.Pc3 c5 7.d4 Pc6 8.dxc5 dxc5 9.Le3 Da5 10.Pd5 e6 11.Ld2 Dd8 12.Pxf6+ Dxf6 13.Lc3 e5 14.e3 De7 15.Pd2 Ld7 16.Pe4 Le6 17.Dd6 Lxc4 18.Tfd1 Tad8 19.Dxe7 Pxe7 20.Pxc5 b6 21.Pd7 Tfe8 22.Pxe5 Txd1+ 23.Txd1 Lxa2 24.Ta1 Pd5 25.Txa2 Pxc3 26.bxc3 Lxe5 27.Txa7 Lxc3 28.Ld5 Tf8 29.Tb7 La5 30.e4 g5 31.f4 gxf4 32.gxf4 Ld2 33.f5 Le3+ 34.Kg2 Ld4 35.Kf3 Kg7 36.Kf4 Kf6 37.h3 h6 38.Td7 Le5+ 39.Kf3 b5 40.Tb7 b4 41.Txb4 Tc8 42.Tb7 Kg7 43.Kg4 ½ – ½

A. Matanovic – D. Van Geet
1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 a6 4.La4 Pf6 5.O-O Lc5 6.c3 O-O 7.d4 Lb6 8.dxe5 Pxe4 9.Dd5 Pc5 10.Lc2 Pe7 11.Dc4 d5 12.exd6 Dxd6 13.Lf4 Dd5 14.Pbd2 Le6 15.Dxd5 Pxd5 16.Lg3 Tad8 17.Pd4 c6 18.P2f3 Lc8 19.Tfe1 Lc7 20.c4 Lxg3 21.cxd5 Lb8 22.dxc6 Td6 23.b4 Pe6 24.Pf5 Tdd8 25.Pe7+ Kh8 26.Lb3 Pf4 27.Pxc8 Txc8 28.cxb7 Tc7 29.Pe5 g6 30.g3 Pe6 31.Pxf7+ Tcxf7 32.Txe6 Txb7 33.Txa6 Le5 34.Td1 Txb4 35.f4 Lc3 36.Kg2 Te4 37.Td7 Ld4 38.Te6 Txe6 39.Lxe6 Lc5 40.Tc7 Lb6 41.Tc6 Ld4 42.a4 Tb8 43.Tc2 Kg7 44.a5 Kf6 45.Lc4 Tb4 46.a6 Ta4 47.Lb5 Ta5 48.Le2 Ta3 49.Tc4 Le3 50.Tc7 h6 51.Tc6+ Kg7 52.Ld1 Ta2+ 53.Lc2 g5 54.Kf3 Lg1 55.f5 Ta3+ 1 – 0

K. Robatsch – F. Perez
1.d4 Pf6 2.c4 g6 3.Pc3 Lg7 4.e4 d6 5.f3 O-O 6.Le3 Pc6 7.Pge2 a6 8.Dd2 Te8 9.Tc1 Tb8 10.Pd1 e5 11.d5 Pe7 12.Pec3 c5 13.a3 Ph5 14.b4 b6 15.Pf2 f5 16.Pd3 Tf8 17.Le2 f4 18.Lf2 Lh6 19.Tb1 Ld7 20.O-O g5 21.bxc5 bxc5 22.Txb8 Dxb8 23.Tb1 Da7 24.Db2 Lc8 25.Db6 Dxb6 26.Txb6 Tf6 27.Pa4 Kf7 28.Tb8 Ke8 29.Pb6 Kd8 30.Pxc8 Pxc8 31.Tb7 Tg6 32.Le1 Tg7 33.La5+ Ke8 34.Tb8 Kd7 35.Ld1 1 – 0